i
s
i
Z&
'4:
A
f
t
IA
s
TEEKENPLAATJE.
1
V
S
l)
i k
I
1
i
V
r
Y
76ite Jaargang
Donderdag 11 April 1935
No. 15
Waarom Hanen Jan niet naar
de Voetbalmatch gingen
N
>1
I
IT
v',
s.
r-
N
-i
F
door
C. E. DE LILLE HOG ER WAARD.
Han en Jan waren twee echte bengels.
Iemand plagen of verschrikt maken, was
hun lust en hun leven. Hoe dikwijls Vader
en Moeder hen er al voor gestraft hadden,
was niet te tellen, tot er op zekeren
dag iets gebeurde, dat indruk op hen
maakte.
Op een Zondagmorgen waren Vader en
Moeder naar Grootvader in Utrecht ge
gaan en zouden pas tegen het eten terug
komen.
Dina had haar „thuis" beurt en de jon
gens zouden 's morgens hun huiswerk
maken en dadelijk na de koffie naar een
voetbalmatch gaan. Het zou dus etenstijd
zijn, vóór ze het wisten, alser niet iets
gebeurd was, waardoor de Zondag heel
anders verliep dan ze verwacht hadden.
Juist hadden de jongens na het ontbijt
brood voor de vogels gestrooid en stonden
zij in de serre naar het gevleugeld volkje
te kijken, toenze Dina met een kolen
emmer in de hand de brandstoffenschuur
zagen binnengaan.
Nauwelijks was het meisje in de schuur
verdwenen, of de jongens holden er heen,
gooiden de deur dicht, draaiden den sleu
tel, die er aan den buitenkant op zat, om
maar.wat was dat? de sleutel
die weinig gebruikt werd en zeker erg
roestig was, brak af enze konden de
deur niet weer openmaken!
Zóó was het natuurlijk niet bedoeld! Ze
hadden Dina een tijdje misschien wel
een kwartier of zelfs een half uur! wil
len opsluiten, maar haar dan de vrijheid
weer geven. En nu zouden ze dit laatste
niet kunnen doen!
Wit van schrik keken de jongens elkaar
aan. Dat het nu ook juist Zondag was!
Intusschen had Dina haar kolenemmer
gevuld. Zij rammelde eens aan de deur en
riep boos:
..Maak dan toch open, kwajongens!"
Han en Jan wilden niets liever dan dat,
als ze maar konden!
Dina aan den binnenkant werd hoe lan
ger hoe boozer en ongeduldiger, tot Han
op het denkbeeld kwam, haar door het
raampje in de schuur toe te roepen:
„De de sleutel is afgebroken, Dien!"
Even was het stil in èn buiten de schuur.
Toen barstte Dina los:
„Ellendige kwajongens! Hoe kom ik er
nou uftt?!"
Ja, als ze dat maar wisten!
Het raampje was veel te klein om dikke
Dien door te hijschen. Al lang had Dina
het aan den binnenkant opengemaakt,
maar er door kon ze niet!
„Ga naar den smid!" riep ze eindelijk.
En hoewel natuurlijk best één van de deug
nieten dit had kunnen doen, vonden zij
het toch maar raadzamer, niet alleen bij
woedende Doen achter te blijven. Dus
trokken zij er samen op uit.
Weldra waren ze bij den smid, maar een
klein meisje vertelde, dat Vader uit was
en niet vóór een uur of vier terugkwam.
Goede raad was duur, want Jansen was
de eenige smid in het dorp. Een ander kon
hen dus niet helpen. Arme Dien, die tot
n r»
n
TTT
«-J
ros
JOP|
Teeken dit stukje straat op ruitjes-papier na. Daarna kun je het kleuren. Zorg
zelf maar voor aardige kleuren. (Nadruk verboden).
vier uur minstens gevangen zou moeten
zitten en nog wel in de kolensehuur.
Langzaam liepen de jongens naar huis.
Ze hadden al heel weinig haast, Dina het
sombere vooruitzicht mede te deelen.
Maar eindelijk kwamen zij tooh weer
bij de „gevangene", die niet bijzonder
vroolijk was bij 't hooren van hun mede-
deeling.
De jongens zagen er echter zóó berouw
vol uit, dat Dina medelijden met hen kreeg.
En dit medelijden werd nog versterkt, toen
Jan boetvaardig zei:
„We gaan vanmiddag niet naar de voet
balmatch, Dien!" en Han er aan toevoegde:
„We blijven bij je. Dien!"
Plotseling vroeg het meisje:
„Wie zet er eens een kopje koffie?"
En de jongens, blij ten minste iets voor
de arme „gevangene" te kunnen doen, hol
den samen naar de keuken. Eén had na
tuurlijk wel alleen water kunnen opzetten,
maar ze wilden allebei niets liever dan
zioh nuttig maken.
Han liep heen en weer voor de noodige
orders en Jan voerde die uit. Zoo kwam
weldra de koffie gereed en nu duurde het
niet lang. of Dina kreeg door het raampje
haar kopje koffie. Han had een vouw
stoeltje naar binnen gewerkt en Dien kon
er dus bij gaan zitten.
De jongens genoten aan den buitenkant
van hun kopje. Anders dronken ze geen
koffie, maar Dien had gevraagd, haar ge
zelschap te houden ook in dit opzicht. Han
en Jan waren er dadelijk toe bereid.
„We moeten er maar het beste van zien
te maken", merkte Jan wijsgeerig op.
„Als we wat voor je doen kunnen, Dien,
zeg je 't maar", zei Han hartelijk.
Het spreekt vanzelf, dat ze ook voor het
twaalfuurtje moesten zorgen
,,'t Lijkt, of we kampeeren!" vond Jan.
De stemming was nu best en zelfs de
„gevangene" gaf blijken van groote tevre
denheid.
Ze liet de jongens dien middag allerlei
voor het eten doen: groente schoonmaken,
aardappelen schillen enz. Toen zij er mee
klaar waren en het nog lang geen vier uur
was, vroeg Dina:
„Hebben jullie geen boek om uit voor
te lezen?"
Dat was een reuze-idee!
De „gevangene" in de kolensohuur en
de beide Jongens, die op krukjes er vóór
zaten, lazen nu om beurten voor en ze
waren zóó verdiept in het spannende ver
haal. dat ze niet eens gemerkt hadden,
dat het al over vieren was, toen op eens
het grint kraakte en Jansen, de smid, die
achterom gekomen was, vóór hen stond.
Nu duurde het niet lang, of Dien was
uit haar gevangenis bevrijd.
De jongens betaalden Jansen uit hun
spaarpot en namen zich stellig voor, nooit
weer iets dergelijks uit te halen.
Het eten was dien middag nog precies
op tijd klaar. Vader en Moeder hadden
heel wat te vertellen, maar luisterden toch
ook belangstellend naar hetgeen er in en
rondom de kolensehuur gebeurd was.
Dat de jongens nu van hun plaagzucht
genezen waren, geloofden zij wel.
(Nadruk verboden).