\De uitbreiding van de Engelsche luchtmacht - Troepen in 't hotel
De Roman van Maxime
76»te Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
TROEPEN IN 'T HOTEL. In het Hotel de 1'Europe te Utrecht, dat afgebroken wordt, hielden de Genietroepen
oefeningen. Het Vreeburg wordt onder schot genomen.
DE FEESTELIJKE ONTVANGST VAN HET DEEN-
SOHE KONINGSPAAR te Stockholm. De gouden
koningssloep „Vasaorden1', waarmee de Zweedsche
vorstelijke personen het Deensche koningspaar van
het jacht „Danebrog" afhaalden.
ENGELAND BREIDT ZIJN LUCHTMACHT UIT. De eerste recruten melden zich aan voor de
uitbreiding van 'de Royal Air Force. De inschrijving
in Victory House te Lon'den.
TE AMSTERDAM is 'de eerste der vijf nieuwe
sleepbooten, welke voor Rusland bestemd zijn, te
water gelaten. Het schip glijdt te water.
TE PARIJS IS EEN TENTOONSTELLING GEORGA
NISEERD van fruit uit F rank rijk'en zijn koloniën.
Een aardig groepje op deze show.
n door OCTAVE FEUILLET.
1 Wt het Fransch door H. A. C. Snethlage.
®e onder-prefect, die ook een zeer aan-
jjjjam mensch Is, of, die tenminste se-
lt. u a' ^et wat op hetzelfde
li!'met het oog op zijn zelfvol-
zei toen, op een sierlijke manier,
IfcSl met zÜn mollige hand zijn
|™™ge bakkebaarden speelde, dat er
lom® mooie oogen ln het kasteel waren,
IJS Mysteries verklaarbaar te maken, dat
I er den rentmeester sterk van verdacht
|lj°. Pretendent te zijn, dat overigens de
I wettige vader van de Dwaasheid
I tién?n <'e natuorlijke Intendent der Gra-
l»li Vervolgens veranderde hij plot-
Ivh 6 van toon en voeBhe er bij: „Intus-
ISnl mevrouw, als u ook maar ln het
l«t 0nKerust bent over dezen persoon,
IhrL li. hem dadelijk, morgen, door den
1 jj™ler van politie laten verhooren".
I (ï?t0,IW Laroque verzette zich tegen
I n buitensporigen galanten ijver, en
I »a!iSï!Pre'c KtnS. over mij, niet verder,
Ïï!31 bleef er erg geprikkeld door, niet
I J2In5ver deh onder-prefect, die mij in-
I 2™deel zeer vermaakte, maar tegenover
125°"»' Laroque, die. terwijl zij mijn
I r/ÏÏ"1* kwaliteiten overdreven be-
I L,?ee'de, mij niet voldoende doordrongen
I i Van mijn officieele verdiensten.
JjJ* toeval wilde, dat ik juist den dag
Sade pacht van een aanzienlijke
"*™erlj had te vernieuwen. Deze aange
legenheid had ik te vereffenen met een
zeer sluwen boer, dien het mij echter
gelukte te overduvelen door enkele juri
dische termen, welke ik, op handige ma
nier, combineerde met een verstandige
diplomatie. Toen onze overeenkomst klaar
gekomen was, legde de goede man rustig
drie rolletjes goudstukken op mijn bureau
neer. Hoewel de beteekenis van deze stor
ting, die niet verschuldigd was, mij ten
eenenmale ontging, wachtte Ik mij er wel
voor een onvoorzichtige verbazing te too-
nen, maar, terwijl ik de rolletjes los
maakte, kwam ik, door enkele indirecte
vragen er achter, dat deze som het hand
geld was, met een anderen term de fooi,
welke de boeren, naar het schijnt, gewoon
zijn aan den eigenaar te geven, bij elke
vernieuwing van de pacht. Ik had er
heelemaal niet aan gedacht dit handgeld
te vragen, daar ik er ln het geheel geen
melding van gemaakt had gevonden in de
vorige pachtcontracten, welke door mijn
knappen voorganger waren opgesteld, en
die mij voor model dienden. In ieder ge
val trok ik voor het oogenblik geen con
clusie uit dit geval, maar, toen ik me
vrouw Laroque deze prettige gift kwam
overhandigen, was ik verwonderd over
haar verbazing.
„Wat beteekent dat?" zei ze.
Ik legde haar den aard van deze gift
hit. Zij liet het mij nog eens herhalen.
„Is dat de gewoonte?" vroeg zij.
„Ja, mevrouw, bij eiken keer, dat men
opnieuw de pacht aangaat".
„Maar 1* de laatste dertig jaren zijn.
voor zoover lk weet, meer dan tien pach
ten vernieuwd.Hoe komt het, dat wij
nooit over zooiets hebben hooren praten?"
„Dat zou ik u niet kunnen zeggen,
mevrouw".
Mevrouw Laroque zonk weg in een af
grond van overpeinzingen, waarin zij mis
schien de eerbiedwaardige schaduw van
vader Hivart ontmoette, en daarna trok ze
even met haar schouders, richtte haar
blik op mij, dan op de goudstukken, dan
weer op mij en scheen te aarzelen. Ten
slotte wierp zij zich achterover in haar
stoel, zuchtte diep en zei tegen mij, met
een eenvoud, waarvoor ik haar dankbaar
was: ,,'t Is goed, mijneer, ik dank u".
