Lustrum 1935 van het Leidsch Studenten Corps De historische achtergrond 76,le Jaargang ZATERDAG 18 MEI 1935 No. 23053 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN OFFICIEELE KENNISGEVING STADSNIEUWS. Rederijkerskamers en Landjuweelen. Het voornaamste Nieuws van heden. EERVOL ONTSLAG AAN MINISTER MARCHANT. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIES: 30cts7per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons \d gevestigd zijn Voor alle andere advertenties 35 ets. per re^el. Voor zakenadvertentles belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 ets. bU maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens poslrecht. Voor opzending van brieven 10 ets. porto te betalen, - Verplicht bewijsnummer 5 ets. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT Voor Lelden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn: Franco per post f. 235 per 3 maanden f.2 35 per week f. 0.18 per 3 maanden portokosten, (voor binnenland f. 0.80 per 3 mnd.J Dit nummer bestaat uit VIER bladen EERSTE BLAD. VERPLAATSING BUREAU GENEESK. DIENST, CONSULTATIEBUREAU VOOR GEESTESZIEKEN EN BUREAU WONINGSTICHTING. Burgemeester en Wethouders van Lelden krengen ter algemeene kennis, dat het bureau van den Gemeentelijken Genees kundigen- en Gezondheidsdienst, het Con sultatiebureau voor geesteszieken en het bureau van de Gemeentelijke Woning stichting met ingang van 22 Mei a.s. zul len zlln gevestigd In het voormalige schoolgebouw aan de Nieuwe Mare «78 A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. SOCIOLOGIE VAN HET ARBEIDSRECHT. Bijzondere leerstoel te Leiden. Staatsblad No. 238 bevat een Kon. be talt van 8 Mei j.l., waarbij de Stichting K bevordering van de studie van het Vbeidsrecht en de rechts-sociologie in Merland, gevestigd te Amsterdam, wordt mgewezen als bevoegd om bij de facul ty der rechtsgeleerdheid aan de Rljks- versiteit alhier een bijzonderen ieer- 1 te vestigen, opdat door den daar- te benoemen hoogleeraar onderwijs gegeven in de sociologie van het dsrecht. INAUGUREELE ORATIE. Prof. dr. S. E de Jongh, buitengewoon looglceraar in de pharmacologic, zal zijn fflbt aanvaarden met het uitspreken van xn rede in het groot-auditorium op Vrij- fjg 7 Juni te 4 uur. LUSTRUMWEEK 1935. Buurtcommissie Hooge Rijndijk en omgeving. Bovengenoemde Buurtcomm. is met haar plan voor versiering van den Hooge Rijn dijk vanaf de Utrechtsche brug tot Grens- hoek gereed gekomen. Het plan voorziet 1» 'n eenvoudig opgezette en toch smaak- TOlle versiering. Niettegenstaande de grootste zuinigheid h betracht, blijven de toegezegde bijdra- ftn nog beneden de begrooting. Daarom dret de commissie nogmaals een beroep dp hen, die nog niet bijgedragen hebben. CHR. HIST. JONGERENGROEP. De heer D. Hendriks treedt af als voorzitter. De Chr. Hist. Jongerengroep kwam gis teravond in het gebouw Prediker in jaar- '"Sadering bijeen. De voorzitter, de heer D. Hendriks, me moreerde, na de gebruikelijke opening, een een ander van het werk in het «geloopen vereenigingsjaar. Uit de jaarverslagen hebben wij kun- Mn constateeren, dat de groep zeer sober heeft geleefd, wat aan den financieelen «stand ten goede kwam en dat actief ts gewerkt. Daar de heer Hendriks wegens drukke Jerkzaamheden geen gelegenheid meer «ad om als voorzitter der groep op te tre den, stelde hij zijn mandaat ter beschik- Jh?. In zijn plaats werd tot voorzitter Jtr groep gekozen, de heer F. J. Groot Enzerink. die zich deze benoeming liet Jelgevallen. Met een kort woord heeft de "(er Groot Enzerink deze functie aan- vaard. Met den heer Hendriks traden voorts het bestuur de eerste secretaresse, ttei- H. J. den Older, le secretaresse. J. P. ooomissaris. Een en ander had tot ge- *"8, dat het bestuur zich als volgt heeft ^'ijzigd F. J. Groot Enzerink, voorzit- H. J. v. d. Weerthof, tweede voorz., ?ei H. J. der Older, le secretaresse, J. P. vanenburg, tweede secr., A. Jansen, le Jdhh., mej. M. C. Kuivenhoven, 2e penn. J J- Krijger, alg. adjunct. 