WAT DE VROUW DRAAGT 6»te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 20 April 1935 Vijfde Blad No. 23030 VOOR DE HUISVROUW. IIIIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK Losse nummers van ons Blad iiiiliiiiiililliiiiiiiiliiiiiiiiiiliiiliiiiiiiiilll PAASCH-IDYLLE RECHTZAKEN. HET KIND EN DE MODE. De ervaring heeft ons geleerd, dat I moeders, wanneer het om de garderobe I van hun kinderen gaat, niets goed ge noeg vinden voor hun spruiten, waardoor ine dikwijls overdreven mooi worden aangekleed. Dit is echter absoluut ver keerd gezien, daar juist de eenvoudige kieeding de kinderen verreweg het aar digst staat. Hierop kan nóóit genoeg de I nadruk worden gelegd. De voordeelen van eenvoudige kinder- I kleeding liggen voor de hand. In de eer ste plaats voelt een kind zich in een een voudig pakje veel meer op zijn gemak, omdat het begrijpt dat het zich nu niet zoo behoeft te ontzien en bovendien zijn I dergelijke kleedingstukken veel gemakke- lijker te wasschen. De kindermode, waarover men vroeger I nooit hoorde spreken, vormt den laatsten tijd meer en meer een onderwerp van I gesprek. Ookde kindergarderobe is aan mode onderhevig. Voor eiken leeftijd heeft men aardige modellen ontworpen, die veel afwisseling vertoonen en geenszins mono toon kunnen worden genoemd. Op de afbeelding (links bovenaan) ziet U een speelpakje voor baby's In de box. Dit is niets anders dan een mouwloos hemdje, dat op een lulerbroekje wordt vastge knoopt, wat heel geschikt ls voor warme dagen, terwijl het flanellen hemdje (bo ven rechts) met korte mouwen, dat met een koordje om het halsje wordt gesloten, voor koelere dagen zeer is aan te bevelen. Wanneer het kind zijn eerste wandelpo gingen doet en wanneer het binnen- of buitenshuis speelt kan men het het beste een stevig linnen pakje aantrekken. Bij voorkeur kieze men hiervoor een aardige pastelkleur en het staat b.v. heel aardig om de mouwtjes en het kraagje met wit af te zetten. Wanneer het kind watgroo- ter ls en al aardig mee kan wandelen staat hem een rood wollen broekje met banden over de schouders heel aardig, waarin dan een geruite blouse moet wor den gedragen. Iedere moeder wil begrijpelijkerwijs haar dochtertje zoo aardig mogelijk aanklee- den, doch ook hier ls eenvoud geboden, 't Aardigst staan de jurkjes met een glad bovenstuk, waarop het rokje ruim wordt aangerimpeld. Rondom de hals wordt er een lint doorgeregen dat met een strik op zijde wordt gesloten (zie afbeelding). Bij grootere meisjes krijgen de jurkjes meer een persoonlijk cachet. Voor deze kinderen kunnen wij b.v. een manteltje met een geschulpt pelerientje aanbevelen. Een aardig uitgaansjurkje ziet U in de onderste rij afgebeeld. Het doorgeregen lint en de bloemtoefjes op de schouders geven het jurkje een allerliefst aanzien. Bij de jongenskleeding behoeven wij niet zoozeer er op te letten of iets aardig staat, dan wel of het practisch is. Naar deze maatstaf moeten wij ook de stoffen Jas (rechts onderaan) beoordeelen. De sportkleeding voor de jongens bestaat meestal uit een „deux pieces", daar de broek over het algemeen donker is, ter wijl hierop een lichter Jasje van een ge werkte stof wordt gedragen. Het is niet raadzaam broek en jas uit dezelfde stof te maken, daar de broek doorgaans veel meer te lijden heeft, zoodat binnen kor ten tijd het jasje er te veel bij zal af steken. Door verschillende stoffen te ne men is dit euvel gemakkelijk te voor komen Ook bij uitgaanskleeding van de jongens moet