WAT DE VROUW DRAAGT
6»te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 20 April 1935
Vijfde Blad
No. 23030
VOOR DE HUISVROUW.
IIIIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK
Losse nummers van ons Blad
iiiiliiiiiililliiiiiiiiliiiiiiiiiiliiiliiiiiiiiilll
PAASCH-IDYLLE
RECHTZAKEN.
HET KIND EN DE MODE.
De ervaring heeft ons geleerd, dat
I moeders, wanneer het om de garderobe
I van hun kinderen gaat, niets goed ge
noeg vinden voor hun spruiten, waardoor
ine dikwijls overdreven mooi worden
aangekleed. Dit is echter absoluut ver
keerd gezien, daar juist de eenvoudige
kieeding de kinderen verreweg het aar
digst staat. Hierop kan nóóit genoeg de
I nadruk worden gelegd.
De voordeelen van eenvoudige kinder-
I kleeding liggen voor de hand. In de eer
ste plaats voelt een kind zich in een een
voudig pakje veel meer op zijn gemak,
omdat het begrijpt dat het zich nu niet
zoo behoeft te ontzien en bovendien zijn
I dergelijke kleedingstukken veel gemakke-
lijker te wasschen.
De kindermode, waarover men vroeger
I nooit hoorde spreken, vormt den laatsten
tijd meer en meer een onderwerp van
I gesprek. Ookde kindergarderobe is aan
mode onderhevig. Voor eiken leeftijd heeft
men aardige modellen ontworpen, die veel
afwisseling vertoonen en geenszins mono
toon kunnen worden genoemd. Op de
afbeelding (links bovenaan) ziet U een
speelpakje voor baby's In de box. Dit is
niets anders dan een mouwloos hemdje,
dat op een lulerbroekje wordt vastge
knoopt, wat heel geschikt ls voor warme
dagen, terwijl het flanellen hemdje (bo
ven rechts) met korte mouwen, dat met
een koordje om het halsje wordt gesloten,
voor koelere dagen zeer is aan te bevelen.
Wanneer het kind zijn eerste wandelpo
gingen doet en wanneer het binnen- of
buitenshuis speelt kan men het het beste
een stevig linnen pakje aantrekken. Bij
voorkeur kieze men hiervoor een aardige
pastelkleur en het staat b.v. heel aardig
om de mouwtjes en het kraagje met wit
af te zetten. Wanneer het kind watgroo-
ter ls en al aardig mee kan wandelen
staat hem een rood wollen broekje met
banden over de schouders heel aardig,
waarin dan een geruite blouse moet wor
den gedragen.
Iedere moeder wil begrijpelijkerwijs haar
dochtertje zoo aardig mogelijk aanklee-
den, doch ook hier ls eenvoud geboden,
't Aardigst staan de jurkjes met een glad
bovenstuk, waarop het rokje ruim wordt
aangerimpeld. Rondom de hals wordt er
een lint doorgeregen dat met een strik
op zijde wordt gesloten (zie afbeelding).
Bij grootere meisjes krijgen de jurkjes
meer een persoonlijk cachet. Voor deze
kinderen kunnen wij b.v. een manteltje
met een geschulpt pelerientje aanbevelen.
Een aardig uitgaansjurkje ziet U in de
onderste rij afgebeeld. Het doorgeregen
lint en de bloemtoefjes op de schouders
geven het jurkje een allerliefst aanzien.
Bij de jongenskleeding behoeven wij
niet zoozeer er op te letten of iets aardig
staat, dan wel of het practisch is. Naar
deze maatstaf moeten wij ook de stoffen
Jas (rechts onderaan) beoordeelen. De
sportkleeding voor de jongens bestaat
meestal uit een „deux pieces", daar de
broek over het algemeen donker is, ter
wijl hierop een lichter Jasje van een ge
werkte stof wordt gedragen. Het is niet
raadzaam broek en jas uit dezelfde stof
te maken, daar de broek doorgaans veel
meer te lijden heeft, zoodat binnen kor
ten tijd het jasje er te veel bij zal af
steken. Door verschillende stoffen te ne
men is dit euvel gemakkelijk te voor
komen
Ook bij uitgaanskleeding van de jongens
moet men alle onnoodige garneering ach
terwege laten. Verreweg het netste staat
een lange broek, een jasje met vier opge
stikte zakken en een om de hals sluiten
de kraag met daarbij passende manchet
ten. Een dergelijk pak kan zoowel van
een donkere warme stof als van linnen
worden gemaakt.
