TWEE KAMERADEN.
GOEDE OPLOSSINGEN.
VERGEET-MIJ-NIETJES.
Flip, de herdershond, en Beertje, de
grijze poes, konden het best met elkaar
vinden, al had dit aan Flip in het begin
heel wat moeite gekost. Toen hij voor 't
eerst met Beertje kennis maakte, was
deze nog een heel klein poesje, dat plot
seling voor hem op het vloerkleed werd
neergezet. Op hooge pootjes was Beertje
direct op hem toegesprongen, zonder eenl-
ge vrees voor zoo'n groot dier.
Flips ooren waren van verbazing en er
gernis overeind gaan staan en zijn ooren
niet alleen, ook zijn rugharen! HU liet een
waarschuwend gebrom hooren, waarvan
Beertje zich echter ook al niets aantrok.
Integendeel, ze kwam nog dichter bU
en maakte zelfs aanstalten om bU een
van Flips voorpooten omhoog te klau
teren.
Toen ging het gegrom over in een soort
gekerm, 't Was of de groote Flip bang
werd, in plaats dat het tegenovergestelde
het geval was. En wat voor hem het erg
ste was: de vrouw lachte hem uit; in
plaats van medelUden met hem te heb
ben! Toen tikte ze hem op den rug en zei
bestraffend: „Foei, Flip. moet je een
nieuwe huisgenoot zóó onvriendelyk ont
vangen?"
Flip kon wel niet verstaan, wat er ge
zegd werd, maar de toon ervan begreep
hU heel goed. Verontwaardigd ging hU in
zyn mand zitten, die In een hoek van de
kamer stond.
Gelukkig nam de vrouw de kleine in
dringster toen op den arm en ging zij de
kamer uit.
Na een paar dagen had Flip echter wel
ingezien, zich er in te moeten schikken,
dat er een concurrente gekomen was.
waarmee hU de liefkoozingen van den
baas en de vrouw moest deelen. En Beer
tje scheen 't er nu eenmaal op gezet te
hebben, innige vriendschap met hem te
willen sluiten. Ze zocht steeds zUn ge
zelschap. sprong om hem heen en pro
beerde telkens zyn staart te pakken, wan
neer hy dien heen en weer bewoog, 't
Kleine ding dacht bepaald, dat Flip dit
uitsluitend deed voor haar plezier, alsof
hy op deze wUze met haar wilde spelen.
Ze had er geen flauw vermoeden van, dat
Flip dan juist niet erg in zyn humeur
was.
Maar op zekeren morgen was 't toch al
te erg. Toen Flip na zyn ochtendwande
ling met den baas terug kwam en lekker
in zyn mand dacht te gaan zitten, bleef
hy op eens stokstyf staan. Midden in de
mand zat Beertje, die hem met haar
ronde blauwe oogjes aanzag en toen een
listig knipoogje gaf. Wéér begon Flip te
grommen, net als op den eersten dag, toen
Beertje in huis kwam. En wéér trok Beer
tje er zich geen zier van aan. Ze draaide
eens in het rond, net zooals ze dat Flip
dikwijls zag doen en rolde zich toen als
een bal in elkaar. De oogen gingen dicht
en ze maakte zich gereed voor een lekker
dutje!
Dat was toch te erg! Beertje had een
kussen, een zacht eigen kussen, naast de
boekenkast op den grond liggen.
Dat was haar plaats. Zich zoo maar
zonder complimenten op zU te laten schui
ven, daar bedankte Flip voor. En nu nam
hij een kort besluit.
Hy pakte met zyn tanden het poesje,
dat als een dons-balletje aanvoelde, voor
zichtig op en zette het naast de mand;
die nam hy gauw zelf in bezit.
Beertje keek heel eventjes verbaasd en
verschrikt, maar Flip had haar in 't ge
heel geen pijn gedaan. Ze maakte nu wel
weer aanstalten om In de mand te klau
teren, maar zag toen plotseling het klosje
liggen, dat de vrouw haar gegeven had
om mee te spelen.
Ze schoot er op af, maakte allerlei bui
telingen ermee en Flip en de mand wer
den verder met rust gelaten.
Op den duur kon Flip haar echter toch
niet weren, en maakte toen maar van
den nood een deugd. Als Beèrtje zijn
mand in beslag genomen had, ging hij
eenvoudig by haar zitten of zelfs liggen.
Veel plaats nam het poesje niet in en
langzamerhand was hij ook bepaald van
haar gaan houden. Dikwyls, als de vrouw
binnenkwam, vond zij het tweetal rustig
slapend; dan lag Flips groote poot be
schermend over zyn klein vriendinnetje
heen.