men alle onnoodige garneering ach terwege laten. Verreweg het netste staat een lange broek, een jasje met vier opge stikte zakken en een om de hals sluiten de kraag met daarbij passende manchet ten. Een dergelijk pak kan zoowel van een donkere warme stof als van linnen worden gemaakt. Het jasje van wildleder. De lederen mantel, die vroeger alléén voor sport werd gebruikt, ziet men te genwoordig ook dikwijls in de stad dragen. Wij hebben hiermede het oog op de wild- lederen korten mantel. Een dergelijk jasje wordt met een rij groote knoopen geslo ten, terwijl onder de ceintuur zakjes wor den aangebracht Heel aardig staat het wanneer men hierbij een geruite rok draagt, die van voren openvalt en een cape van dezelfde stof. De jas moet don kerder zijn dan de rest van het complet. Zoo kieze men b.v. bij een rok en cape in een bruin dessin, een donkerbruin jasje. Als men hierbij dan nog een hoed met een veer draagt in dezelfde kleur als het lederen jasje verkrijgt met een buitenge woon flatteus geheel. Een jong meisje wilde in de Paaschva- cantie een jumper breien met lange mou wen en liefst een vierkanten hals. Als zij ''"g ooschie'kan zij hem best op deze Paar dagen afkrijgen. Gebruik 4 draads wol, i paar breinaalden No. 3l/« en 5 sta len breinaalden No. 2'/»; voorts heeft u een klosje zilverdraad noodig. Mijn voorbeeld is 65 c.M. lang van den schouder tot onderaan; de lengte der mouwen bedraagt 60 c.M. met opgesla gen manchet; de wijdte der jumper van onderen is 89 c.M. in het rond. Begin met den voorkant te breien on deraan. Zet 114 steken op met de naalden No. 3en brei over de eerste 25 toeren het ribbetje 2 recht, 2 averecht; daarna 9 toeren lang recht heen, averecht terug. Neem nu den rechten kant van het werk naar u toe en hecht het zilverdraad aan; brei den eersten toer recht en den twee den averecht; hecht daarna de wol weer aan en brei 24 toeren recht heen, aver, terug. Vervolgens neemt u nogmaals het zil verdraad en breit twee toeren recht heen, averecht terug. Breek den draad af. hecht de wol aan en ga nu door: recht heen, averecht terug, tot het werk 48 c M. lang is, gemeten van het begin af. Dan is u aan het begin van het armsgat. Kant aan het begin van de volgende twee toeren 5 ste ken af; daarna om den anderen toer aan het begin en het einde van den toer 1 steek minderen; 6 maal. Vervolgens zon der minderen doorgaan tot het armsgat 12'/; c.M. lang is. Dan volg. toer: 30 recht: de volgende 32 steken afkanten voor den hals: de overige 30 recht, Brei op deze 30 steken een lengte van 9 c.M. Dan is één schouder klaar. Kant af, of zet, als u de schouders liever wilt aanmazen. de ste ken op een aparte naald. Brei vervolgens den anderen schouder zoo, dat hij bij den RECLAME. 3098 eersten past; dan is de voorkant af en kunt u den rug van den jumper precies eender breien. Nu de mouwen. Deze begint u boven aan; u werkt weer met de naalden 3'/i en de wol en zet 26 steken op. Brei den eer sten toer averecht en zet aan het begin van eiken toer 2 steken er bij op, tot u in het geheel 86 steken heeft. U breit na tuurlijk de mouwen net als de Jumper zelf: recht heen, averecht terug Als de 86 st. bereikt zijn, werkt u de volgende 7 toeren zonder meerderen; daarna bij el- ken 7den toer aan beide einden van de naald 1 steek minderen tot het aantal steken tot 64 is teruggebracht. Hierop werkt u zonder minderen verder tot het werk 50'/» c.M. lang is, gemeten van het begin der mouw af. Nu neemt u de naalden No. 2'/i en breit hiermee over een lengte van 6' .