Het jasje van wildleder.
De lederen mantel, die vroeger alléén
voor sport werd gebruikt, ziet men te
genwoordig ook dikwijls in de stad dragen.
Wij hebben hiermede het oog op de wild-
lederen korten mantel. Een dergelijk jasje
wordt met een rij groote knoopen geslo
ten, terwijl onder de ceintuur zakjes wor
den aangebracht Heel aardig staat het
wanneer men hierbij een geruite rok
draagt, die van voren openvalt en een
cape van dezelfde stof. De jas moet don
kerder zijn dan de rest van het complet.
Zoo kieze men b.v. bij een rok en cape in
een bruin dessin, een donkerbruin jasje.
Als men hierbij dan nog een hoed met
een veer draagt in dezelfde kleur als het
lederen jasje verkrijgt met een buitenge
woon flatteus geheel.
Een jong meisje wilde in de Paaschva-
cantie een jumper breien met lange mou
wen en liefst een vierkanten hals. Als zij
''"g ooschie'kan zij hem best op deze
Paar dagen afkrijgen. Gebruik 4 draads
wol, i paar breinaalden No. 3l/« en 5 sta
len breinaalden No. 2'/»; voorts heeft u
een klosje zilverdraad noodig.
Mijn voorbeeld is 65 c.M. lang van den
schouder tot onderaan; de lengte der
mouwen bedraagt 60 c.M. met opgesla
gen manchet; de wijdte der jumper van
onderen is 89 c.M. in het rond.
Begin met den voorkant te breien on
deraan. Zet 114 steken op met de naalden
No. 3en brei over de eerste 25 toeren
het ribbetje 2 recht, 2 averecht; daarna
9 toeren lang recht heen, averecht terug.
Neem nu den rechten kant van het werk
naar u toe en hecht het zilverdraad aan;
brei den eersten toer recht en den twee
den averecht; hecht daarna de wol weer
aan en brei 24 toeren recht heen, aver,
terug.
Vervolgens neemt u nogmaals het zil
verdraad en breit twee toeren recht heen,
averecht terug. Breek den draad af. hecht
de wol aan en ga nu door: recht heen,
averecht terug, tot het werk 48 c M. lang
is, gemeten van het begin af. Dan is u aan
het begin van het armsgat. Kant aan het
begin van de volgende twee toeren 5 ste
ken af; daarna om den anderen toer aan
het begin en het einde van den toer 1
steek minderen; 6 maal. Vervolgens zon
der minderen doorgaan tot het armsgat
12'/; c.M. lang is. Dan volg. toer: 30 recht:
de volgende 32 steken afkanten voor den
hals: de overige 30 recht, Brei op deze 30
steken een lengte van 9 c.M. Dan is één
schouder klaar. Kant af, of zet, als u de
schouders liever wilt aanmazen. de ste
ken op een aparte naald. Brei vervolgens
den anderen schouder zoo, dat hij bij den
RECLAME.
3098
eersten past; dan is de voorkant af en
kunt u den rug van den jumper precies
eender breien.
Nu de mouwen. Deze begint u boven
aan; u werkt weer met de naalden 3'/i en
de wol en zet 26 steken op. Brei den eer
sten toer averecht en zet aan het begin
van eiken toer 2 steken er bij op, tot u
in het geheel 86 steken heeft. U breit na
tuurlijk de mouwen net als de Jumper
zelf: recht heen, averecht terug Als de
86 st. bereikt zijn, werkt u de volgende 7
toeren zonder meerderen; daarna bij el-
ken 7den toer aan beide einden van de
naald 1 steek minderen tot het aantal
steken tot 64 is teruggebracht. Hierop
werkt u zonder minderen verder tot het
werk 50'/» c.M. lang is, gemeten van het
begin der mouw af.
Nu neemt u de naalden No. 2'/i en breit
hiermee over een lengte van 6' .- c M. het
ribbetje 2 recht. 2 averecht. Daarna het
zilverdraad aanhechten (met den ave
rechten kant van het werk naar u toe)
één toer recht breien en den volgenden
het ribbetje: 2 recht. 2 averecht. Breek
den draad af, hecht de wol aan en brei
den eersten toer recht; ga dan door met
het ribbetje; 6 toeren lang en kant af.
