Het Belgische koningspaar in ons land - Felle brand te Rotterdam
LIEFDE EN POLITIEK
76ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Felle brand in de materiaalloods van de electrische tram te Rotterdam.
FEUILLETON.
JEAN BATTEN wier poging om het record
AustraliëEngeland solovlucht voor dames
te breken, mislukt is wegens motonpech en
slecht weer, bij aankomst te Croydon.
DE AMERIKAAN WILLIAM G RA BEK wereld
recordhouder polsstokhoogspringen, verbeterde zijn
eigen record te Santa Barbara met een sprong
van 4 M. 40.
Het brandende gebouw aan de Isaac Hubert straat.
door WILLIAM LE QUEUX.
Vertaling W. H. C. B.
40)
In spijt van zijn ernst kon Gerald een
glimlach niet onderdrukken. Hij had Wil
liams van jongsaf gekend, maar hij door
grondde hem nu beter.
..Hij scheen mij als een broer te vertrou
wen. mijnheer. Ik schijn iets over mij te
hebben, dat de menschen inpalmt", zei hij
®et een innemenden glimlach. „Hij ver-
relde mij, dat er een complot was om de
Prinses en de gravin von Salzberg te ont
roeren; dat zou de beste manier zijn om
aan de revolutie een einde te maken. Zij
zouden hen ergens verbergen, tot zij den
honing gedwongen hadden om afstand te
doen".
Gerald knikte. Het scheen dat Williams
rich goed op de hoogte had gesteld van de
Politiek. Hij was vrij goed ontwikkeld en
gebruikte zijn hersenen.
«Ik zei hem, dat ik mij daarmede niet
wilde bemoeien. Maar hij drong steeds aan
rij. werd hoe langer hoe vertrouwelijker.
Hij vertelde mij, dat die twee gemeene
woordenaars hij wees daarbij op Ste
phanie en Loukoff hier in de Gouden
Leeuw zouden zijn. Hij wilde, dat ik de
dames hier bracht. Het huis zou gesloten
worden. Die beiden zouden er alleen zijn.
Zij zouden dan de dames daarna overbren
gen naar een veiliger plaats en hen later
"eer vrij laten.
Het was een spannend verhaal en Wil
liams vertelde vloeiend in zijn gebroken
Fransch.
„De voorwaarden, die zij aanboden,
waren royaal: vijfhonderd pond dadelijk
en nog eens vijfhonderd pond na afloop
van de" ontvoering. Ik dacht er eens over
na en maakte mijn plannen. De vraag was
hoe ik de dames uit het paleis kon lok
ken. Daar zat ik mee in".
„Was dat een plan van jou?" vroeg
Gerald.
„Ja, mijnheer. Ik heb dat allemaal alleen
uitgedacht. Ik stond bekend als uw ver
trouwde bediende. Ik moest dus een drin
gende boodschap van u brengen".
„Het is goed afgeloopen, maar ik denk,
dat het toch ook wel bij jou zal zijn opge
komen. dat het zeer gevaarlijk was".
Gerald kon niet nalaten de listigheid van
Williams te bewonderen, maar hij kon hem
niet vergeven, dat hij de prinses aan ge
vaar blootstelde.
„Ik dacht aan geen gevaar, mijnheer
Gerald; waarom niet, dat zal ik u vertel
len Mijn Oostenrijksche vriend had mij
stellig verzekerd, dat de dames voorloopig
in het huis zouden blijven. Volgens zijn
verhaal zouden zij eerst omstreeks midder
nacht worden weggevoerd".
Gerald huiverde bij het denkbeeld dat
zij weggevoerd zouden zijn, doch zeker op
een andere wijze als de Oostenrijker had
voorgesteld.
„Ik had alles goed overdacht. Ik kan
vrij goed boksen en ben nog al pootig. Lou
koff, dat wist ik, kon ik met een hand
neerslaan. De Spaansche kat zou meer
weerstand bieden dan hij, maar ik rekende
er op, dat ik die twee binnen een paar mi
nuten er onder zou hebben".
Danecourt viel hem in de rede.
„Je Oostenrijksche kennis kon wel ge
logen hebben. Het huis kon vol geweest
zijn met menschen en Je had de kans kun
nen loopen zelf gevangen genomen te
worden".
„Geloof mij, mijnheer, dat dit ook bij mij
opkwam, ondanks zijn verhaal, dat zij bij
dit kartweitje niet veel menschen zouden
gebruiken. Maar ik was van plan om mij
daarvan te overtuigen. Zooals u wedt,
heeren. kreeg ik de dames uit het paleis.
Aan een vriend van mij had ik het briefje
gegeven, waarin ik u vroeg hier te komen.
Onderweg vertelde ik alles aan de beide
dames en wat wij hierdoor konden winnen.