'ot leden der kascommissie werden be- noemd mejuffrouw Van der Laaken en de he« Knijff. wer<l Dij acclamatie de heer Hen- °"ks herbenoemd tot lid der Prov. com- »ie en benoemd tot afgevaardigden M de Leidsche Chr Jeugdcentrale me' "'venhoven en de heeren Groot. Enz» ™k en Hendriks. J*-'. verdere gedeelte van den avond e'd in beslag genomen door bespreking 7™ enkele huishoudelijke zaken van on geschikt belang. X De Lustrumcommissie van het L. S. C. schrijft ons: Als wij in de ruimte onzer vaderlandsche geschiedenis zoeken naar die dingen, die wij als werkelijk belangrijk mogen aan merken voor de ontwikkeling onzer voor ouders, dan zal ons oog weldra vallen op het gildenwezen zooals dat, in de Middel eeuwen opkomend en gestadig uitgroeiend, geworden is tot een der toonaangevende elementen in het vroegere staatsbestel. Vooral in de late Middeleeuwen vormden zij een macht in en naast het bestuur der stad, die hen als iets belangrijks en ge wichtigs aanwees. Waar op deze wijze de handwerkslieden zich in gilden vereenigden, naar gelang het vak dat zij beoefenden, lag het voor de hand, dat ook voor ontspanning zich dergelijke vereenigingen begonnen te vor men, die vooral hun werk vonden op lit terair gebied. Daarnaast bestonden reeds de z.g. zot- tengilden, en uit de combinatie van deze laatste twee is het lichaam ontstaan dat de hoofdrol zal vervullen in de op handen zijnde Lustrumviering van het LeidSch Studenten Corps. Geschiedkundig gezien is deze ontwik kelingsgang niet geheel juist, schoon zij wel degelijk de verklaring geeft van de sterke overeenkomst in inrichting en be stuur tusschen de Rederijkerskamers en de Gilden. Willen wij zuiverder te werk gaan, dan moeten wij veel verder in de geschie denis teruggrijpen: reeds in de vroegere Middeleeuwen komt in onze landen (zijnde het huidige Nederland en België) het too- neel in zwang, echter op een wijze die wij ons tegenwoordig moeilijk meer kunnen indenken. De oorsprong is n.l. te vinden in de kerken, dat wil zeggen, niet alleen uitgaande van, maar ook werkelijk in, en één organisch geheel vormende met de Kerk De destijds verslappende invloed, die zij op het volk uitoefende begon de Kerk te benauwen en uitziend naar middelen om hernieuwde belangstelling bij het volk te wekken, vond zij deze in het tooneel. Op bijzondere dagen des jaars voerde een aantal priesters, later met hulp van bur gers, voorstellingen op uit den Bijbel, vaak naast het hoofdaltaar Lang heeft het echter niet geduurd of deze opvoeringen werden naar de markt, die te dier tijde steeds voor de kerk was, verplaatst en sedert dien is de hooge strekking der stukken snel te niet gegaan. Het volk werd afkeerig van dien eeuwigen ernst en van die zwaarwichtige zedepreken en teneinde hen te boeien, zag men zich genoodzaakt ter afwisseling kluchten te vertoonen of andere luchtige stukken. Van dat oogenblik tot daar waar de Kerk haar greep op deze tooneelopvoerin- gen verloor was het een kleine stap, al bleef het soort der stukken in den vorm der Mysterie-spelen voortbestaan. Daar naast kwamen te staan de „Spelen van Zinne". voorstellende gebeurtenissen met en rond denkbeeldige en zinnebeeldige persoonlijkheden. Maar het meeste aftrek, en dit mogen wij uit het aantal der op voeringen besluiten, vonden toch de ..Es battementen of Blijspelen" en de ..Klucht spelen", in