Zoo is één mouw gereed; brei daarna No.
2 en het let goed op, dat hij qua lengte
en breedte precies bij de eerste mouw1
past.
Nu de afwerking: het randje om den
hals. Hiervoor neemt u met de fijne naal
den (No. 2en de wol: alle steken rond
den hals op: 32 langs vóór- en achterkant
en 34 op lederen schouder. Met de 5de
naald breit u nu 6 toeren: denk er om,
dat u steeds aan het begin en het einde
van elke naald de 1ste en de laatste steek
ezamen breit. Dan loopt de hals gaaf
rond Brei met dé viol de 1ste twee toeren
het ribbetje: 2 recht, 2 averecht; hecht
dan het zilveVdraad aah: brei den volgen
den toer recht en den vierden (dus daar
opvolgende' het ribbetje: 2 recht, 2 ave
recht. Breek het zilverdraad af; hecht de
wol aan; brei den 5den toer recht en den
laatste het ribbetje: netjes afkanten; het
werk is klaar!
Nu de schouders van vóór en achter
aan elkaar naaien of mazen; de mouwen
glad in de armsgaten zetten; de naden
der mouwen en de zijnaden van den
jumper dichtnaaien. Let bij dit afwerken
vooral goed op de zilveren strepen, dat
zij overal goed aansluiten: want zij bren
gen het leven in den jumper en vallen
direct in het oog. Tot besluit kunt u het
werk met een matig warm ijzer aan den
verkeerden kant oppersen. Denk er om,
dat, u er een zilvergrijzen of een metalen
gordel op moet dragen, die juist tus-
schen de strepen van zilverdraad past.
Ceintuurs zijn nu de groote mode; ukunt
er vast een vinden, die het aardig op
dezen jumper doet.
Juist vóór het sluiten van den brief
vroeg een hulsvrouw mij nog om het re
cept van „bloemkoolpudding".
Neem een flinke bloemkool; 'It liter
melk, 60 gram tarwebloem, 50 gram boter,
3 eieren, 100 gram geraspte kaas en wat
peper, zout en nootmuskaat Maak de
bloemkool schoon en kook ze gaar: wrijf
ze dan door een zeef tot purée. Verwarm,
terwijl de bloemkool óp staat, de boter
met de bloem tot een gelijk papje; voeg
er geleidelijk de melk bij en laat dan
het mengsel inkoken tot een stevige
massa (steeds blijven roeren!); neem nu
de pan van het vuur en roer door het
deeg de gezeefde bloemkool. 3/4 van de
geraspte kaas, wat peper, zout en noot,
en de geklopte eieren. Vul met dit meng
sel een met boter ingesmeerde warme
puddingvorm tot op 3/4 vol; sluit den
vorm en kook de pudding gedurende een
uur „au bain Marie", stort hem dan op
een verwarmde schotel, bedruip hem met
wat gesmolten boter en strooi daar de
rest van de kaas overheen.
zijn behalve aan ons Bureau ook
verkrijgbaar bij de
Firma A. HILLEN - Stationsweg
Firma A. J. H. WIJTENBURG,
Haarlemmerstraat 2.
W. G. J'. VERBURG, Sigarenhandel,
Heerenstraat 2.
Fa. A. SOMERWIL Az. Hoogew. 24
A. M. v. ZWICHT - Breestraat 126
A. VAN EGMOND, Sigarenhandel,
Haven 2/4.
BOEKHANDEL VAN DER VEEN
Geversstraat No. 59 - Oegstgeest
en aan de Kiosken.
door
JOH. W. BROEDELET.
„Denk er nu om, dat jij je schoone
Jaeger aantrekt", had mevrouw gezegd.
„Dat vergeet je iederen keer. En 't is mor
gen Paschen."
Meneer had er vreeselijk over opge
speeld en was ontzettend te keer gegaan.
Hij was geen kleine jongen, zei-le en
een kindermeid had-ie niet meer noodig.