Deze trek van doodgewone eerlijkheid,
waarover zij mij, volgens de regels van
den goeden smaak, geen complimenten
had gemaakt, bracht er echter mevrouw
Laroque toe een groote gedachte te krij
gen over de bekwaamheid en deugden van
haar rentmeester. Ik kon er enkele dagen
later over oordeelen. Haar doclfter las
haar het verhaal voor over een reis naar
de Pool, waarin gesproken werd over een
buitengewonen vogel die niet vliegt.
„Kijk, zei ze, „die is net ais mijn rent
meester 1
Ik hoop sterk, dat ik, sinds dien tijd,
door de ernstige zorg, waarmede ik mij
bezig houd met i de taak, welke ik aan
vaard heb, eenige aanspraak verworven
heb op een beoordeeling, welke minder
negatief van aard is. Mijnheer Laubépin
heeft mij, toen ik onlangs naar Parijs ge
gaan ben, om mijn zuster op te zoeken,
met groote gevoeligheid bedankt voor de
eer, die ik hem aandeed, met het oog op
de bemoeiingen, welke hij voor mij had
gedaan.
„Moed houden! Maxime", zei hij tegen
mij, „we zullen een bruidschat voor Hélêne
krijgen. Het arme kind zal, om zoo te zeg
gen, niets gemerkt hebben. En wat u be
treft. mijn vriend, heb toch geen tobbe
rijen Geloof mij, dat. wat het meest op
geluk lijkt, in dze wereld, jij hebt het in
je en, de hemel zij gedankt, ik zie, dat je
het altijd zult hebben: de gewetensvrede
en de mannelijke zuiverheid van ziel, die
geheel in haar plicht opgaat".
De oude man heeft zonder twijfel gelijk.
Ik ben kalm en toch voel ik mij niet ge
lukkig. In mijn ziel, die nog niet rijp is
voor de verheven genietingen van het
offer, zijn opwellingen van de jeugd en
van wanhoop. Mijn leven, dat geheel en al
gewijd is. toegewijd aan een ander leven,
dat zwakker en kostbaarder is, behoort
mij niet meer toe: het heeft geen toe
komst, het is een klooster, dat altijd ge
sloten blijft. Mijn hart behoeft alleen
maar te kloppen, mijn hoofd behoeft al
leen maar te denken, voor het belang van
een ander. Mocht Hélène tenslotte maar
gelukkig zijn! De jaren komen reeds nader
voor mij: dat ze spoedig mogen komen! Ik
smeek er om; hun ijzige koude zal mijn
moed te hulp komen.
Ik zou mij overigens niet kunnen bekla
gen over een situatie, welke, alles bij
elkaar, mijn pijnlijkste vermoedens heeft
beschaamd gemaakt en welke zelfs mijn
hoogste verwachtingen overtreft. Mijn
werk, mijn talrijke tochten in den om
trek, mijn lust naar eenzaamheid, houden
mij dikwijls ver van het kasteel, waarvan
ik de luidruchtige réunies vooral ont
vlucht. Misschien dank ik voor een groot
deel aan mijn zeldzaam komen de vriend
schappelijke ontvangst, welke ik er vind.
Mevrouw Laroque in het bijzonder be
tuigt mij een ware toegenegenheid. Zij
neemt mij in het vertrouwen, met het oog
op haar vreemde en zeer ernstige dwaze
zucht naar armoede, haar neiging tot en
afkeer van poëzie, die met haar veelvul
dige voorzorgen van kouwelijke Creool-
sche, alle met elkaar een grappig con
trast vormen. Nu eens benijdt zij de land-
loopers, die, met een troep kinderen, een
armzalig karretje langs den weg trekken,
en die hun maaltijden koken onder een
heg; dan weer zijn het liefdezusters en
dan de marketensters, wier heldhaftig
werk zij zou willen doen. Tenslotte houdt
zij niet op wijlen mijnheer Laroque Jr.
zijn bewonderenswaardige gezondheid te
verwijten, welke zijn vrouw nooit in de
gelegenheid gesteld heeft haar kwaliteiten
van verpleegster te ontplooien, waarvan
zij voelt, dat haar hart boordevol is. Even
wel heeft zij dezer dagen de gedachte ge
kregen aan haar stoel een soort van nis
in den vorm van een schilderhuisje te
laten maken, om zich te beschermen tegen
den tocht. Gistermorgen vond ik haar
triomfantelijk in deze kiosk geïnstalleerd,
waar zij, nogal kalm, het martelaarschap
afwacht.
Ik heb nauwelijks minder lof voor de
andere bewoners van het kasteel. Juffrouw
Marguérite. die altijd als een Nubische
sfinx in de een of andere onbekende
droom is verzonken, heeft echter de ge
woonte om met een voorkomende goedheid
voor mij mijn geliefkoosde melodieën te
spelen. Zij heeft een bewonderenswaardige
altstem, waarvan zij, met volmaakte
kunst, gebruik maakt, maar tegelijkertijd
met een onverschilligheid en koelheid, die
men werkelijk berekenend zou moeten
noemen. Het overkomt haar werkelijk wel,
dat zij, in verstrooiing hartstochtelijke
klanken van haar lippen laat ontsnap
pen, maar dadelijk daarop schijnt zij er
vernederd en beschaamd over, dat zij
haai' aard of haar rol vergeet, en dan
haast zij zich zich terug te trekken binnen
de grenzen van een ijzige correctheid.
De woordspeling gaat in een vertaling
verloren. „Voler" is: vliegen, en stelen.
(Wordt vervolgd).