- c M. het ribbetje 2 recht. 2 averecht. Daarna het zilverdraad aanhechten (met den ave rechten kant van het werk naar u toe) één toer recht breien en den volgenden het ribbetje: 2 recht. 2 averecht. Breek den draad af, hecht de wol aan en brei den eersten toer recht; ga dan door met het ribbetje; 6 toeren lang en kant af. Zoo is één mouw gereed; brei daarna No. 2 en het let goed op, dat hij qua lengte en breedte precies bij de eerste mouw1 past. Nu de afwerking: het randje om den hals. Hiervoor neemt u met de fijne naal den (No. 2en de wol: alle steken rond den hals op: 32 langs vóór- en achterkant en 34 op lederen schouder. Met de 5de naald breit u nu 6 toeren: denk er om, dat u steeds aan het begin en het einde van elke naald de 1ste en de laatste steek ezamen breit. Dan loopt de hals gaaf rond Brei met dé viol de 1ste twee toeren het ribbetje: 2 recht, 2 averecht; hecht dan het zilveVdraad aah: brei den volgen den toer recht en den vierden (dus daar opvolgende' het ribbetje: 2 recht, 2 ave recht. Breek het zilverdraad af; hecht de wol aan; brei den 5den toer recht en den laatste het ribbetje: netjes afkanten; het werk is klaar! Nu de schouders van vóór en achter aan elkaar naaien of mazen; de mouwen glad in de armsgaten zetten; de naden der mouwen en de zijnaden van den jumper dichtnaaien. Let bij dit afwerken vooral goed op de zilveren strepen, dat zij overal goed aansluiten: want zij bren gen het leven in den jumper en vallen direct in het oog. Tot besluit kunt u het werk met een matig warm ijzer aan den verkeerden kant oppersen. Denk er om, dat, u er een zilvergrijzen of een metalen gordel op moet dragen, die juist tus- schen de strepen van zilverdraad past. Ceintuurs zijn nu de groote mode; ukunt er vast een vinden, die het aardig op dezen jumper doet. Juist vóór het sluiten van den brief vroeg een hulsvrouw mij nog om het re cept van „bloemkoolpudding". Neem een flinke bloemkool; 'It liter melk, 60 gram tarwebloem, 50 gram boter, 3 eieren, 100 gram geraspte kaas en wat peper, zout en nootmuskaat Maak de bloemkool schoon en kook ze gaar: wrijf ze dan door een zeef tot purée. Verwarm, terwijl de bloemkool óp staat, de boter met de bloem tot een gelijk papje; voeg er geleidelijk de melk bij en laat dan het mengsel inkoken tot een stevige massa (steeds blijven roeren!); neem nu de pan van het vuur en roer door het deeg de gezeefde bloemkool. 3/4 van de geraspte kaas, wat peper, zout en noot, en de geklopte eieren. Vul met dit meng sel een met boter ingesmeerde warme puddingvorm tot op 3/4 vol; sluit den vorm en kook de pudding gedurende een uur „au bain Marie", stort hem dan op een verwarmde schotel, bedruip hem met wat gesmolten boter en strooi daar de rest van de kaas overheen. zijn behalve aan ons Bureau ook verkrijgbaar bij de Firma A. HILLEN - Stationsweg Firma A. J. H. WIJTENBURG, Haarlemmerstraat 2. W. G. J'. VERBURG, Sigarenhandel, Heerenstraat 2. Fa. A. SOMERWIL Az. Hoogew. 