HET SURPRISE EI
üBUITENL. WEEKOVERZICHT
768le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 20 AprÜ 1935
Derde
Blad No. 23030
EEN PAASCHVERHAAL
door
Fr. LARK.
heeft wel een zware reis achter den
'<i Kapitein Karstensen? Na het verhaal
van uw stuurman Lütjens verheug ik mij
er dubbel op U gezond en wel hier te zien".
Kapitein Jens Karstensen lachte. „O,
stuurman Lütjens, die kwajongen. Die
vomt nog pas kijken. U en ik, wij
hebben, naar ik meen, andere stormen
getrotseerd. Voor een goede firma en
'en goed schip komt het er niet zoo op
aan, wanneer de wind er es venijnig uit
den'verkeerden hoek komt".
Over het intelligente gezicht van consul
Fredeking gleed de schaduw van een glim
lach. En terwijl hij het glas met den bloed
rood fonkelenden portwijn hief, zelde hij
on de hem eigen afgemeten wijze: „Op
uw gezondheid, kapitein Karstensen".
Prosit, mijnheer de consul".
Zooals op dezen Paaschzondag hadden
aii reeds zoo dikwijls in ditzelfde vertrek
tegenover elkaar gezeten; de hoog ln aan
dien staande reeder Caesar Fredeking en
Jens Karstensen, zijn beste en betrouw
baarste kapitein Zij hadden bij dergelijke
gelegenheden steeds van den edelsten
portwijn gedronken en ondanks het groote
verschil van hun maatschappelijke positie
open en zonder fraaie zinswendingen met
elkaar gesproken als twee mannen, die
zich hun eigen capaciteiten even goed be
wust waren als de hoedanigheden van den
ander. Hun haar was intusschen grijs ge
worden. vele fijne rimpels teekenden zich
af in het gezicht van den recder en
zware groeven doorploegden het gezicht
van den kapitein; in hun omgang was
nauwelijks een verandering gekomen. En
de achting, die zij voor elkaar koesterden,
zonder er veel ophef van te maken, was
er zeker niet minder op geworden.
„Hier zijn de scheepspapieren. Alles is
puik in orde".
Zooals bij U ook niet anders het geval
zou kunnen zijn. Maar U excuseert wel, dat
ik ze pas morgen doorkijk. Vandaag is
het een feest- en rustdag".
„Ja. wilt U wel gelooven, dat ik van
daag voor het eerst sedert jaren weer in
een kerk geweest ben? Daardoor kwam
het, dat die jongeman Lütjens eerder bij
D was dan ik. Een goede preek trouwens
welke de dominé in de Nicolaikerk hield.
De moeite waard om er naar te luisteren.
Van de liefde sprak hij, die op dezen dag
op de heerlijkste wijze geopenbaard werd
en van de barmhartigheid, die alles ver
geeft Jammer, dat U er niet ook waart,
mijnheer Fredeking. Wee hen, die op zulk
een dag een onverzoenbare wrok koeste
ren jegens hun naaste dat zei natuur
lijk de geestelijke, niet ik. Hoewel ik het
geheel met hem eens ben".
Caesar Fredeking wreef met de goed
verzorgde blanke hand zijn kin. zooals
sleeds wanneer hij door iets in een slechte
bui gebracht werd. Maar zijn stem klonk
even rustig toen hij zeide:
„U heeft die preek heel .goed onthouden,
kapitein. Ik ben blij, dat U nog steeds zulk
een goed geheugen heeft."
Wanneer dit ironisch bedoeld was, had
Jens Karstensen er zeker niets van ge
merkt, want hij lachte hartelijk en ging
no:1 makkelijker in zijn stoel zitten.
„Dat" staat vast. Zoo herinnerde ik mij
een Paaschdag van vierentwintig jaar ge
leden als de dag van gisteren. Indertijd was
het hier ln Uw huls vroolijker dan thans.
Op de straat rook men reeds den geur van
versch gebakken koek en stroopwafels. Zon
der stroopwafels zou 't voor den kleinen
Gustaaf geen feestdag geweest zijn. Drom
mels, een knaap was dat. Met zijn blonde
lokken en zijn groote blauwe oogen."
Voortdurend wreef de consul over zijn
kin.
