Ontmoeting Laval-Göring - Belgische Koningspaar in Stockholm
De Roman van Maxime
FEUILLETON.
176'te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
door OCTAVE FEUILLET.
®it het Fransch door H. A. C. Snethlage.
13)
De taecht met de grijze haren, die mij
.I ]n komst had ontvangen, en die
heet, wachtte mij in de vestibule op,
te zeggen, uit naam van mevrouw
iam°?Ue' dat ik geen tijd meer had mijn
"raers op te zoeken voor het diner, en
w.,Jj S°ed was, zooals ik gekleed was. Op
s.n °°Senblik, dat ik den salon bin-
B'nK. kwamen een twintigtal men-
- n er dit, met de gewone plichtplegin-
w. om 2>ch naar de eetzaal te begeven.
JF®™ eerste keer in mijn veranderde
Kundigheden, dat ik mij in een mon-
^Weelschap bevond. Tot kort geleden
jaan de fijne onderscheidingen,
Heen t CUcluette der salons in het alge
fort,Vi toestaat aan de geboorte en aan het
h™«. onderging ik, niet zonder bitter
heid ootste bewijzen van onachtzaam-
en,nunachtlng, waartoe mijn nieuwe
Wtfl™mgheden mij onherroepelijk ver-
'ik zooveel mogelijk de opstan-
SitL uan een verkeerden trots onder
bouwirt00*1 ik m«n arm aan een ion8e
fomS' n van gestalte, maar goed ge-
HW en, Stacieus, die van al de gasten
M achter bleef, en die, naar ik ver
ss,1, "te, juffrouw Hélouin, de onder-
ttH was. Mijn plaats aan tafel werd
ben rtH®ewezen "aast de hare. Terwijl
Hiériti ging' verscheen juffrouw Mar-
als Antigone, haar grootvader, die
langzaam en sleepend liep, leidende. Zij
kwam rechts van mij zitten, en zij had
een eigen, kalme majesteit, en de machtige
Newfoundlander, die schijnt aangesteld te
zijn tot bewaker van deze prinses, ver
zuimde niet zich als schildwacht achter
haar stoel op te stellen. Ik meende ter
stond mijn buurvrouw mijn spijt te moe
ten betuigen, omdat ik zoo onhandig ge
weest was herinneringen te hebben opge
wekt, welke op verkeerde wijze den geest
van haar grootvader onrustig hadden ge
maakt.
„Ik moet excuses maken, mijnheer",
antwoordde zij, „ik had u moeten waar
schuwen. dat men in het bijzijn van mijn
grootvader nooit over de Engelschen moet
spreken.... Kende u Bretagne al, mijn
heer?"
Ik antwoordde, dat ik het tot nog toe
niet kende, maar dat ik erg gelukkig was
het nu te leeren kermen, en. om te bewij
zen, dat ik het waard was. heb ik op
lyrische wijze over de schilderachtige
schoonheden gesproken, die mij op de reis
hadden getroffen. Op het oogenblik, dat
ik meende, dat deze handige vleierij mij
in de hoogste mate de vriendelijke waar
deering der jeugdige BretonsChe zou ver
schaffen, zag ik, met verwondering, hoe
teekenen van ongeduld en ergernis op
haar gelaat zichtbaar werden. Ik was
beslist onvoorspoedig tegenover dit jonge
meisje.
„Komaan, mijnheer! ik zie", zei ze met
een eigenaardige ironische uitdrukking,
„dat u houdt van wat mooi is, van wat
tot de verbeelding en tot de ziel spreekt,
van de natuur, van het groen, van de hel,
van steenen, en van de schoone kunsten,
li zult prachtig harmonieeren met juf
frouw Hélouin, die eveneens voor deze
dingen in aanbidding is, maar waarvan ik,
wat mij betreft, niet houd".
„Maar waar houdt u dan is 's hemels
naam van, juffrouw?"
Bij deze vraag, die ik- op een beminne-
lijken en vroolijken toon deed, draaide
juffrouw Marguérite zich heftig naar mij
om, wierp mij een trotschen blik toe en
antwoordde droogjes: „ik houd van mijn
hond. Kom hier, Merwijn!"
Daarop stak zij hartelijk haar hand in
den dikken pels van den Newfoundlan
der, die op zijn achterpooten overeind
stond en zijn geweldigen kop al tusschen
mijn bord en dat van juffrouw Marguérite
had gestoken.
Ik kon niet nalaten met nieuwe belang
stelling het gelaat van deze eigenaardige
persoonlijkheid gade te slaan, en er de
uiterlijke teekenen van een innerlijke
dorheid op te zoeken, waarmede zij voor
den dag scheen gekomen te zijn. Juffrouw
Laroque, die mij eerst bijzonder lang had
geleken, dankt dezen schijn aan het breede
en volmaakt harmonische van haar
schoonheid. In werkelijkheid is zij van ge
wone lengte. Haar gelaat, dat ietwat rond,
ovaal is, en haar hals. dien zij voortreffe
lijk en trotsch houdt, hebben een zwakken
tint van dof goud. Haar haren, welke
zwaar op haar voorhoofd liggen, geven bij
elke beweging van haar hoofd een blauw-
achtigen glans; haar neusgaten, welke
dun en fijn zijn, schijnen gecopieerd, naar
het model van een romeinsche Madonna,
en van levend paarlemoer gebeeldhouwd.