24 A. M. v. ZWICHT - Breestraat 126 A. VAN EGMOND, Sigarenhandel, Haven 2/4. BOEKHANDEL VAN DER VEEN Geversstraat No. 59 - Oegstgeest en aan de Kiosken. door JOH. W. BROEDELET. „Denk er nu om, dat jij je schoone Jaeger aantrekt", had mevrouw gezegd. „Dat vergeet je iederen keer. En 't is mor gen Paschen." Meneer had er vreeselijk over opge speeld en was ontzettend te keer gegaan. Hij was geen kleine jongen, zei-le en een kindermeid had-ie niet meer noodig. Hij kon zichzelf wel redden en het was beter, als zij hem niet zoo na-reed en wat meer op haar eigen tekortkomingen lette. Dat met het Jaeger was ééns ge beurd of hoogstens tweemaal, maar het gaf nog geen reden om hem als een kwaaien aap te behandelen. Zelfs al had den ze morgen Paschen. Het was toen trouwens haar schuld geweest, want z'n goed lag heelemaal weggestopt en hij had geen zin, om zóó uit het bad te loopen zoeken, alsof-ie padvinder was. Als ze dacht, dat-ie zich nog langer liet ringel- ooren, had ze het glad mis. En wat ze zich wel verbeeldde en hoe ze toch aan al dien onzin kwam en of ze hem voor een minderwaardige aanzag en wat ze zelf dan eigenlijk wel was en meer van die aangename Informaties, zoodat de toon steeds geanimeerder werd. Op het laatst maakte hij zich zóó kwaad hij stampvoette, trok aan zijn beetje haar. snoof, brieschte en schopte voetenbankjes omver dat mevrouw er maar gauw een eind aan maakte met een kort: „Nu goed, dan was het zeker mijn Jaeger. Ik heb alles voor je klaargelegd. Je kan dus in het bad gaan. wanneer je wilt! Laten we in 's hemelsnaam geen ruzie krijgen met Paschen!" Daarop was mevrouw gaan wandelen, om weer wat op haar verhaal te komen-. „Ze denken, geloof ik, dat wij stomme rikken zijn", bromde meneér nog na, in de badkamer. Hij trok zijn buis uit, zijn vest, ontdeed zich van zijn das, zijn boord, smeet zijn manchetten neer. haalde zijn overhemd over zijn hoofd en krabde zich nadenkend aan zijn oor. De wereld was toch een rare boel. Eiken Zaterdag had je diezelfde bereddering. Toen-le nog niet kruipen kon, was zijn moeder er al mee begonnen, en nu-le tegen de vijftig liep. was het net zoo. De hemel wist. hoeveel mensehen op ditzelfde oogenblik precies stonden als hij! Als je daarover nadacht! De heele wereld was één groote koffie molen. Maar hij had zijn hoofd nog niet on dergedompeld, of hij was alles kwijt. Hè, dat deed iemand goed. Het spoelde je denken weg, je humeurigheid. De onaan genaamheden, die je beleefd had, beston den niet meer; je werd een nieuw mensch. Hij proestte, blies, boende, poetste, dook, zat, lag, gleed, wreef, knorde. Dan verrles hij als herboren. Zijn aankleeden ging vlugjes, maar toch bedaard. Lekker, zooals die kleeren weer om je lichaam zaten! Nu nog zijn boord, zijn das! Mooi zoo! Zijn vest, zijn col bert. Klaar was Kees. Voor-ie de badka mer verliet, .keek-ie nog even om. Hij bleef staan van schrik. Daar hing zijn Jaeger, het schóóne. over den stoel! Hij staarde er naar. alsof-ie iets vreeselijks zag. Het was dan ook een belabberde ge schiedenis. Wat moest-ie doen? Na die herrie van zoo-even. zou-ie tegenover zijn vrouw een figuur slaan, om in geen week te boven te komen. Dat ding kon-ie daar dus niet laten hangen. Als-ie het eens wegstopte? Maar dan vroeg zij waar het andere Jae ger gebleven was. Nee. het eenige wat er voor hem opzat was, dat-ie zich nóg eens uit- en aankleedde. Een pretje was het niet, maar wat deed je er aan? Meneer trok dus zijn buis weer uit, zijn vest, ontdeed zich van zijn das, zijn boord, smeet zijn manchetten neer, haalde zijn overhemd over zijn hoofd en krabde zich dan achter het oor. De wereld was toch een rare boel. Elke week, of 't nu naar Paschen liep of niet, precies hetzelfde. Dat was bij het begin der schepping zeker zoo ingesteld en het veranderde nooit. Je moest er maar niet over denken, anders werd je er nog gek van. Zie zoo, zijn sokken waren ook al uit Nu nog het laatste stuk en floep, hij dompelde onder Heerlijk toch! Hij