het genre, zooals wij dat van Brederode kennen, maar van een vaak zoo grove geestigheid, dat zij in onzen tijd in het geheel geen ingang meer zouden kun nen vinden. De opvoering dier stukken kwam wel dra in handen van een bepaalde groep van burgers, die zich in het gildeverband der Rederijkerskamers vereenigden. Deze Kamers, de min of meer ernstige ontspanningsgilden uit de Middeleeuwen, namen al gauw een belangrijke plaats in in het leven onzer voorouders, omdat zij leden van vele verschillende gilden in hun midden vereenigden, en de selectie, daar bij uitgeoefend, groot genoeg was om het peil der leden, c.q. dat der werkzaamhe den hoog te houden. Zoo vinden wij lie den uit alle mogelijke standen, beoefe naars van alle mogelijke ambachten bij een om zich te bekwamen in het schrijven van gedichten, in het maken en opvoeren van tooneelstukken. Vooral deze laatsten, die in het openbaar werden opgevoerd, hebben er niet weinig toe bijgedragen om de populariteit van de Rederijkers onder het volk te verhoogen. Hun groote vlucht hebben de kamers echter genomen in den tijd, dat zij onder ling nauwer verbonden begonnen te ra ken en wedstrijden hielden in de welspre kendheid en in het tooneelspel. Bij tijd en wijle noodigde dan de Kamer van een stad de Kamers der omliggende steden uit tot een zg Landjuweel, uitlovende fraaie prijzen voor de besten in de te houden wedstrijden. In die vroeg» lijden, toen het het g> heele I jaar rond de steden stil was en zonder vertier, was een afwisseling van dien aard steeds zeer welkom en de feestelijkheden i werden zoblang mogelijk gerekt. Het Land- 1 juweel zelve was in.feite de uitgeloofde hoofdprijs, bestaande uit een, meest zil veren, voorwerp of „juweel", dat aan den winnaar van den belangrijksten wedstrijd werd uitgereikt, waarmee deze dan tege lijkertijd op zich nam om binnen een ze ker aantal jaren (waar echter niet zeer streng de hand aan werd gehouden) een nieuw Landjuweel te organiseeren en daarbij zelf als gastheer op te treden. Steeds vinden wij als hoofdvraag, de opzet waar het heele programma om draait, een tooneelopvoering, waarbij de beoordeeling was gegeven aan een jury, gevormd uit leden van alle deelnemende Kamers. In den beginne is het onderwerp vrij, maar lateT, waarschijnlijk om de ver gelijking te vergemakkelijken, stelt de noodende Kamer een bepaalde vraag, die in den vorm van een tooneelstuk moest worden beantwoord, In sommige gevallen zien wij, dat de te stellen vraag onder censuur van den landvoogd staat, wat zijn reden in het volgende vindt: in tegen stelling met hun oorsprong uit de Katho lieke Kerk zien wij de Kamers worden tot bolwerken van de Hervormde Gods dienst, en als zoodanig werden zij vooral ten tijde van de Spaansche overheersching in onze landen door de regeering gevreesd wegens hun grooten invloed op het volk, een invloed zoo groot, dat zelfs de be ruchte Kardinaal Granvelle hun wenschen niet durfde negeeren, laat staan de Ka mers opheffen. Het meest typeerende voorbeeld hiervan is wel de voorgeschie denis van het Landjuweel te Antwerpen in 1561: Hun verzoek kracht bijzettende door de mededeeling, dat zij in den jare 1541 in Dietz door het winnen van den hoofdprijs aldaar, het organiseeren van een Landjuweel op zich hadden genomen, richtten in Februari 1561 Kamer en be stuur der stad Antwerpen zich tot Kardi naal Granvelle. hem smeekende om ver lof tot het houden van een Landjuweel in het komende jaar. Hoewel Granvelle in zag, dat dit een soort nationale betooging zou kunnen worden voor het behoud van eigen bestuur, taal en zeden, durfde hij een abrupte weigering van hun verzoek niet aan, uit vrees op die wijze het