Ik zei hun, dat zij volmaakt veilig zouden
zijn en ik verzekerde hen, dat ik in staat
zou zijn om met de twee bewoners van de
Gouden Leeuw elk afzonderlijk of wel ge
zamenlijk af te rekenen. Ik drong er op
aan om terug te gaan als zij bang waren".
„Wederom viel Gerald in de rede. „Toen
jij wist, waar die twee schurken waren,
Williams, zou het toen niet voorzichtiger
geweest zijn om hun schuilplaats aan ons
te vertellen en de prinses en haar hofdame
er buiten te laten?"
„Met alle respect, mijnheer, geloof ik
niet dat dit gelukt zou zijn. Die menschen
stonden op den uitkijk, daarvan kunt u
zeker zijn. Als zij uw soldaten of de politie
hadden zien aankomen, zouden ze door een
achterdeur ontsnapt zijn naar een andere
schuilplaats. Om zeker te zijn ze hier te
houden, moest ik er aan vasthouden om
hun de dames over te leveren".
Na eenig nadenken moest Gerald toe
geven, dat Williams alles goed had over
dacht.
„Bovendien" merkte Williams op, „wilde
ik zelf de hand op hen leggen".
„En jij wilde de vijfhonderd pond ook
inpalmen, merkte zijn meester in zichzel-
ven op.
„Toen ik ongeveer honderd meter van de
Gouden Leeuw was gekomen, verzocht ik
de dames om te wachten tot ik hen kwam
halen. Ik ging alleen verder. Ik klopte op
een afgesproken manier op de deur; dat
had mijn Oostenrijksche vriend mij opge
dragen. Loukoff deed mij open en grijns
lachte mij tegen. Waarom heb je hen niet
meegebracht? vroeg hij. Ik legde hem uit,
dat ik hen niet angstig wilde maken, dat
ik wenschte dat hij en die vrouw zich niet
vertoonden, als ik ze binnenliet en dat
mijnheer Danecourt spoedig zou volgen.
Hij nam dat voor goede munt op en ging
mij voor, een trap op. Gelukkig stond elke
kamerdeur open en kon ik overal binnen
kijken. Het was juist, wat mij was verteld,
dat er slechts twee personen ln huis waren.
Er was geen enkele reden meer om angst
te hebben.
Ik braoht de dames naar de kamer, die
Loukoff mij had aangewezen en sloot de
deur. Toen riep ik hem over de leuning toe
om boven te komen; dat deed hij en ik gaf
hem de sleutel.
Daarna zei ik hem, dat ik mijn geld
moest hebben; er was overeengekomen dat
ik geld bij de visch zou krijgen. Hij aarzel
de een oogenblik. „Help je mij eerst om
hen weg te brengen?" vroeg hij.
„Zoodra ik mijn geld heb; een afspraak
is een afspraak, weet u. Hij wilde daarover
niet redeneeren en gaf mij het geld. Het
zit veilig in mijn zak.
Toen dat was gebeurd, stak ik mijn hand
uit. Laat ons elkaar de hand reiken, mijn
heer Loukoff; u heeft zich netjes en flink
gehouden.
Hij liep prachtig in de val. Ik pakte hem
stevig beet, met mijn rechterhand en in
een oogenblik had ik met mijn linkerhand
zijn keel te pakken, zoodat hij niet kon
schreeuwen. Ik had een paar proppen en
wat dun maar sterk touw meegebracht.
Toen hij half gestikt was, stopte ik hem
een prop in den mond, bond zijn armen en
beenen bij elkaar-, legde hem neer op de
gang en ging naar beneden om de vrouw;
onschadelijk te maken.
Zij liep onrustig in de kamer op en neer.
Zij keek op en toen ik binnen kwam en
vroeg waar Loukoff was. Ik zei haar, dat
hij bij de dames was. Al sprekende liep ik
op haar toe. Toen ik voor haar stond,
greep ik haar polsen, nam die bij elkaar in
een hand en stopte met de andere hand
een prop in haar mond. In een oogenblik
had ik haar ook gebonden. Ik legde haar
op de sofa, toen ging ik naar boven, bracht
den man naar beneden en zette hem daar
neer.
Williams besloot zijn verhaal met een
eerbiedige buiging voor zijn meester en
Gourgief.
Na eenige oogenblikken wendde hij zich
tot den generaal.
„Ik geloof, generaal, dat het nu aan u
is om verder met dit lieflijk tweetal af te
rekenen!"
De generaal glimlachte tegen den onver-
stoorbaren jongen man.
„Toen ik den Gouden Leeuw binnen
kwam, mijnheer Williams, had ik al bij
mijzelf uitgemaakt, dat, als ik het geluk
had u hier te treffen, ik u met den rug
tegen den muur zou zetten. Ik druk nu
gaarne mijn spijt uit, dat ik zoo iets heb
kunnen denken".
(Wordt vervolgd).