proestte, snoof, zocht naar de zeep. Doch toen zijn hals flink in het sop stond, bleef-ie een oogenblik roerloos zitten. Drommels, was-ie niet goed wijs?Wat had- Ie nu gedaan? Werd-ie zwak van geheu gen? Of was. bet heusch, al gen week ge leden? Maar nee, hij wist het haast ze ker! Hoe kwam-ie dan zoo suf? Natuur lijk van het gas. Die geysers gaven zoo'n hitte! Hij zou dadelijk het raam open zetten. Liet-ie er maar niemand iets van merken, anders lachten ze hem nog maar uit' Een allergekste historie dan ook! Den tweeden keer ging zijn aankleeden niet zoo energiek, wat begrijpelijk was. Maar eindelijk dan toch had-ie het ach ter den rug. Oef, dat was een karweitje geweest! In de serre rookte-le genoeglijk zijn sigaar en blies van zijn lichamelijken ar beid. Daar trad zijn vrouw, die intusschen van haar wandeling teruggekeerd was, naar binnen en zei: „Man, ik dacht dat ik je al in het bad zou vinden. Ik heb het gas nu maar aan gestoken. Als je straks niet te lang wacht, ben je nog voor het eten klaar." „Watblief?" stamelde meneer. HIJ nam zijn sigaar uit den mond en staarde zijn vrouw verbijsterd aan. „Waarom kijk Je zoo gek?" vroeg zijn vrouw. „OfEen zwart vermoeden ontnam haar voor een tel de spraak. „O", riep ze dan bijna triomfantelijk uit: „Je hebt er wéér niet aan gedacht! Je schoone Jaeger hangt er nog. Zie je wel, dat ik gelijk had!" „Mijn-Jaeger-hangt-er-nog?" hakkelde meneer, terwijl het benauwde zweet hem uitbrak. „Ja, precies op dezelfde plaats. Waar zit jouw hoofd toch?" „Natuurlijk hangt het er nog", zei me neer gevat en hij dwong zich tot een grijns. „Want ik ben er nog niet in ge weest. Tegen Paschen wordt 'n mensch wat lui. Ik hield je maar zoo'n beetje voor den gek." „O. is het dat?" vroeg mevrouw met een uithaal, haast teleurgesteld. „Het zou anders heusch zoo'n wonder niet zijn!" „Goddank," dacht meneer, „dat de meid de handdoeken en al het andere opge- DE „WILDE" AUTOBUS-DIENSTEN. Beslissing van den Hoogen Raad. De Hooge Raad heeft arrest gewezen in de zaak van den Staat der Nederlanden tegen A. P. Verdoorn. Laatstgenoemde heeft zich indertijd verzet tegen een maat regel, genomen door ambtenaren od het Rijkstoezicht op de Spoorwegen betreffen de in beslag nemen van een autobus. De president van de Haagsche Recht bank achtte het in beslag .nemen ongeoor loofd en gaf de autobus vrij. In hooger beroep heeft het Haagsche Gerechtshof de uitspraak van den pre sident der rechtbank bevestigd. Op 28 Februari J.l. diende deze zaak voor den Hoogen Raad. De advocaat-generaal mr. Wijnveldt was van oordeel, dat de overheid door het vasthouden der bus niets onrechtmatigs deed, maar voorts meende hij, dat eerst onderzocht moet worden of hier sprake is van een autobusdienst zon der vergunning. Mr. Wijnveldt conclu deerde dan ook tot vernietiging van het arrest en terugwijzing der zaak. De Hooge Raad, thans arrest wijzende vereenigde zich met het oordeel van mr. Wijnveldt ten aanzien van het rechtmatige van het in beslag nemen der autobus en zond overigens de zaak terug naar het Hof om uit te doen maken, of de bedoelde autobusdienst al dan niet geoorloofd moet worden geacht. Aan de overwegingen van den Hoogen Raad ontleenen wij: dat art. 13 der Wet Openbare Vervoermiddelen aan de over heid de bevoegdheid toekennende om het zonder vergunning in werking brengen of houden van een autobusdienst te beletten, zonder daarbij aan te geven, op welke wijze dit beletten zal mogen geschieden, aan de overheid het recht