Hij kon zichzelf wel redden en het was
beter, als zij hem niet zoo na-reed en
wat meer op haar eigen tekortkomingen
lette. Dat met het Jaeger was ééns ge
beurd of hoogstens tweemaal, maar het
gaf nog geen reden om hem als een
kwaaien aap te behandelen. Zelfs al had
den ze morgen Paschen. Het was toen
trouwens haar schuld geweest, want z'n
goed lag heelemaal weggestopt en hij had
geen zin, om zóó uit het bad te loopen
zoeken, alsof-ie padvinder was. Als ze
dacht, dat-ie zich nog langer liet ringel-
ooren, had ze het glad mis. En wat ze
zich wel verbeeldde en hoe ze toch aan
al dien onzin kwam en of ze hem voor
een minderwaardige aanzag en wat ze
zelf dan eigenlijk wel was en meer van
die aangename Informaties, zoodat de
toon steeds geanimeerder werd. Op het
laatst maakte hij zich zóó kwaad hij
stampvoette, trok aan zijn beetje haar.
snoof, brieschte en schopte voetenbankjes
omver dat mevrouw er maar gauw een
eind aan maakte met een kort: „Nu goed,
dan was het zeker mijn Jaeger. Ik heb
alles voor je klaargelegd. Je kan dus in
het bad gaan. wanneer je wilt! Laten we
in 's hemelsnaam geen ruzie krijgen met
Paschen!"
Daarop was mevrouw gaan wandelen,
om weer wat op haar verhaal te komen-.
„Ze denken, geloof ik, dat wij stomme
rikken zijn", bromde meneér nog na, in de
badkamer. Hij trok zijn buis uit, zijn vest,
ontdeed zich van zijn das, zijn boord,
smeet zijn manchetten neer. haalde zijn
overhemd over zijn hoofd en krabde zich
nadenkend aan zijn oor. De wereld was
toch een rare boel. Eiken Zaterdag had
je diezelfde bereddering. Toen-le nog niet
kruipen kon, was zijn moeder er al mee
begonnen, en nu-le tegen de vijftig liep.
was het net zoo. De hemel wist. hoeveel
mensehen op ditzelfde oogenblik precies
stonden als hij! Als je daarover nadacht!
De heele wereld was één groote koffie
molen.
Maar hij had zijn hoofd nog niet on
dergedompeld, of hij was alles kwijt. Hè,
dat deed iemand goed. Het spoelde je
denken weg, je humeurigheid. De onaan
genaamheden, die je beleefd had, beston
den niet meer; je werd een nieuw mensch.
Hij proestte, blies, boende, poetste, dook,
zat, lag, gleed, wreef, knorde. Dan verrles
hij als herboren.
Zijn aankleeden ging vlugjes, maar toch
bedaard. Lekker, zooals die kleeren weer
om je lichaam zaten! Nu nog zijn boord,
zijn das! Mooi zoo! Zijn vest, zijn col
bert. Klaar was Kees. Voor-ie de badka
mer verliet, .keek-ie nog even om. Hij
bleef staan van schrik. Daar hing zijn
Jaeger, het schóóne. over den stoel! Hij
staarde er naar. alsof-ie iets vreeselijks
zag. Het was dan ook een belabberde ge
schiedenis.
Wat moest-ie doen? Na die herrie van
zoo-even. zou-ie tegenover zijn vrouw een
figuur slaan, om in geen week te boven
te komen. Dat ding kon-ie daar dus niet
laten hangen. Als-ie het eens wegstopte?
Maar dan vroeg zij waar het andere Jae
ger gebleven was. Nee. het eenige wat er
voor hem opzat was, dat-ie zich nóg eens
uit- en aankleedde. Een pretje was het
niet, maar wat deed je er aan?
Meneer trok dus zijn buis weer uit, zijn
vest, ontdeed zich van zijn das, zijn boord,
smeet zijn manchetten neer, haalde zijn
overhemd over zijn hoofd en krabde zich
dan achter het oor. De wereld was toch
een rare boel. Elke week, of 't nu naar
Paschen liep of niet, precies hetzelfde.
Dat was bij het begin der schepping zeker
zoo ingesteld en het veranderde nooit. Je
moest er maar niet over denken, anders
werd je er nog gek van.
Zie zoo, zijn sokken waren ook al uit
Nu nog het laatste stuk en floep, hij
dompelde onder Heerlijk toch! Hij
proestte, snoof, zocht naar de zeep. Doch
toen zijn hals flink in het sop stond,
bleef-ie een oogenblik roerloos zitten.
