Wat wij met Paschen doen RAADSELS. ANEKDOTEN. p en Jip waren druk in hun tuintje In hun eigen tuintje, het tuintje, e kort geleden met hun verjaardag ;en hadden. Jlp en Jaap waren twee- i en daarom hadden ze het cadeau ontvangen. En wat een cadeau! 't was niet alleen een stuk tuin- I geweest. O, neen: er hadden al veel bloeiende planten in gestaanroode lieven, „dikkopjes"' noemden de jon- ze, gele en paarse violen, sleutelbloe- en witte narcissen met een oranje Wat waren de twee jarigen verrast >st! En tuingereedschap hadden ze dag ook gekregen, 't Waren dus met twee jonge tuinlieden. op dezen Zaterdagmiddag vóór ten waren de twee baasjes erg in de Buurman had hun wat aardbeiplan- (.geven, wat goudsbloemzaad en aad van radijzen. Dat moesten ze al- d in den grond brengen. De zon n en ze begonnen 't warempel warm ijgen. eens verscheen moeder in den tuin, op en mantel aan. rat u uit?" vroeg Jip wat teleurgesteld zou immers naar Oma gaan!" lichtte er de jongens in. ikkes, dus u bent met Paschen ook Wat ongezellig!" mopperde Jaap. ider is toch thuis en Jansje", zei er. Jansje was het dienstmeisje, notmoeder was niet erg in orde en lad de moeder van Jip en Jaap ge- gemaakt van de omstandigheid, dat r deze feestdagen thuis was, om de eens te gaan opzoeken. De reis naar was te ver en te duur om die met ieren te ondernemen. En bovendien rao'n bezoek voor de patiënte te druk n. Maar.de jongens vonden het ilend zonder moeder, zeiden moeder goedendag en gaven neten aan Oma mee, drongen tevens op een spoedige terugkomst. Weldra n de jongelui weer in hun werk ver- i. Toen alles gedaan was, werden de Ijes opgeharkt en daarna hielpen ze r nog een poos in zijn tuin. en wonder, dat ze omrolden van den en vroeg naar bed gingen. Daar- 5! waren ze den volgenden morgen ook E wakker. Op eens hoorden ze de klok- I luiden. D, Ie Paaschklokken", riep Jip. et n moeder is er niet", voegde Jaap er chrikt aan toe. „Nu heeft vast de je ichhaas geen Paascheieren verstopt!" oi k jaar gingen ze door het huis de ge- rde eieren zoeken, waartusschen ze een chocolade- of suiker-ei vonden, loeder zal er vast wel voor gezorgd len", opperde Jip hoopvol, stond met- op en ging zich klaar maken. Jaap ds Ie zijn voorbeeld en weldra trokken al iet hun beiden naar beneden. ■1- i de suite was 't nog heel stil. De zon en binnen door de serredeuren en gaf ieen blijden Paaschglans. Maarde te :ens zagen geen Paascheieren. Ze ke- ig op alle plaatsjes, waar de vorige jaren >n en verborgen hadden gelegen, doch e- lekten niets. Jip zuchtte van teleur- ing. Jaap mopperde, waarom Oma juist •n n Paschen ziek moest worden. Jip kon ,e. iet begrijpen, dat moeder het eieren- jl :en van haar jongens vergeten had. je iVeet je, wat ik denk?" zei Jaap. p, Hou?" ;r Jat vader de Paaschhaas moet wezen s, straks binnen komt om ze te verstop- e, M", bedacht Jip, „moeder komt nog Paschen terug en brengt Paasch- 'en voor ons mee." laar kwam vader al beneden. „Vroolijk Paaschfeest, Jip en Jaap!" riep hij blij. „U ook, PapsEnende Paasch haas is er niet geweest." „Zoo, denken jullie dat?" lachte vader. „Nee, dan zal ik jullie eens wat zeggen: Hij is er nóg! Allo, ga maar eens gauw den tuin in." Vader schoof de serredeuren open en duwde de jongelui naar buiten. Jip pakte Jaap beet en danste met hem in 't rond. „Ik begrijp 't, ik weet 't!" riep hij. „Wat?" „Dat vader de Paaschhaas is. Hij gaat de eieren nu verstoppen. Ga je mee naar onzen tuin?" De jongens wandelden er heen. En nau welijks waren ze bij den ingang, of ze ble ven versteld staan. „De Paaschhaas!" gilde Jip. „Een échte Paaschhaas!" riep Jaap en beiden holden ze 't tuintje in. Neen, 't was geen échte haas, haar hij leek net echt; hij was van steen en zat midden tusschen de