Zoo werd Beertje ongemerkt al een
groote poes, die op muizenjacht ging en
wel eens over de schutting klom om in
de tuinen van de buren een kijkje te
nemen. Maar als Flip uit geweest was en
binnenkwam, kwam ze dadelUk op hem
af en gaf kopjes langs zUn poolen. Flip
beantwoordde die liefkoozende begroeting
dan door Beertje's neus te Ukken. Dat
beteekende zooveel als een honde-zoen.
Ja Beertje was zUn Uefste vriendin ge
worden, ofschoon hij vreemde katten niet
kon uitstaan. Als hU er soms eentje in
den tuin gewaar werd, of er vertoonde
zich een op de schutting, dan vloog hU
er woedend blaffend op af.
De katten uit de omgeving wisten dit
al. Zelden kwamen ze in zUn buurt.
Beertje was nu al ruim een jaar ln
huis; zijn kussentje was opgeruimd; dat
lag in een kistje in de by-keuken, haar
nachtverblyf.
Toén gebeurde er iets. dat FUp geheel
en al uit zyn evenwicht bracht.
Dien dag was hU uit geweest met den
baas en de vrouw en 't was een heerlUke
dag voor hem, zooals er maar enkele wa
ren ln 't geheele jaar. Een auto was vóór
gekomen. en daarin hadden ze met hun
drieën plaats genomen. Een open auto. HU
zat wel niet op de bank tusschen den
baas en de vrouw in, maar op den grond
zat je net zoo zacht, en nu kon zUn kop
rusten op de knie van den baas, die hem
aan den riem vasthield. Maar dat was
eigenlUk onnoodig, want Flip dacht er
niet over, om ondeugend te zUn of uit den
wagen te springen. HU vond 't fUn, zoo'n
rit, maar 't zou nog fUner worden. Toen
de auto stilhield, sprong hU er 't eerst
uit: hij had zóó lang rust gehad, nu voel
de hy wel iets voor een wandeling of een
stoeipartijtje.
En dat kon hU thans naar hartelust:
loopen en stoeien. Want ze waren aan 't
strand en Flip holde en draafde langs
den grooten plas, blafte tegen de golven
en als er dan een stuk hout in zee ge
worpen werd, gooide hU zich pardoes in
't water, zwom er heen en bracht 't triom-
fantelUk naar den baas terug. De men-
schen hadden schik in hem: maar 't
meeste plezier had Flip toch zelf. En toen
de baas en de vrouw in 't badhotel gin
gen dineeren, hield hU zich heel netjes,
bleef rustig aan den riem, die om een
poot van den stoel was vastgemaakt, lig
gen; misschien ook omdat hU moe en
slaperig was geworden van het vliegen en
spelen aan zee in de helle zon en de bui
tenlucht.
Thuisgekomen 's avonds was zUn eerste
gang naar de mand: maar wat was dat?
Beertje lag er in, maar niet alléén. Tegen
haar aangedrukt lagen drie kleine, wrie
melende jonkies: twee grUze en één pik
zwarte! En Beertje lag te spinnen, gewel
dig, hield toen haar voorpootjes bescher
mend over het drietal heen en zag Flip
en den baas en de vrouw, die er ook bU
waren gekomen smeekend aan.
„Doe mUn kleintjes geen kwaad", kon
men er in lezen!
Daar dacht niemand aan en Flip wel
het allerminst. Maar wat moest hij nu?
HU begon zacht te janken: zUn mand
door een kattenfamilie in beslag geno
men! HU liep er rond omheen; aarzelend,
een beetje huiverend van opwinding.
Maar ten slotte: och, de mand was
groot genoeg en Beertje's kindertjes la
gen zóó dicht tegen haar aangedrukt, dat
ze bUna geen plaats innamen, voorzichtig
zette hU één van zyn groote pooten er
naast. Toen volgden de andere en Beertje
bleef maar spinnen. Bang was ze vol
strekt niet. En toen Flip eindelUk, o, zoo
behoedzaam, weer in zijn eigen mand was
gaan liggen, streelden de baas en de
vrouw hem liefkoozend over den kop, en
noemden hem een braven hond.
En zoo bleef het; Poes hield haar kin
dertjes netjes en schoon en als ze hen
om beurten likte, kreeg Flip somsookeen
deel mee en ging Beertje's tongetje langs
zUn kop. zUn hals en zUn borst. Maar
zoo'n groot hondenlijf kon ze maar voor
een klein deel bewerken; als ze een poos
aan den gang was, viel ze van vermoeid
heid meestal in slaap.
Flip was net als een vader voor het
jonge poesengezin, maar toen de kinder
tjes grooter werden en er een tehuis voor
was gevonden, gingen ze weg. En al zocht
Beertje den eersten dag wel naar hen, al
miauwend, ze scheen er zich al gauw en
heel gemakkelUk in te schikken. Ze had
Flip immers nog? En diè, nu ja, hij
werd al een dagje ouder vond het zóó
toch eigenlUk nog maar het beste en het
rustigst, al kon hU dit niet met woorden
vertellen.