Drommels, was-ie niet goed wijs?Wat had-
Ie nu gedaan? Werd-ie zwak van geheu
gen? Of was. bet heusch, al gen week ge
leden? Maar nee, hij wist het haast ze
ker! Hoe kwam-ie dan zoo suf? Natuur
lijk van het gas. Die geysers gaven zoo'n
hitte! Hij zou dadelijk het raam open
zetten. Liet-ie er maar niemand iets van
merken, anders lachten ze hem nog maar
uit' Een allergekste historie dan ook!
Den tweeden keer ging zijn aankleeden
niet zoo energiek, wat begrijpelijk was.
Maar eindelijk dan toch had-ie het ach
ter den rug. Oef, dat was een karweitje
geweest!
In de serre rookte-le genoeglijk zijn
sigaar en blies van zijn lichamelijken ar
beid. Daar trad zijn vrouw, die intusschen
van haar wandeling teruggekeerd was,
naar binnen en zei:
„Man, ik dacht dat ik je al in het bad
zou vinden. Ik heb het gas nu maar aan
gestoken. Als je straks niet te lang wacht,
ben je nog voor het eten klaar."
„Watblief?" stamelde meneer. HIJ nam
zijn sigaar uit den mond en staarde zijn
vrouw verbijsterd aan.
„Waarom kijk Je zoo gek?" vroeg zijn
vrouw. „OfEen zwart vermoeden
ontnam haar voor een tel de spraak.
„O", riep ze dan bijna triomfantelijk
uit: „Je hebt er wéér niet aan gedacht!
Je schoone Jaeger hangt er nog. Zie je
wel, dat ik gelijk had!"
„Mijn-Jaeger-hangt-er-nog?" hakkelde
meneer, terwijl het benauwde zweet hem
uitbrak.
„Ja, precies op dezelfde plaats. Waar
zit jouw hoofd toch?"
„Natuurlijk hangt het er nog", zei me
neer gevat en hij dwong zich tot een
grijns. „Want ik ben er nog niet in ge
weest. Tegen Paschen wordt 'n mensch
wat lui. Ik hield je maar zoo'n beetje
voor den gek."
„O. is het dat?" vroeg mevrouw met
een uithaal, haast teleurgesteld. „Het zou
anders heusch zoo'n wonder niet zijn!"
„Goddank," dacht meneer, „dat de meid
de handdoeken en al het andere opge-
DE „WILDE" AUTOBUS-DIENSTEN.
Beslissing van den Hoogen Raad.
De Hooge Raad heeft arrest gewezen in
de zaak van den Staat der Nederlanden
tegen A. P. Verdoorn. Laatstgenoemde
heeft zich indertijd verzet tegen een maat
regel, genomen door ambtenaren od het
Rijkstoezicht op de Spoorwegen betreffen
de in beslag nemen van een autobus.
De president van de Haagsche Recht
bank achtte het in beslag .nemen ongeoor
loofd en gaf de autobus vrij.
In hooger beroep heeft het Haagsche
Gerechtshof de uitspraak van den pre
sident der rechtbank bevestigd.
Op 28 Februari J.l. diende deze zaak voor
den Hoogen Raad. De advocaat-generaal
mr. Wijnveldt was van oordeel, dat de
overheid door het vasthouden der bus niets
onrechtmatigs deed, maar voorts meende
hij, dat eerst onderzocht moet worden of
hier sprake is van een autobusdienst zon
der vergunning. Mr. Wijnveldt conclu
deerde dan ook tot vernietiging van het
arrest en terugwijzing der zaak.
De Hooge Raad, thans arrest wijzende
vereenigde zich met het oordeel van mr.
Wijnveldt ten aanzien van het rechtmatige
van het in beslag nemen der autobus en
zond overigens de zaak terug naar het Hof
om uit te doen maken, of de bedoelde
autobusdienst al dan niet geoorloofd moet
worden geacht.
Aan de overwegingen van den Hoogen
Raad ontleenen wij: dat art. 13 der Wet
Openbare Vervoermiddelen aan de over
heid de bevoegdheid toekennende om het
zonder vergunning in werking brengen of
houden van een autobusdienst te beletten,
zonder daarbij aan te geven, op welke
wijze dit beletten zal mogen geschieden,
aan de overheid het recht geeft, ter be
reiking van dat doel die maatregelen toe
te passen, welke als redelijk zijn te be
schouwen.