„Bent U geheel zonder averij uit den
typhoon gekomen, kapitein?" „Niet de
moeite waard. In twee dagen was alles
weer opgeknapt. Maar waar hadden we
het daarnet ook weer over? O ja van een
Paaschdag vierentwintig jaar geleden.
Herinnert.U zich nog het stuisvogeléi, dat
ik meegebracht had? Ik ben er nu nog
trotsch op, want het was een van de prach
tigste ideeën, die ik ooit gehad heb."
„Ja, ik herinner me zulks nog. Maar wil
len we niet nog een flesch drinken?"
„Als U er een bij de hand hebt, zeg ik
niet nee. Maar dat met het struisvogelei
was toch een goeie grap. Ik had het mid
den door laten snijden en een heel klein,
jong konijntje'er in gestopt. Drommels, dat
gezicht van dien kleinen Gustaaf, toen hij
het openmaakte en het konijn er rut
sprong. Nooit van mijn leven zal ik dat
verbaasde en gelukkige gezicht vergeten.
Dat was nog eens een Paaschochtend,
mijnheer Fredeking! En dat struisvogelei
heeft Gustaaf nog lang in eere gehouden,
ook toen hij niet meer aan den Paaschhaas
geloofde."
De consul stond op om de glazen bij te
vullen; hij morste een beetje, want zijn
hand was niet zoo vast als anders.
.Proost kapitein. En nu genoeg van die
oude verhalen."
„Uitstekend. Proost. Maar het waren
indertijd toch gezelliger dagen dan nu."
„Als dat zoo is ligt de schuld niet bij mij.
Ik kon die dochter van den schuitenvoer
der niet als de vrouw van mijn zoon wel
kom heeten. Dat moest U toch eigenlijk
ook inzien, kapitein. Hij had de keus tus-
schen mij en haar. Én daar hij haar boven
mij verkoos moest hij ook de gevolgen dra
gen."
„Hij zal wel overtuigd geweest zijn als
een fatsoenlijke kerel te handelen. Dat zij
de dochter van een schuitenvoerder is, was
tenslotte het eenige wat men zoogenaamd
in haar nadeel kon aanvoeren."
„En dat had voor een kleinzoon van
Senator Fredeking meer dan voldoende
moeten zijn!"
„Hm. Ja Vandaag wordt over de ge-
heele wereld aan een man gedacht, wiens
moeder een eenvoudige timmermansvrouw
was. Maar dat waren ook andere tijden.
En dan een Senator. Die is tenslotte nog
hooger dan de lieve Heer
Het moest waarschijnlijk grappig klin
ken. maar er was toch kwalijk verholen
onwil in den stem van den ouden zeeman.
Caesar Fredeking trad on hem toe en
legde zijn hand kalmeerend op zijn schou
der.
„U bent een braaf man Maar U en ik
kunnen niet ongedaan maken wat gebeurd
<v Wanneer ik te hard geweest ben. heb
'k voldoende straf ge'nad Ik had gehoopt
oog eens voor mijn kleinkinderen Paasch-
eieren te verstoppen. Nu ben ik een een
zaam man."
„Tja, dat is waar. Maar daar zou ik
bijna vergeten hebben U iets aardig te
laten zien. Ik weet niet of het U bevallen
zal, maar ik kan U wel zeggen, dat ik er
geweldig mee in mijn schik was."
Hij greep in zijn borstzak en haalde er
een foto uit, die hij den consul toonde. Er
stond een kleine jongen op, die een half
struisvogelei in zijn armen hield en met
een verbaasd en verrukt gezichtje naar een
heel klein wit konijntje keek. dat met zijn
langoorigen kop uit de halve dop te voor
schijn kwam.
„Merkwaardig hè? Lijkt dat joch spre
kend op onzen Gustaaf; men zou kunnen
denken, dat de foto vierentwintig jaar ge
leden gemaakt werd. En ik kan er voor
instaan, dat hij niet ouder is dan twaalf
maanden."
Sprakeloos staarde Fredeking naar de
foto. Zijn adem ging moeilijk. Na een lang
durig zwijgen zeide hij: „Wie is dat kind,
kapitein Karstensen?" „Och het is
slechts een klein souvenir een geschenk
van een passagier dien ik niet vrouw en
kind op deze thuisreis meegenomen heb,
hetgeen ik ook zonder uw toestemming doen
mag. Mijn leven lang heb ik niet zulke
prachtige passagiers aan boord gehad
dat kan ik U wel vertellen."
