Vruchtboomen in bloei - Klok uit een toren gevallen LIEFDE EN POLITIEK 76»le Jaargang 7 LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. EEN INWONER VAN DEN HA VO heeft in het Haagsche Bosch een IN DE NIEUWE KERK TE 8PEKH0LZERHEIDE was inen bezig EEN NIEUWE BRANDWEERBOOT TE LONDEN. r Acht konijntje gevonden,, dat aan de zorgen van een kat met vier jongen met ^efc ophijschen van de nieuwe klok, toen plotseling door het breken stralen kunnen tegelijk op het vuur van den staaldraad het 700 E.G. zware gevaarte omlaag stortte. js toevertrouwd- De klok^viel door twee plafonds heen. gericht worden. door WILLIAM LE QUEUX. Vertaling W. H. C. B. 86) Greatorex brief was zeer uitvoerig en hij vertelde alle bijzonderheden. Hij her haalde, wat hij hem reeds had gezegd, toen de mogelijkheid van zijn, terugroeping was besproken, dat zijn loopbaan niet zou geschaad worden. .Hij moest zijn best doen om de in Va- hma dreigende revolutie den kop in te drukken. Als Gerald naar Londen terug keerde, zou een andere post voor hem ge tocht worden. „Ik heb het oog op Parijs, waar je diplomatieke loopbaan begon", waren de juiste woorden van Greatorex. „Maar je moet dit niet beschouwen als oen bepaalde toezegging. Je kent de groote moeilijkheden om met zoovele verschillen de belangen rekening te houden, maar je jhint er van verzekerd zijn, dat ik mijn invloed ten behoeve van je zal doen gel den. Jij zult zeer zeker niet te lijden heb ben, omdat ze zoo bang voor je waren, dat ~e hun toevlucht tot zulke schandelijke middelen moesten nemen om je kwijt te raken". Hij was zeer nieuwsgierig om die midde len te hooren. Greatorex had die ten volle medegedeeld en zij zouden zeer zeker ook in een offi- ejeelen brief van het Departement van nuitenlandsche Zaken aan hem worden Semeld. Eenige dagen na zijn vertrek uit Weenen had de politie de opdracht gekregen om zijn woning in Park-ring te doorzoeken. De beweegredenen daarvoor waren, dat men, volgens een mededeeling ontvangen van iemand van den geheimen dienst, ver wachtte eenige zeer bezwarende stukken te zullen vinden. Zij hebben dat met zeer veel tact uitgevoerd. Zij verzochten een lid van de Engelsche en van de Fransche legatie om hem te vergezellen en bij het onder zoek tegenwoordig te zijn. Graaf de Robin en een collega-secretaris van Gerald, namen de uitnoodiging aan. Na een langgerekt zoeken ontdekten zij wat zij wenschten te vinden, een in het Fransch, geschreven briefje, dat vertaald aldus luidde: Zooals u mij hebt aangeraden, ben ik in Serajevo geweest en zoowel Terzich als Glanovitch bezocht, aan wie ik het geld heb afgedragen. Zij geven u de verzekering dat de Serviërs gereed zijn voor een op stand in geheel Bosnië en dat het betaalde bedrag de kosten van de bewapening zal dekken. Dertigduizend geweren zijn in Mostac aangekomen, waar zij zorgvuldig verborgen zijn en de opstand zal waar schijnlijk binnen twee weken plaats heb ben. Terzich heeft door middel van u de verzekering dat het Engelsche gouverne ment de Servische zaak zal steunen. Ant woord hierop niet. Stilzwijgen is veiliger. Uw Yovan". Toen Gerald dit had gelezen, kwam zijn gevoel voor humor boven en glimlachte hij. Dat is nog al onnoozel. Iemand had met dezen verdichten brief op de een of andere wijze toegang tot zijn kamers gekregen en hem verstopt op een plaats, die, toen be sloten werd een onderzoek in te stellen, aan de politie was aangegeven". En zoö waren de handelwijzen van Ta- rangul, een Oostenrijksche baron! Maar wie had dat papier in zijn kamers gebracht en wanneer was dat gebeurd? Onmiddellijk vlogen zijn gedachten terug naar dien dag, waarop hij was terug gekeerd van het Prater na zijn onder houd met de prinses, vermoedde dat iemand in zijn kamers was geweest en toen bemerkte dat zijn sigarettendoos was verplaatst. Hij had toen William geroepen, die het onmogelijk had geacht dat een vreemde ling zonder zijn medeweten was binnen gekomen. De zaak moest nog verder onderzocht worden. Thans woonde hij in een klein hotel in de buitenwijken van Vanina. Hem was gastvrijheid in het paleis aangeboden, maar na overleg met Paul Loven had hij begrepen, dat