volk te zeer te krenken en hij poogde door uit stellen van de inwilliging van het verzoek het geheele geval op den langen baan te schuiven. Niet echter was dit naar den zin der Antwerpenaren en zij wendden zich tot de Landvoogdes Margaretha van Parma zelve, haar verzekerende dat dit Landjuweel geenerlei propaganda voor de Hervormde Godsdienst zou vormen, en tevens aan haar de keuze van het onder werp voor den grooten wedstrijd overla tend. te kiezen uit een 24-tal ingestuurde vragen. Op deze basis geen reden tot wei gering ziende, verleende Margaretha den 22sten Maart 1560 het Apostille op het verzoekschrift, op uitdrukkelijke voor waarde, dat er geen spot gedreven zou worden met regeerings-persoonlijkheden, noch met eenigerlei instelling van Röomsch Katholieke Kerk of Godsdienst. Grarr- velle had zich hierbij neer te leggen en het gevolg is geweest een Landjuweel grooter en grootscher dan eenig Landju weel daarvoor of daarna. Zoodanig moet de indruk geweest zijn. die het maakte, zelfs op vreemdelingen, dat Richard Clough, zaakgelastigde te Antwerpen van zekere zakenman Thomas Gresham te Lon den in een brief aan zijn meester schreef: ,.Ik wilde bij God dat eenige onzer heeren en adellieden van Engeland dit hadden ge zien Het zou doen gelooven dat er anderen zijn als wij. en zoo vooralen in de toekomst, want zij die dit kunnen, kunnen meer doen. en geen tien jaar daar na brak de opstand uit tegen de Spaan sche overheersching. Voor wij verder ingaan op het Landju weel. doen wij beter een blik te werpen in het inwendige der Rederijkerskamers om hun bestuursvorm en werkwijze te leeren kennen Als voornaamste figuur, zij het niet altijd als wezenlijk belangrijkste, zien wij een eerevoorzitter optreden, Prins of Keizer genaamd, en waarlijk waren deze heeren ook vaak van hoogen bloede, maar den werkelijken leider vinden wij in den Hoofdman, den algemeenen voorzitter. Daarnaast staan twee Dekens, twee Kerk meesters, een griffier en een schatbewaar der of boetmeester, en dan de leden; de toenmalige verdeeling in „Vastemannen" en „Gezellen" zijn voor ons wellicht het beste te vergelijken met donateurs en wer kende leden, want het waren slechts de Gezellen, die gedichten vervaardigden of zich bezig hielden met het opvoeren van tooneol. elen. Meest des Zondags kwamen de leden der Kamer bijeen en werkten dan onder lei ding v-n den Dichtmeester der Kamer aan hun werkstukken Deze laatste persoon, meest Fa»teur of Maker genaamd, en dien wij in. het bestuur der Kamer slechts zei- j den ontmoeten, is desalniettemin belang rijker dan de Hoofdman en al zijn hel pers, want deze, als dichter van beroep vaak voor groote sommen door een be paalde Kamer gekocht, had de supervisie co alle pennevruchten der leden, en zijn Irak was het ook om de door de Kamer op te voeren stukken te schrijven. Als zoodanig moest hij van alle markten thuis zijn, en Mysteriespelen noch kluchten mochten eenig bezwaar voor hem opleve ren, zoodat wij hem, niet zonder reden, als de belangrijkste figuur uit een Kamer of Maatschappij, zooals men destijds placht te Zeggen, mogen aanmerken. Ner gens is te vinden of het in deze vakken ook mogelijk was om Meester te worden, zooals in de andere gilden: Meester-sme- den, Meester-timmeriieden en dergelijke, maar gezien het uitgesproken ontspan ningskarakter der Rederijkerskamers lijkt dit zeer onwaarschijnlijk. Een and(Re belangrijke functie, die echter slechts van tijdelijken aard was, bekleedden zij, die aangewezen waren om als afgezanten de vreemde Kamers te be zoeken en uit te noodigen voor een ko mend Landjuweel. Met pracht en praal reisden zij door het land. en met niet minder luister