Onder de breede, diepe en peinzende
oogen, heeft het gouden bruin van haar
wangen een schakeering als door een
soort van nog bruiner stralenkrans, welke
den indruk geeft door de schaduw der
wenkbrauwen gemaakt te zijn of inge
brand door de vurige straling van haar
blik. Ik kan moeilijk de onovertrefbare
lieftalligheid van haar glimlach weer
geven, welke, bij oogenblikken, dit schoone
gelaat komt bezielen en, door ik weet niet
welke bekoorlijke trekking den glans van
haar groote oogen temperen. Zeker zou de
godin der poëzie zelf, de godin van den
droom en van de wereld der betooverin-
gen, zich stoutmoedig kunnen onderwer
pen aan de hulde der stervelingen in de
gedaante van dit kind, dat slechts zijn
hond lief heeft. De natuur bereidt ons
dikwijls, in haar meest-uitgezochte voort
brengselen, deze allerwreedste mystifica
ties.
Voor het overige raakt het mij vrij wei
nig. Ik voel duidelijk genoeg, dat ik be
stemd ben om in de gedachten van juf
frouw Marguérite de rol te vervullen, die
er een neger zou kunnen vervullen, die,
zooals men weet, voor de Creolen, een
voorwerp van geringe verleiding is. Ik van
mijn kant vlei mij met de gedachte, dat
ik even trotsch als juffrouw Marguérite
ben: voor mij zou die liefde, welke mij
bloot zou stellen aan de verdenking, dat ik
intrigueer of de een of andere bijbedoe
ling heb, de meest onbestaanbare zijn.
Overigens meen ik, dat ik mij niet met
een groote moreele kracht heb te wape
nen tegen een gevaar, dat mij niet waar
schijnlijk lijkt, want de schoonheid van
juffrouw Laroque behoort tot die soort,
welke meer een beroep doet op de zuivere
aandacht van den artist dan op gevoelens
van meer menschelijken en teederen aard.
Echter had, bij het noemen van den
naam Merwijn. dien juffrouw Marguérite
aan haar lijfwacht had gegeven, mijn
linker buurvrouw, juffrouw Hélouin, zich
met volle zeilen in den Arthur-cycles ge
worpen, en zij was zoo goed mij in te
lichten, dat Merwijn de authentieke naam
is van den beroemden toovenaar, dien het
volk Merlin noemt. Zij kwam van de rid
ders van den ronden tafel, tot op den tijd
van Caesar, en ik zag vóór mij voorbij- i
gaan in een min of meer langdradige
processie de geheele hiërarchie der
druïden, van de barden en de waarzeg
gers, waarna wij als vanzelf aangeland
zijn bij de menhir en dolmen en galgal en
cromlech
Terwijl ik in de Keltische bosschen
dwaalde, door juffrouw Hélouin op den
voet te volgen, die slechts een beetje ge
zetheid mist, om een zeer draaglijke Kel
tische priesteres te zijn, liet de weduwe
van den effectenmakelaar, die naast ons
zat, klanken hooren, die een voortdurende
monotone klacht waren als van een
blinde: men had vergeten haar een stoof
te geven; men diende haar koude soep:
men dischte haar magere beenen op; zoo
behandelde men haar. Overigens, zij was
er aan gewend, 't Is treurig om arm te
zijn. erg treurig. Zij zou dood willen zijn.
„Ja, dokter" zij richtte zich tot haar
buurman, die naar haar jammerklachten
scheen te luisteren met een ietwat ironi
sche gedwongenheid „ja, dokter, dat is
geen grap: ik zou dood willen zijn. Dat
zou een groote opruiming zijn voor de ge
heele wereld. Denk u toch eens in, dok
ter! wanneer men in mijn positie geweest
is, wanneer men van zilveren borden, met
zijn wapen er op. gegeten heeft.aan
de liefdadigheid te zijn overgegeven, en te
merken, dat men een speelbal van de be
dienden is! Men weet niet, wat ik alle
maal te lijden heb in dit huis, men zal
het nooit weten. Wanneer men zijn trots
heeft, lijdt men, zonder zich te beklagen;
ik zwijg ook, dokter, maar des te meer
denk ik er over".
•1 Groote steenblokken, die voor da
graven hebben gediend.
(Wordt vervolgd),,
MISS FltANCE 19S5 te Parijs ge- 11ET BELGISCHE KONINGSPAAR IN STOCKHOLM in verband met het huwelijk van prinses NADAT ZATERDAG REEDS EEN DEEL VAN' DE SCHEVEN'ING.
Men int vele deelneemsters. De Ingrid met den Deenschen kroonprins. Koning Gustaaf van Zweden bij de ontvangst SCHE VISSCHERSVL 00T ter haringvangst was uitgevaren,
gelukkige winnares is heeft Maandag het nog in de haven vertoevende deel der vloot zee
Mile Titz. van het koningspaar. gekozen Het v6rtrek
van een der loggers.
DE NIEUWE RIJKSAUTOBAAN VAN FRANKFORT NAAR
DARMSTADT is door Hitier offkueel geopend. Hjtler knipt het
lint door.