De reeder steunde beide handen op zijn
schrijfbureau, zijn schouders trilden.
„Dat had U, dat had U niet mogen doen,
kapitein. Voor het eerst sedert U in mijn
dienst ben moet ik Uw wijze van handelen
afkeuren.
„Wat, afkeuren, afkeuren, zegt U? In
plaats van mij de hand te geven. Want dat
U mij om de hals valt wil ik niet eens
hebben. Ik had dus Uw eenigen zoon daar
in den nood moeten laten, toen hij mij
in de havenstad opzocht en vertelde, dat
door de laatste cycloon zijn farm verwoest
was en dat hij in één nacht een bedelaar
was geworden. Wanneer U dat bedoelt,
mijnheer Fredeking, dan moet ik U verzoe
ken mij te ontslaan. Ik zou bang zijn voor
de volgende reis. Wanneer U op dezen
heiligen dag der liefde Uw huis en hart
sluit voor Uw eigen vleesch en bloed zal er
geen zegen meer rusten op Uw schepen.
Laat U dat door een bijgeloovigen ouden
zeeman zeggen."
Hij stond op, nam zijn hoed. en ging
naar de deur. Halverwege keerde hij weer
om.
„Tjee. bijna had ik de foto vergeten.
Daar heeft U immers verder geen belang
stelling voor. Geeft U mij alsteblieft mijn
eigendom weer terug".
Caesar Fredeking. die hem tot nu toe
den rug had toegekeerd en voortdurend
naar de foto had gestaard, draaide zich
plotseling om.
„Uw hand kapitein. Blijft U ook verder
mijn trouwe vriend! Wanneer - wanneer
kunnen de kinderen hier zijn?"
„Ha, dat is beter. In vijf minuten als U
wilt. Zij wachten aan den overkant op de
blijde Paaschboodschap die ik hun beloofd
heb".
Met twee passen was de consul bij hel
raam. dat hij wijd opende. En helder klonk
zijn stem door de stille straat: „Welkom,
kinderen, welkom".
(Nadruk verboden).
Automobilisten, geeft alleen
signalen, wanneer het werkelijk
noodig is en niet uit sleur of
tijdverdrijf.
Wat zal Duitschland doen?
Stresa is ten einde gebracht en, zooals
tevoren was te voorspellen, met een ac-
coord. In een uitgebreid communiqué is
dit der wereld kond gedaan, maar veel
houvast was er toch niet aan, want heb
communique was in hoofdzaak een her
haling van het accoord van Londen, zij
het aangevuld met een veroordeeling van
Duitschland's houding inzake het eenzij
dig verbreken van verdragen; dit in over
eenstemming met de door Frankrijk bij
den Volkenbondsraad ingediende protest
resolutie. Slechts in een enkel opzicht)
bracht Stresa een besliste beslissing: Oos-
tenrijk's onafhankelijkheid is vastgelegd,
definitief vastgelegd. Wat er ook verder
gebeurt, dit is zeker en in een straks te
Rome te houden conferentie zal dit nader
worden uitgewerkt!
Na Stresa is Genève gekomen, waar
Frankrijk zijn resolutie, zooals deze was
klaar gestoomd, heeft ingediend. Een
oogenblik leek het er op, dat de Volken
bondsraad, onder voorzitterschap van den
Turkschen minister Roesjdi Aras, deze
resolutie niet zou aanvaarden, daar De
nemarken, Polen en ook Spanje bezwaren
maakten, doch toen puntje bij paaltje
kwam, en Engeland zich volledig achter
de Fransche resolutie plaatste, verdween
het verzet als sneeuw voor de zon en met
één stem blanco, die van Denemarken, werd
de Fransche resolutie aanvaardMoreel is de
Duitsche actie dus volkomen veroordeeld!
Maar, het fait accompli, waarvoor Duitsch
land de wereld heeft geplaatst, is erkend,
want sancties zullen door een commissie
van 13, waarin ook Nederland zitting
heeft, worden uitgewerktvoor een
volgend geval!
Roesjdi Aras.