dit minder politiek zou zijn. Hij riep Williams, die weinig tevreden was in deze omgeving. Hij had, in een ver trouwelijk oogenblik, aan zijn meester te kennen gegeven dat Slavonie een hei- densch koninkrijk was en Vanina een vreeselijk, ongenietbaar gat Danecourt keek hem strak aan. De man had een open gelaat. Zijn houding was die van een eerlijk Engelschman, een man. die geboren en opgevoed was in een landelijke omgeving. „Herinner jij je een zekeren dag in Wee nen, toen ik thuis kwam en ontdekte dat mijn sigarettendoos verplaatst was en ver moedde. dat er iemand in mijn kamers was geweest". „Dat herinner ik mij heel goed, mijn heer". Gerald's stem werd scherper. Hij begon eenige achterdocht te krijgen. „Houdt jij nog steeds vol, dat voor zoo ver je weet niemand in de kamer kwam en dat. jij de sigarettendoos verschoof?" Het antwoord werd gegeven met een vol maakt kalme stem, waarin een zweem van beleedigde onschuld viel te ontdekken, om dat het woord „volhouden" werd gebruikt. „Ik heb niets toe te voegen, mijnheer, aan hetgeen ik gezegd heb. De waarheid is steeds de waarheid". Deze woorden werden met kalme waar digheid geuit. En Gerald, die den man reeds als jongen had gekend, voelde zich beschaamd, dat hij hem aan dit onderzoek had onderworpen. Hij zweeg eenige oogenblikken. „Ik zal je vertellen waarom ik er weer naar vraag, Williams. Ik heb bewijzen, dat iemand in mijn kamer een brief heeft verborgen, eën verdichten brief, die later werd gevonden en waarin ik valsch word beschuldigd". Hij hield zijn blik op het gelaat van den man gericht gedurende dit korte onder houd en hij verbeeldde zich dat er een schaduw op viel. „Ik hoop, mijnheer Gerald, dat het niets ernstigs is". Hij noemde hem bij den ouden naam, dien hij gebruikte toen zij nog jon gens waren. „Ik zou het mijzelf nooit ver geven indien eenige nalatigheid van mijn kant u op eenige wijze had geschaad". „Waarom spreek je van nalatigheid. Williams?" „Alleen dit, mijnheer", en zijn stem was niet zoo zeker. „U heeft het bewijs, dat iemand de kamer binnenkwam. Het is mo gelijk dat ik niet voldoende waakzaam was en eenige oogenblikken weg ben geweest, toen ik daar had moeten zijn". „Met andere woorden, jij verliet je post, toen ik je mijn rug had toegekeerd: dat geef je zelf toe", zei Gerald op koelen toon. „Ik geloof niet dat ik verstandig deed door destijds vertrouwen te stellen in je belofte ont je te verbeteren. Wij zullen het hierbij laten. Je kunt gaan". Dit korte onderhoud liet een onaange- namen indruk bij hem achter. De verkla ring over het verschuiven van de sigaret tendoos kon niet geheel door den beugel, ofschoon men niet kon zeggen, dat het werkelijk onwaarschijnlijk was. En toch kon hij niet gelooven dat de man, die hij reeds van jongsaf kende, die gedurende zulk een langen tijd had bewe zen betrouwbaar te zijn, nu een laagheid zou hebben begaan door samen te span nen met gemeene intriganten om den ondergang van zijn meester te bewerk stelligen. Gedurende eenigen tijd kon hij een on aangenaam gevoel niet van zich af schui ven, dat hij den man niet langer vertrouw de. Een of twee malen stond hij op het punt hem zijn ontslag te geven, doch hij gevoelde dat dit onredelijk zou zijn Hij had daarvoor geen afdoend bewijs, alleen een bloot vermoeden. De zaken in Vanina gaven hem echter niet veel tijd om verder over die zaak na te denken. Zelfs zijn terugroeping uit Wee nen raakte op den achtergrond, daar zij geen invloed zou hebben op zijn loopbaan. Hij was hier gelukkiger dan in Weenen. De aard van zijn betrekking bracht hem dagelijks in het gezelschap van zijn gelief de prinses, die steeds behoefte gevoelde hem haar dankbaarheid te toonen. Zij werkten allen hard in die inspannen de dagen. Zelfs de onverschillige koning spande zich in. Hij inspecteerde de troe pen. besprak militaire aangelegenheden met den opperbevelhebber, maakte zich bemind op audiënties, hield lange gesprek ken met Miranoff en andere personen om de dreigende revolutie den kop in te druk ken en leidde elke belangrijke vergadering, die in het paleis werd gehouden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5