TINE BRINKGREVE—
WICHERINK.
(Nadruk verboden).
GOEDE OPLOSSINGEN DER RAADSELS
ONTVANGEN VAN:
Gerda Knoppert, Annle Keyzer, Wim
Keyzer, Plet Lagas, Jo Jansen, Marietje
Nleuwenhuyzen Gerard de Geus, Dorus
de Geus, Keesje de Geus, Willy Harteveldt,
Riekje Beyen, Lies Deumer, Toos Bouter
Beppie Bouter, Yvonne Moraal, Arthur
Moraal, Jo Wassenaar, Eempien Wasse
naar, Geertruida Blote, Nanne van Ga
meren, Gerrlt van Gameren, Mlnle van
der Zeeuw, Piet van Schayk, Truus de
Graaf, Leendert W. Jongeleen, Tlnie
Mekel, Wimmle Mekel, Gonnie Mekel,
Gertie Mekel, Rlka de Graaf, Jenny van
Houten, All de Blaauw. Hennie de
lTkluse, Rle Hartevelt. Jannle Hartevelt,
Prijna Hartevelt, Cootje Hartevelt, Jaap
Krult, Jitske van Akker, Marietje van
Akker, Chris van der Bom, Leendert
Sybrands. Bep Vos, Plet Vos, Corry Bou-
sie, Henk Bousie, Jan van Hoven, Piet
van Hoven, Wies Groeneveld, Trees Groe-
neveld. Dlokie de Wit, Piet van Egmond,
Bep Halbmeyer, Mies Halbmeyer, Adriaan
Boender, Meintje van den Berg, Cisca
van Gijzen, Abram de Wit, Carolientje
Verbiest, Jaantje Braxhoven, Bep Brax-
hoven, Tiny Peter, Bep Peter, Piet Boo-
gaarts Lientje Lefeber, Marie Brokaar,
Triny Blotkamp, Hendrientje Blotkamp,
Judith de Roode, Jacobus Nleboer, Jannif
Nieboer, Willem Harteveld, Cornells Smit,
Jo Gottmer. Anton Gottmer, Plet Gott-
mer, Marietje Laterveer. Jan Bink,
Adriaan Plson, Bep van Kooperen, Wim
Nolles, Hans Kret, Celia Kret, Corry Kret,
Betsy Stlkkelorum, Johanna van Vliet,
Jan de Graaf, Grietje de Graaf, Truui
van der Lucht, Jan van der Lucht, Plet
van der Lucht, Matthie van der Linden
Annie van der Linden, Conny van Vliet,
Henny van Vliet, Mlep Kriek, Mientje
Stikvoort, Leni Groeneveld, Greetje
Groeneveld, Geertruida Pelt, Jannle do
Moed, Rie de Moed, Mlep Bey, Aaltje van
Vliet, Boukje van Vliet, Adriaan van Vliet,
Marietje van Vliet, Aafje van Haalem,
Leendert van Haalem, Stientje Martijn,
Marietje Voorzaat, Thijs 't Hart, Hendrik
Mulder. Nellie Mulder, Trienie Bakker,
Nico Liebert, Margje Liebert, Hendriks
Hermina van Egmond, Daan van Eg-
mond, Johanna van der Hoek, Lientje
Oostveen, Cornells Zwanenburg, Jannie
Heetveld. Cornells J. Arbouw. Tieleman
van der Linden, Jo van der Linden, Bep
Nieboer Wim Nieboer. Een brief zonder
naam op een half velletje wit papier;
Jannie van Blezen, FTancina de Wit
Annie Sollie, Jannie de Water, Frans de
Water, Lilly van der Leeuw. Sientje Tim
mermans, Henny Hoogstraten.
Nadat ik de correspondentie al had
geëindigd kreeg ik nog opgezonden brie
ven van: Janny Bon. Marietje Stlkke
lorum, Marie v. d. Berg, Jannie Zaal. Rle
Piket.
o
OPLOSSING VAN DEN REBUS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
Karei ontving een prentbriefkaart van
Jople uit Oldenzaal.
(Nadruk verboden).
In de weide aan den slootkant
Staat het vol met varenkruid;
Hemelsblauwe, kleine bloempjes
Steken er haar kopjes uit.
't Is alsof ze willen vragen:
Kinderen, vergeet ons niet!
Zijn w' ook kleine, niet'ge bloempjes,
Denkt eens aan ons, als j'ons ziet!
Neemt ons mee, als and're bloemen;
Toonen wij ook niet zooveel
In ons simp'le blauwe kleedje.
Met een hartje zuiver geel.
Zet je thuis ons in wat water,
Dankbaar zijn wij, bloempjes klein.
Dat ook wij niet bij de kind'ren
Ongeacht, vergeten zijn!
HERMANN!
.(Nadruk verboden).