DE ZESDAAGSCHE WEEST OP UW HOED TOCH POETSEN! Met een harde baas viel de voordeur dicht, met veel onnoodig lawaai werd er een fiets in het rek gezet, tenslotte ging de huiskamerdeur open en verscheen Luuks nijdig gezicht. Daar stond hij, uit dagend of hij zeggen wou „Kom maar op!" „Toe Luuk, doe de deur dicht, 's is zoo ongezellig, zoo'n open deur", zei moeder. De jongen deed, wat hem gevraagd werd. „Wat is er aan de hand?" vroeg vader, die met een sigaar en de krant van zijn vrijen Zaterdagmiddag zat te genieten. „Ik koop een nieuwe fiets", zei Luuk kort. „Zoo, zoo. Twaalf jaar, verdient nog niet eens geld en zegt dan: ik koop". Vader lachte. Luuk keek verontwaardigd. „Ik heb 't toch op m'n spaarbankboekje" verzekerde de jongen „En Gijs en Herman hebben ook van hun eigen geld een nieuwe fiets mogen koopen „Daar heb je gelijk in. Die waren al op de H.B.S. en wilden groote tochten gaan maken. Dat gaat niet met een ouwe kar." „Dat wil ik ook. Ik koop een race-fiets, zoo n groene kar met een laag stuur. Dan moet je zoo fijn voorover liggen". „Hoe verzin je 't, jongen?" .Reuze-karretjes zijn 't. Hein heeft er ook een. En dan gaan we op de baan". Vader lachte hardop, moeder schudde 't hoofd. Juist kwamen de groote jongens thuis en die moesten weten, waar vader zoo om lachte. „Is het nu zoo gek, dat ik op de baan wil?" vroeg Luuk verontwaardigd. „Op welke baan? Op de ijsbaan? Nü ijs?" informeerde Herman. „Op de wielerbaan. Eerst oefenen mei Hein eiken Zondag tusschen Utrecht en Arnhem en nog verder. En dan meedoen aan de zesdaagsche „Je hebt grootsche plannen", meende Gijs hoofdknikkend. Jullie hebben indertijd zelfs piloot wil len worden", bracht moeder in het midden. „Laat Luuk zich voorloopig maar verheu gen op zijn deelname aan de zesdaagsche". „Ik ga een race-fiets koopen, een groene" deelde Luuk aan z'n broers mee Groen scheen 't karretje vooral te moeten wezen. „Is je fiets dan kapot?" vroeg Gijs. „Ja, de eene trapper is er afgebroken, 't Is zoo'n oud ding die kar van mij". „Dat is zoo. Herman en ik hebben er al op gereden en vader had 'm oud gekocht". Toch werd de oude fiets nog gerepareerd Over het kcopen van een nieuwe fiets wilde vader niet denken, vóór Luuk ge slaagd was voor het toelatingsexamen voor de H B S. Hij vreesde, dat er van het wer ken niets terecht zou komen, wanneer 't race-karretje er was. En bovendien, de fiets was weer goed. Doch toen gebeurde er wat. Op een Woensdagmiddag had Luuk voor moeder een boodschap in de stad moeten doen. Op ben terugweg moest hij voor den overweg van de spoor wachten. Fietsers, motor fietsen, luxe en vrachtauto's stonden in een lange rij te wachten. En toen de boo- mea omhoog gingen, zette de rij zich in beweging Doch door een verkeerde hand greep gaf de vrachtauto te veel gas, kreeg een te groote vaart en kraakte Luuks fiets. Wonder boven wonder had Luuk direct, toen 't karretje z'n evenwicht ver loor, er af kunnen springen. HIJ was wei gevallen, maar had zich niet bezeerd. Maar Luuk zag wit van schrik. De politie kwam er bij en maakte proces-verbaal op. De schade moest betaald worden. Luuks flet- senwrak werd bij een fietsenhandelaar in gedragen en zonder kar kwam de jongen thuis, waar hij alles vertelde. Zoo zat Luuk zonder fiets en gelukkig, dat de school dichtbij w-as, nu hij loopen moest. Nog meer gingen Luuks gedachten naar de race-flets. Als het werk het ten minste toeliet. Want och, die Jongens had den 't zoo druk en nu had juist de onder wijzer weer Iets nieuws bedacht. „Jongens", begon hij, „de voglende week van Maandag tot en met Zaterdag geef ik eiken dag één keer schriftelijk en één keer mondeling proefwerk. Zes dagen lang". „De Zesdaagsche!" riep Luuk op eens door de klas. „Ja, ja, de Zesdaagsche!" riepen ook andere jongens. En meneer lachte. De repetitieweek, die eerst zoo vervelend leek, was door den naam op eens wat anders geworden. „We zuilen eens kijken, wie onze Zes daagsche wint," zei meneer. „Twee moeten er winnen," verbeterde Luuk. „Goed, de twee met de hoogste punten zijn de winnaars. En die krijgen een prijs," beloofde meneer. „Wat?" ,X>at blijft nog een verrassing." Opgewonden