geeft, ter be reiking van dat doel die maatregelen toe te passen, welke als redelijk zijn te be schouwen. De door het Hof aangevoerde omstandig heid, dat wel verboden is het zonder ver gunning in werking brengen en houden van een autobusdienst doch niet het hou den van autobussen, waarmede men zoo danige diensten uitoefent, brengt nog geenszins mede zegt de Hooge Raad dat een maatregel als in dezen is genomen niet zou kunnen zijn een redelijk middel om aan een verboden autobusdienst een einde te maken. Ten slotte zegt de Hooge Raad. dat. nu derhalve de grond, waarop het Hof, zon der verder onderzoek heeft aangenomen dat de overheid in dezen de haar bij dé wet toegekende bevoegdheid heeft over schreden, niet juist is, de bestreden be slissing niet kan worden gehandhaafd. De Hooge Raad heeft alzoo het arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's Gravenhage, ten einde, met inachtneming van deze uit spraak, verder te worden behandeld en beslist. DE INBRAAK BIJ LISSONE TE AMSTERDAM. Het vonnis van de rechtbank. De Vijfde Kamer van de Amsterdamsche Rechtbank deed uitspraak in de strafzaak tegen de vier personen twee vrouwen en twee mannen betrokken bij de in braak. die in Augustus van het vorige jaar is gepleegd bij het reisbureau Lissone in de Leidschestraat te Amsterdam. De hoofddader, een 23-jarlge man, werd weens diefstal in vereeniging tot twee en een half jaar gevangenisstraf veroordeeld. Een werkster kreeg wegens heling zeven maanden gevangenisstraf, met aftrek van het gheele voorarrest. „Nel", een beruchte vrouw uit de onder wereld, werd. in weerwil van haar ont- kentenis, tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. De rechtbank sprak haar broer vrij. NOODLOTTIGE VERGISSING IN EEN APOTHEEK. Apothekers-assistente voorwaardelijk veroordeeld. Eenigen tijd geleden plakte een Am sterdamsche apothekers-assistente bij ver gissing een verkeerd etiket op een flesch- je medicijn, zoodat dit fleschje, dat een vergif bevatte, in handen kwam van een oude vrouw, die het innam en korten tijd daarna aan de gevolgen overleed. De apothekers-assistente is thans door de rechtbank wegens het veroorzaken van dood door schuld veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen, benevens een geldboete van f. 75 of 25 dagen hechtenis. rulmd heeft, Maar hoe komt dat nu van dat Jaeger? Ach, als je tweemaal gebaad hebt, staat je hoofd natuurlijk vreemd." Om vijf uur waarschuwde mevrouw hem weer: „Kom man, Je water ls klaar. Haast je wat!" Met een kreun stond-ie op. Als een mensch zijn ongelijk niet bekennen wou, werd-ie wel op de proef gesteld. Hij stond weer ln de badkamer. Zijn vrouw klopte op de deur. „Zit je er al in?" riep ze animeerend. „God, ja, dadelijk!" schreeuwde-ia woest, „rij me toch altijd niet zoo na!" Hij krabde z'n hoofd. Ja, er zat niets anders op. In 's hemelsnaam dan maar!. Weer trok-le dus zijn buis uit, zijn vest, ontdeed zich van zijn das, zijn boord, haalde zijn overhemd over zijn hoofd. En geen minuut later ging-ie ten derde male kopje onder. „Vrouw!" riep-ie, zoodra-ie zijn hoofd weer boven had. „Wat is er?" vroeg ze. Ze was zich in de kamer er naast aan het verkleeden en trad binnen. „Haal in 's hemelsnaam dat oude Jae ger weg", sprak-ie benauwd, „ik denk er altijd wel aan, maar je weet nooit". „Dat is nog eens verstandig van je", prees mevrouw en ze deed, wat haar ge vraagd werd. Zóó werd meneer met Paschen „schoon" in triplo. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 17