ontvingen de verschillende Kamers hen, vaak een gastmaal te hun ner eere aanrichtende, waarbij over en weer redevoeringen werden gehouden en de gasten de uitnoodiging hunner Kamer overbrachten, alles in dichtvorm, zooals dat bij bijeenkomsten van Rederijkers ge bruik was. Zoo trokken zij rond langs de verschillende Kamers, die voor de uit noodiging in aanmerking kwamen, want lang niet alle Maatschappijen stonden op den zelfden trap; een scherpe verdeeling in „Vrije" en „Onvrije" Kamers kenmerkte dit verschil en voor het overgaan van de lagere groep naar de hoogere was verlof daartoe van twee zijden noodig: In de eerste plaats van het bestuur <jer stad, dat zich door het erkennen van een Ka mer als Vrije Kamer tot eenige, vaak niet geringe, geldelijken bijstand verplichtte, en vervolgens was erkenning noodig door de Hoofdkamer van het betrokken gewest. De Onvrije Kamers hadden veel minder privilegiën dan de Vrije, en dat trad vooral op den voorgrond bij de deelneming aan Landjuweelen. Wel hadden zij n.l. het recht tot deelneming, maar zulks buiten mededinging. Toch zien wij hen vaak bij dergelijke gelegenheden optreden, wellicht- in de hoop om wegens hun prestaties snel ler als Vrije Kamers erkend te worden. Of deze reden .juist is, is niet bekend, al is zij wel voor de hand liggend. Als een bezwaar ertegen zou kunnen gelden dat sommige Kamers in het geheel niet op erkenning gesteld waren, wegens de hooge, daaraan verbonden, kosten. Maar keeren wij terug tot het Land juweel in het algemeen: Dagen, soms we ken achtereen kon zoo'n Landjuweel duren, en heel de stad leefde op in een ongekende feeststemming. Vol pracht en praal trokken de genoo- digde Kamer de stad binnen en met hen kwam een sleep van marskramers en ker misklanten, kwakzalvers en waarzeggers. De vreugde bij het inhalen der gasten was groot en de poorters versierden hun wo ningen ter eere der vreemden. Beschouwen wij nader het oogenblik waarop uit alle windstreken de Maat schappijen hun intrede doen: De roep van het komende Landjuweel heeft de stad gevuld met vreemden, met neringdoenden en met feestgangers. De leden der ont vangende Kamer hebben zich in hun fraaiste gewaden ^opgesteld op de markt om de gasten, die aan hun uitnoodiging gehoor hadden gegeven en die gekomen waren uit plaatsen die, voor dien tijd, vaak ver af gelegen waren, welkom te heeten. Voorafgegaan door herauten, wapendra gers, vaandeldragers en bedienden komen de Kamers, ieder met haar Eerevoorzitter of Prins en haar Hoofdman, ieder met een afdeeling gewapende gildebroeders en een groep gezellen de stadspoorten binnen. Waar vaak prijzen werden uitgeloofd voor den schoonsten intocht, had ieder het zijne gedaan om zijn stoet zoo groot mo gelijken luister bij te zetten. Men bracht wel praalwagens mede, voorstellende het embleem van de betreffende Kamer, of een episode uit het stuk. dat zij zouden opvoeren als het oogenblik der wedstrij den daar was, maar vaak ook waren het de. in den stoet meegevoerde, zotten die het succes van den intocht bepaalden. Als dan op de markt de begroeting heeft plaats gevonden met de ontvan gende Kamer, met Schout en Schepenen en aldus het Landjuweel begonnen is, trek ken de Kamers gezamenlijk de stad door om de versierde straten te aanschouwen, maar zeker niet minder om gezien te wor den en de gunst van het volk te ver werven. De dagen daarop werden de wedstrijden gehouden in dolle vreugde of in groote plechtigheid, al naar den aard der opge voerde stukken, maar des avonds werd er stevig gegeten, gedronken en feestgevierd. De Rederijkerskamers in den vorm zoo als die hierboven weergegeven zijn, heb ben een hardnekkig leven gehad; ver