primula's: op zijn achterpooten met zijn voorpootjes omhoog als een hondje, dat opzit en.... op zijn rug droeg hij een mandje, ook van steen, en dat mandje zat vol JPaascheieren, gele, roode, blauwe, groene en paarse. En er in stak een briefkaart, ook al met een Paaschhaas er op, waarop stond: Prettig Paaschfeest. „En.... is de Paaschhaas er?" vroeg lachend vader, die naar buiten kwam. „Ja, en zoo'n moppige! Die Moes toch!" zei Jaap. „Ja, moeder heeft de verrassing be dacht", verklapte vader. „We sturen Moeder en Oma meteen de briefkaart", vond Jip. Dat deden ze. De eieren werden naar binnen gehaald en het ontbijt werd een echt Paaschmaal. De haas bleef in den tuin staan. Maar in de mand kwamen bloeiende plantjes: geraniums, margrieten en blauwe lobelia's. De Paaschhaas was gekomen en., ging niet meer weg. J. H. BRINKGREVEENTROP. (Nadruk verboden.) door C. E. DE LTTJ.K HOGERWAARD. Met Paschen gaan we allen uit, Is dat een feest of niet? We gaan logeeren op de hel Bij Oom en Tante Vliet. We nemen onze fietsen mee En pedd'len door het Gooi. Het is daar in het voorjaar ook Zoo heerlijk en zoo mooi! Moes zegt: Het is een drukte hoort Voor we reisvaardig zijn! Wij vinden dat gedoe vooruit Toch immers juist zoo fijn! ;i Wij gaan er op de fiets naar toe. Maar Moes en kleine Jet Gaat met den trein. Zus klapt al in Haar handjes van de pret. Wij pedd'len daar den heelen dag. Zijn 's avonds „lekker moe". 'k Wensch allen, die dit lezen, ook Een „Vroolijk Paschen!" toe. En nog iets: 'k hoop. dat jullie steeds Mooi weer hebt in dien tijd. Want dandan hebben wij het ook! 'k Had van dien wensch nooit spijt. (•Nadruk verboden). RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4. DE KLEINEREN 3. I. Ingezonden door Jo van Vliet. Met t hoor ik aan een boom, met P ben ik voor mannen en jongens, met j voor vrouwen, met 1 kan ik iets sluiten. n. Ingezonden door Betsy Stikkelorum. Verborgen jongensnamen. Kijk eens in de verte, Van Driessen krijgt men lekkere chocolade. Samen gingen we op reis. Van de bramen zie je nog niets. m. Ingezonden door Abram de Wit. Roept de koekoek vóór Pinksteren of na Pinksteren? IV. Ingezonden door Bram Baverlaar. Ik sla er dikwijls flink op los 'k Ben geen gemak'lijk heer Maar ook al doe ik het nog zoo hard Ik doe nooit iemand zeer. V. Ingezonden door Lientje Lefeber. Welke moed kumien ook lafaards wel hebben? VI. Ingezonden door drietal van der Lucht. Mijn geheel is een plaats in Friesland van 3 lettergrepen en 9 létters. 5. 6. 8. 3 draagt een heer, 3, 1 is een muzieknoot, 9, 4, 2 een verkorte meisjesnaam. 5, 7, 8. 3 eet men van. vn. Ingezonden door Piet Boogaarts. Een woord van 5 letters is iets wat het nu is. 3, 2, 4 vangt men visch in. een 4. 5. 2. 3 heeft ieder mensch. 1. 2, 5, 3 een verkorte jongens of meisjesnaam Ingezonden door Piet van Egmond. „Wat doen jullie eigenlijk, kinderen?" „O. we spelen prettig vadertje en moe dertje". „Zoo. maar waar is Hannie dan? doet dié niet mee? „Ja zeker, die zit in de kast en moet daar wachten, tot ze geboren wordt". Ingezonden door Rietje Laman. Rijke dame geeft tor ondersteuning aan een man en zegt: „Ja maar vertel mij nu eens. wat je er mee gaat doen". Man (spottend): „O mevrouw van die som laat ik eerst mijn schoenen opknap pen en de rest zet ik op de spaarbank". Ingezonden door Piet van Egmond'. „Jan geef eens een zin waarin kompaé voorkomt". „Ik kom pas van huis". Ingezonden door Abram v. d. Ouweelen. Pietje staat met zijn oogen dicht voor den spiegel. Moeder ziet het en vraagt: „Maar Piet waarom sta je daar met je oogen dicht voor den spiegel?" Piet: „Ja ziet u moeder ik wou graag eens weten hoe ik er met mijn oogeri dicht eigenlijk uitzie".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 21