Wat het geval zelf betreft, mag Duitsch
land dus tevreden zijn, doch niettemin is
in Duitschland een orkaan opgestoken van
verontwaardiging, waarbij de uitdrukking
van „een tweede schuldleugen" opgeld
doet. Hoe het Derde Rijk echter officieel
zal reageeren, moet evenwel nog worden
afgewacht. Niettemin, deze felle toon in
de Duitsche pers, die van boven af wordt
gesteund, anders zou deze wel anders lui
den, doet weinig goeds verwachten. Dege
nen, die in Duitschland een politiek van
volkomen isolatie voorstaan, vinden in
den gang van zaken een welkome ver
sterking! Zij drijven hun land in een zeer
gevaarlijke richting, want de tijden zijn
er heusch niet naar om zich aan zoo'n
gevaarl k experiment te wagen! Engeland
heeft niet voor mets zijn houding van
onthouding ten aanzien van het Euro-
peesche continent opgegeven! De weelde
van een isolement kan niemand zich meer
veroorloven!
Het wachten is dus nu op het Duitsche
antwoord op de resolutie van Genève, die
duidelijk heeft bewezen, hoe alleen het
Derde Rijk feitelijk staat. Zelfs Polen
heeft zijn aanvankelijk verzet laten varen,
na de duidelijke verklaring van Engeland!
Waarmede trouwens het bewijs werd ge
leverd, hoezeer een besliste houding van
Engeland gewicht in de schaal legt! En
dat zal ongetwijfeld in Duitschland de
verontwaardiging hebben aangewakkerd.
Hoe het nu zal gaan met een terugkeer
naar den Volkenbond en zelfs met een
meedoen aan de komende eerste confe
rentie van Rome, het is allemaal onzeker.
Maar, zooals gezegd, hoog gespannen zijn
de verwachtingen niet.
Laat ons hopen, dat tenslotte het nuch
tere verstand zal zegevieren over het ge
voelige sentiment, waarvan het Derde Rijk
maar al te zeer blijk geeft, den laatsten
tijd! Europa moet toch eenmaal uit de
impasse, waarin het reeds te lang te land
is gekomen.
En inmiddels gaat de bewapeningswed
loop kalm voort over vrijwel de gansche
linie. Ook de Engelsche begrooting, die
overigens een zeer optimistische klank
deed hooren, geeft daarvan blijk. Onge
twijfeld staat Engeland aan het hoofd van
de opleving, die liter en daar merkbaar
is, zij het in zeer bescheiden mate.
Intusschen duren in tal van landen de
inwendige moeilijkheden voort. België
begint de gevolgen der devaluatie aan den
lijve te voelen, al doet de regeering haar
uiterste best om de prijsopdrijving tot een
minimum te beperken, hetgeen maar zoo
half lukt. In Duitschland wordt de kerk
strijd in steeds feller vorm gevoerd. Op
nieuw zijn eenige predikanten naar een
concentratiekamp getransporteerd, doch
de oppositie wordt daardoor eerder aange
vuurd dan afgeschrikt volgens den stel
regel: het bloed der martelaren is het
zaad der Kerk. Ook van de zijde der R.K.
clerie wordt agressiever toon aangeslagen
tegen de regeering Hitier.
Bij elke tusschentijdsche verkiezing in
Engeland blijkt meer en meer, hoe de
meerderheid der regeering afbrokkelt en
dit versterkt in de conservatieve partij de
minderheid, die het liefst morgen aan den
dag de nationale regeering zou willen ver
vangen door een zuiver conservatieve.
Doch de leider Baldwin blijft zijn woord
getrouw en zonder nieuwe verkiezingen
zal hij zeker niet tot een dergelijken stap
overgaan. In Frankrijk is het parlement,
zooals om deze tijden gewoon is, op reces.
Flandin had echter moeite den laatsten
stormloop der oppositie af te slaan, al be
haalde liij in de Kamer tenslotte een meer
dan voldoende meerderheid.
Wat er In Bulgarije zich afspeelt, waar
de militaire regeering is afgetreden als
gevolg van de verontwaardiging tegen het
in ballingschap zenden van enkele oud
ministers. moet nog worden afgewacht.
Duidelijk teekent de situatie zich nog niet
af