in BINNENLAND. Aan Minister Marchant is eervol ontslag verleend, (le Blad) De vooruitzichten van den haringteelt in de Z.W. Noordzee in het a.s. najaar. (3e Blad.) Vergadering van het Ned. Roode Kruis onder voorzitterschap van H.K.H, Pnnses Juliana. (Binnenland, 3e Blad.) Te Den Haag is overleden, 76 jaar oud, de heer W. D. H. Baron van Asbeck, oud gezant in Mexico en oud-gouverneur van Suriname. (Binnenland, 3e Blad.) Het dreigend conflict in de haringvis- scherij to Scheveningen. (Binnenl., 3e BI.) Ernstige trambotsing tusschen Lissc en Sassenheim; bestuurders en passagiers verwond; zware materieele schade. (Ge mengd. Nieuws, 2e Blad.) BUITENLAND. Laval vooreerst niet naar Berlijn. (Buitenland, le Blad.) Abessynië benoemt zijn leden voor de arbitragecommissie. (Buitenland, le Blad) Een kloosterzuster in Duitschland we gens deviezensmokkel veroordeeld. (Buitenland, le Blad.) Het vonnis van Kowno bevestigd. (Buitenland, le Blad.) ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN lste BLAD. BEHEER VAN HET DEPARTEMENT TIJDELIJK AAN PROF. SLOTEMAKER DE BRUINE OPGEDRAGEN. Naar wij vernemen is bij Koninklijk Be sluit van gisteren aan mr. H. P. Marchant op zijn verzoek eervol ontslag verleend als Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hem aan den Lande bewezen, en is het beheer van het Departement van Onderwijs. K. en W. ad interim opgedragen aan den Minister van Sociale Zaken. prof. Slote- maker de Bruine, terwijl de overname van het Departement op heden zal plaats hebben. de 17de eeuw vinden wij hen nog terug, zij het gewijzigd naar de tijdsomstandig heden en zelfs de 18de en de 19de eeuw hebben nog overblijfselen van deze, eens zoo glorierijke, instellingen gekend. Niet zonder reden is het Leidsch Stu dentencorps er met graagte toe overge gaan om dit onderwerp voor een Lustrum viering te aanvaarden, waar het bij haar voorlag om de stad Leiden en hare bur gerij zooveel mogelijk in de viering te betrekken En werkelijk, er zullen maar weinige gegevens voor een Lustrumviering zijn, die een zoo harmonisch geheel vormen met de. bij dergelijke gelegenheden, lang zamerhand in zwang geraakte gebruiken als het versieren der stad, de zoo geliefde Maskerade en het Lunapark. Is dan het doel een wederopvoering van een Land juweel, dan brengt dit met zich mede een feestelijkheid, die oorspronkelijk van de burgerij zelf uitging en als zoodanig ge heel binnen de wallen der stad Leiden moet plaats vinden, waar het in dezen de Leidsche Kamer zal zijn die van heind en verre haar gasten genood heeft tot een Landjuweel, Zoo zal een feest ontstaan, waarbij in de eerste plaats de Leidsche bevolking vreugde en voordeel zal vinden. JEUGDUITWISSELING NEDERLAND—BELGIË. Niet alleen de Belgische koningskinde ren moeten Nederlandsch leeren, ook an dere Belgische ouders wenschen dit voor hun kinderen; trouwens ook vele jonge Belgen willen het graag. En zoo krijgt de Vereeniging voor Internationaal Jeugd- verkeer (Witte Rozenstraat 48 alhier) telkens aanvragen van Belgische jongens en meisjes, die gaarne in een Nederland- sche familie een deel van hun vacantie willen doorbrengen, waarna dan Holland- sche jongens en meisjes wederkeerig bij de ouders van hun gasten eenigen tijd komen logeeren. Voor deze uitwisseling informeert „Jeugdverkeer" natuurlijk naar de gezinnen in beide landen. Gebeurt ze goed. dan heeft internationale aanraking plaats, die de verstandhouding tusschen de buurvolken zeer bevordert. Met aanvragen dient niet gewacht te worden, juist met het oog op het uitzoe ken van de geschiktste gezinnen voor de aangemelde jongens en meisjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 1