kwam Luuk thuis „Ik doe nu al mee aan de Zesdaagsche," zei hij toen hij binnenkwam. „Wanneer?" vroeg Gijs. „De volgende week, van Maandag tot en met Zaterdag". „Is er dan een Zesdaagsche?" informeer de de broer. „Je Iaat je beetnemen", waarschuwde Herman. „Toch niet," verzekerde Luuk en vertel de, hoe de vork in den steel zat. Vader liep er ook in, toen hij thuiskwam. Hij lachte en vond 't een ongevaarlijke race-partij. Wat die jongens zich inspanden voor de Zesdaagsche! Maar.... Luuk hoorde niet tot de prijswinnaars, die elk een Pelikaan- plaquqette kregen, maar hij hoorde toch tot het paar, dat het tweede aankwam. Luuk slaagde voor de H B S. En toen de schadevergoeding voor zjjn oude fiets werd uitbetaald, mocht hij de zoo begeerde groene race-fiets koopen. Hij ging in de vacantie dadelijk oefenen. En als hij ooit nog eens aan een echte Zesdaagsche mee doet. hoopt hij den eersten prijs te winnen. Voorloopig trainen Hein en Luuk zich. Let maar goed op hun namen: Luuk van Raven en Hein Zwart. J. H. BRINKGREVE (Nadruk verboden). ENTROP. Buiten loeit de wind en 't regent bij, alsof het water met emmers lucht gegoten wordt. In de gezellige huiskamer, waar i milie na het eten om de tafel gesi zit, is het echter lekker warm, wa gezellig. Vader leest de krant, naait en schenkt onder de hand een thee. Miesje leest in het nieuwe boe zij op haar verjaardag gekregen he Pietje vlecht een matje. Plotseling zegt Vader: ,,'t Zal morgen nog storm zijn, wa weerbericht luidt: „Weestop uw h En dan weten wij 't wel!" „Jammer!" vindt Moeder ,,'k Ha< gen zoo graag met de kinderen naa gewild. Oma rekent daar Woensdagr altijd half op, maar als 't' zoo stormt nen wij er niet tegen op." „Waarom woont Oma ook in zoo'n hoek?" vraagt Miesje teleurgesteld waait nou ook altijd in die buurt!" „En met zoo'n storm dubbel!" Moeder er aan toe. Mlesje's gezicht staat niet erg opf Die akelige wind ook! Stil prevelt Pietje voor zich heer „Wees op uw hoede wees hoed 't Lijkt wel, of hij die uitdrukking bolletje prenten wil om nooit meer geten. Helaas is Vaders voorspelling u men. Het stormt den volgenden d: dat er niet aan te denken valt 0 te zoeken. Jammer, vreeselljk jamn Maar één lichtpuntje ziet Miesje de school is in dezelfde straat, als zij wonen, en dat kleine eindje i beletsel om naar school te gaan. Gelukkig gaat de wind een paar later liggen Zaterdagmiddag kar geen bezoek hebben, want dan m zelf er op uit, maar de heele fam Zond ar bij haar komen eten. Of dat een feest is! Allen verheu zich op. Pietje hoort Zaterdagavoni welijks 't bekende geklep van de bi bus. of hij gaat gedienstig de krar Vader halen en onder groote bela ling leest Vader het weerbericht v Allen juichen, want er is nu van of regen geen sprake. Maar wat is dat? Moortje, di schijnt te denken, dat een plaatsje rustbank niet te versmaden is. 0| zelf zou dat nog niet zoo erg zijn, Moeder er niet juist Miesje's hoed gelegd had en Moortje 't op dat schijnt te hebben voorzien. Nog één sprong en.... Moortje bovenop! Verschrikt roept Pietje „O, Moeder! kijk eens! Nou ga toch nog regenen en waaien! Moo; op Miesje's hoed!" Moeder verjaagt den viervoetige gel haastig van zijn zacht, warm ku en zegt dan verwonderd tegen Pletj ,,'t Is goed, dat je mij gewaar: hebt Pietje. Moortje mag natuurli op Miesje's hoed zitten, maar heeft dat met regen en wind te ma Ernstig antwoordt 't kleine kerel „Vader las laatst toch uit de krai dat als iemand op je hoed zat, ei en wind kwam!" Vragend kijken Moeder .en Vader en hun Jongste aan. Dan zegt Vader klaps begrijpend: „Hij bedoelt zeker: „Weest hoede!" Pietje knik.t. Gelukkig, Vader we hij bedoelt! CARLA H (Nadruk verboden.) door C. E. DE LILLE HOGER WAAK Mina is aan 't koper poetsen; Jantje kijkt zijn oogen uit. Alles wordt toch zóó mooi glimme Maar..., ons Jantje is een guit! Want als Mina na een poosje Vraagt: Wil j' ook eens poetsen Denkt het baasje: Koper P< Bah! wat heb ik daar nu En hij antwoordt: 'k Wil wel p Maar.toch anders: 'k poets i En ik ga 't houdt op met ré Heerlijk spelen in de straat! (Nadruk verboden.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14