ite Jaargang
Donderdag 2 Mei 1935
No. 18
=4I-V^=I
Was geen „echte" grap.
ZOEKPLAATJE
Slot.
iezoo". zei Plet, „nu heb je gezien dat
lurf. Er Is ook nog al veel aan, dat
t Ik zeggen. Nu, lk ga naar huis, hoor.
o!"
en volgenden dag was het Woensdag.
Toen Plet om twaalf uur uit schooi
m trachtte hy zoo gewoon mogelijk te
Maar toch zag hy wel een beetje te-
zijn thuiskomst op.
k zou het met de gebakjes gegaan
Zou moeder ze teruggestuurd hebben
iou de zaak daarmee afgeloopen zijn?
wie weet, mischien had men bij van
rn de bestelling wel vergeten. Dat zou
maar het allerbeste zijn
atuurlijk kon hy niets vragen, want
zou het dadelijk uitkomen, wat hij
tan had. Met een gezicht, zoo gewoon
elijk. trok hij aan de bel. 't Dienst-
sje deed hem open.
Dag Jaan", begroette hij haar, op zijn
one luidruchtige manier. 't Meisje
te Jane, maar, om haar te plagen,
nde Piet haar altijd Jaan. Ze was er
er al zóó aan gewend, dat ze er niet
meer om werd.
)ag Piet", antwoordde ze en Piet dacht
zichzelf: „die schijnt van niets te
aar hierin vergistte Piet zich. Jane
zelf de doos met gebakjes aangeno-
maar mevrouw had haar verzocht er
l£ van aan Piet te zeggen. Toen die
gen, ongeveer half elf, de doos met
es bezorgd was, had mevrouw Jan
gezegd:
:n doos gebakjes? Die heb ik niet be-
't Is zeker een vergissing. Neem ze
weer mee."
aar een half uur later was ze opgebeld
van Doorn, de banketbakker,
(evrouw", zei hij, „u heeft de gebakjes
estuurd, maar ze moeten heusch bij
In. 'k Heb het adres heel nauwkeurig
schreven."
aar ik weet toch nergens van, mijn-
hield mevrouw vol. „Kunt u mij ook
len wie ze besteld heeft?"
Wee jongens van ongeveer twaalf
antwoordde van Doorn, ,,'k Weet het
zeker, maar 'k dacht dat de eenc uw
itje was."
ivrouw had even nagedacht.
reet u wat?" zei ze toen. „Laat u de
zoo maar staan. Zoodra mijn jongen
«hooi komt, zal ik er hem naar vra-
en u dan dadelijk opbellen."
wachtte mevrouw met ongeduld op
Maar natuurlijk, de jongen zou er
van afweten. Toen Piet in huis was
•men, haastte hy zich niet zooals an-
naar de huiskamer. Hij zag er toch
een beetje tegenop zijn moeder te
loeten. Maar moeder, die Piet had
en thuiskomen werd ongeduldig. Ze
de de kamerdeur en vroeg: „Maar
en waar blijf je toch?"
kon Piet niet langer dralen maar
t hy wel naar binnen gaan.
>ag moeder", zei hy, toen hij de kamer
enk wam. Moeder kende haar jongen,
één oogopslag zag ze dat hy iets te
irgen had.
ag Piet", antwoordde ze en toen da-
„Zeg Piet heb jy by van Doorn ge-
es besteld?"
't aarzelde. Hy hoorde aan moeders
Waar is de landman?
Tadruk verboden).
stem dat zij het gebeurde niet als een
grap op zou nemen. Zou hy zeggen dat
hy nergens van wist? Moeder zou hem
vast wel gelooven.
„Nu Piet", vroeg moeder nog eens. „Toe
jongen, kijk me aan en t antwoord me
dan."
Maar inplaats dat Piet zijn moeder aan
keek, sloeg hy zijn oogen neer.
„O," zei moeder, „ik zie het al, je be
hoeft me niet meer te antwoorden. Waar
om heb je dat gedaan Piet?
„Voor de grap", fluisterde Piet.
Hij zag hoe boos moeder was, weet je.
„Noem jij dat een grap?" vroeg moeder.
„En wie zou er de sèhade van hebben als
het niet uitgekomen was? Hè Piet, wat val
je me tegen."
Piet antwoordde niet. Hij wilde niet zeg
gen dat het Herman was, die het eerst het
plan geopperd had. Hij wist best dat dit
hem niet vry zou pleiten. Hij had het
immers zelf ook wel geweten, dat dat geen
echte grap was.
Inmiddels belde moeder van Doorn op.
Ze maakte er haar excuus over dat de
gebakjes teruggestuurd waren. Daarna
vroeg ze: „Kunt u mij de bestelling nog
een keer sturen? Of moet ik ze nu laten
halen?"
„Zeker niet mevrouw. Ik zal ze u zoo
gauw mogelijk sturen, 'k Een bly dat de
zaak opgehelderd is."
„Doet u er meteen de quitantie by?"
vroeg moeder nog.
Juist zaten vader, moeder en Piet aan
tafel, toen er gebeld werd.
Even later kwam Jane voor de tweede
maal met de doos gebakjes binnen.
„Laat de jongen maar even wachten.
Jane", zei mevrouw, „Piet zal het geld wel
by hem brengen."
Toen vader thuis was gekomen, had
moeder hem dadelijk het gebeurde, ver
teld, Samen waren ze het er over eens ge
weest, dat Piet nu maar eens een flinke
straf moest hebben.
„Ziezoo Piet", zei vader, toen Jane ae
kamer uit was, „gsef me nu je spaarpot
eens."
Met een alles behalve vroolyk gezicht
haalde Piet zijn spaarpot voor den aag.
Zóó had hy zich het einde v«n zïln grap
niet voorgesteld.
Vader schudde de spaarpot leug cn reide
het geld. „Ja", zei hij, „daar blijft niet
veel van over. Twint'g gebakjes van tien
cent is twee gulden. Twee dubbeltjes fooi
voor den loopjongen, omdat hij tweemaal
moest komen, juist dan blijft er nog net
een kwartje over. Hier Piet, breng jij het
geld maar even by den jongen, en z.g
dat hy morgen de doos kan komen halen."
Met looden schoenen liep Piet de ga ïg
in. Hoe akelig hy het ook vond, toch zag
hy wel in dat er niets anders op zat, cian
te gehoorzamen. Toen hy het verheugde
gelaat van den loopjongen zag, die niet
wist wat hem overkwam dat hy een dub
bele fooi kreeg, keerde hy zich maar gauw
om. Toen Piet weer binnenkwam waren
vader en moeder klaar met eten. Ze had
den ieder een gebakje voor zich.
„Hier Piet", zei moeder, terwyi ze nem
een bordje met twee gebakjes aanreikte,
„breng deze even bij Jane". Piet deed het,
maar toen hy klaar was met eten gaf moe
der hem geen gebakje.
Hij keek wel schuin naar de doos. maar
durfde er toch niet om vragen. Moeder zag
het en wierp vader een vragenden blik toe
Maar vader schudde beslist het hoofd.
Dien avond, eer Piet naar bed ging, had
den vader en moeder nog een lang ge
sprek met hem. Het slot daarvan was, dat
Piet ernstig beloofde, eer hy voortaan weer
een grap uithaalde, goed er bij te denken,
of er ook iemand was. die leed of schade
van zyn grap zou hebben. En tevens nam
hy zich voor, in *t vervolg, als het moest,
ook „nee" te durven zeggen.
FRANCINA.