De door het Hof aangevoerde omstandig
heid, dat wel verboden is het zonder ver
gunning in werking brengen en houden
van een autobusdienst doch niet het hou
den van autobussen, waarmede men zoo
danige diensten uitoefent, brengt nog
geenszins mede zegt de Hooge Raad
dat een maatregel als in dezen is genomen
niet zou kunnen zijn een redelijk middel
om aan een verboden autobusdienst een
einde te maken.
Ten slotte zegt de Hooge Raad. dat. nu
derhalve de grond, waarop het Hof, zon
der verder onderzoek heeft aangenomen
dat de overheid in dezen de haar bij dé
wet toegekende bevoegdheid heeft over
schreden, niet juist is, de bestreden be
slissing niet kan worden gehandhaafd.
De Hooge Raad heeft alzoo het arrest
vernietigd en de zaak terugverwezen naar
het Gerechtshof te 's Gravenhage, ten
einde, met inachtneming van deze uit
spraak, verder te worden behandeld en
beslist.
DE INBRAAK BIJ LISSONE TE
AMSTERDAM.
Het vonnis van de rechtbank.
De Vijfde Kamer van de Amsterdamsche
Rechtbank deed uitspraak in de strafzaak
tegen de vier personen twee vrouwen
en twee mannen betrokken bij de in
braak. die in Augustus van het vorige jaar
is gepleegd bij het reisbureau Lissone in
de Leidschestraat te Amsterdam.
De hoofddader, een 23-jarlge man, werd
weens diefstal in vereeniging tot twee en
een half jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Een werkster kreeg wegens heling zeven
maanden gevangenisstraf, met aftrek van
het gheele voorarrest.
„Nel", een beruchte vrouw uit de onder
wereld, werd. in weerwil van haar ont-
kentenis, tot twee jaar gevangenisstraf
veroordeeld. De rechtbank sprak haar
broer vrij.
NOODLOTTIGE VERGISSING IN
EEN APOTHEEK.
Apothekers-assistente voorwaardelijk
veroordeeld.
Eenigen tijd geleden plakte een Am
sterdamsche apothekers-assistente bij ver
gissing een verkeerd etiket op een flesch-
je medicijn, zoodat dit fleschje, dat een
vergif bevatte, in handen kwam van een
oude vrouw, die het innam en korten tijd
daarna aan de gevolgen overleed.
De apothekers-assistente is thans door
de rechtbank wegens het veroorzaken van
dood door schuld veroordeeld tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 14
dagen, benevens een geldboete van f. 75
of 25 dagen hechtenis.
rulmd heeft, Maar hoe komt dat nu van
dat Jaeger? Ach, als je tweemaal gebaad
hebt, staat je hoofd natuurlijk vreemd."
Om vijf uur waarschuwde mevrouw hem
weer:
„Kom man, Je water ls klaar. Haast je
wat!"
Met een kreun stond-ie op. Als een
mensch zijn ongelijk niet bekennen wou,
werd-ie wel op de proef gesteld.
Hij stond weer ln de badkamer. Zijn
vrouw klopte op de deur.
„Zit je er al in?" riep ze animeerend.
„God, ja, dadelijk!" schreeuwde-ia
woest, „rij me toch altijd niet zoo na!"
Hij krabde z'n hoofd. Ja, er zat niets
anders op. In 's hemelsnaam dan maar!.
Weer trok-le dus zijn buis uit, zijn vest,
ontdeed zich van zijn das, zijn boord,
haalde zijn overhemd over zijn hoofd. En
geen minuut later ging-ie ten derde male
kopje onder.
„Vrouw!" riep-ie, zoodra-ie zijn hoofd
weer boven had.
„Wat is er?" vroeg ze. Ze was zich in
de kamer er naast aan het verkleeden en
trad binnen.
„Haal in 's hemelsnaam dat oude Jae
ger weg", sprak-ie benauwd, „ik denk er
altijd wel aan, maar je weet nooit".
„Dat is nog eens verstandig van je",
prees mevrouw en ze deed, wat haar ge
vraagd werd.
Zóó werd meneer met Paschen „schoon"
in triplo.
(Nadruk verboden).