POPPEN-MOEDERTJE CORRESPONDENTIL GOEDE KENNISSEN Netjes, rustig, stap voor stap Wandelt kleine Miek Met haar poppenwagen rond, Poppenkind is ziek! ,,'tZal wel van de tandjes zijn, Ga wat met haar rijden", Raadde Moeke: „Lentezon Past voor jullie beiden," In den wagen slaapt nu fijn Mieke's baby-pop Onder 't wollen dekentje, Met een spreitj' er op. 't Ronde rose bolletje Van het poppenkindje Wiegelt als een bloemetje. In het lentewindje. Als het popje héél vast slaapt. Rijdt ze tot de heg; Zet haar in de schaduw neer En loopt zachtjes weg. CNadruk verboden ANNIE LEMMENS. Wat een massa brieven! het was kolos saal! Telt re maar eens dan zullen jullie eens zien hoeveel werk ik heb gehad en dat het dus van zelf spreekt, dat ik nu geen ellenlange correspondentie geef. Trouwens iedereen had al lang zijn of haar tijd ge geven aan de woorden en er geen brieven bij geschreven. Er waren er bij, die heel flink hadden gewerkt en er dus plezier in hadden. Daar had je bijvoorbeeld Leendert Verstoep uit Voorschoten die stuurde 700 woorden, hoe vinden jullie zoo iets? Car van Leeuwen uit Leiden, die had er het cijfer niet bijgezet, maar ik telde even de lijntjes van de bladen papier, dat waren er wel 600 woorden, mooi zoo! En nog enkele kinderen met een paar honderd woorden, er was dus wel heel aardig en heel goed gewerkt. Er waren ook wel kinderen, die dach ten: er is geen juist aantal opgegeven, dus ik zal mij maar niet veel moeite geven en niet lang zoeken. Dan zou ik, als ik weer zoo'n werkje opgaf, moeten zeggen: het moeten er minstens zooveel zijn. Maar ik ben toch over het algemeen heel tevreden, hoor en ik heb gemerkt dat de jeugd er veel plezier in had en natuur lijk geen enkele klacht dat het te moeilijk was. De 16 gelukkigen gefeliciteerd met hun prijs, ik verwacht van alle 16 bericht of zij blij waren dat zij gelukkig hebben ge loot, en daarna welk boek ze hebben ge kregen. Voor eenigen zal het niet de eerste prijs zijn, zooals bijvoorbeeld voor de 6 getrou wen, maar die verdienen het ook ten volle, anders zouden ze niet met de ge trouwen hebben meegeloot. Bij de 10 anderen zijn er wellicht wel eenigen voor wie het de eerste prijs is. Drietal Gottmer wat een aardig toepas selijk gedichtje op het jubileumprijsraad sel voor de raadsel jeugd, wie heeft dat gedichtje gemaakt? Koos Nieboer, je hebt er alle eer van zooals je alle woorden en met zoo'n prach tig opschrift hebt versierd, dat moest ik je toch even zeggen. Willen alle teleurgestelden niet op mij brommen, dat ze geen prijs hebben, het lot beslist ,en dan maar weer hopen op een volgenden keer. Allen hartelijk gegroet door: Mej. A. KOOPMANS VAN BOEKEREN. Den Haag, van Beuningenstraat 42. ■o- DE WINNAARS DER PRIJSRAADSELS. De 6 prijzen onder alle getrouwen ver loot zijn toegekend aan: Rika de Graaf, 9 jaar. Marietje Laterveer, 13 jaar. Hennie de l'Ecluse, 11 jaar. Gerard de Geus, 13 jaar. Corry Bousie, 15 jaar. Ali de Blauw, 12 jaar. De 10 prijzen onder allen te zamen, grooteren en kleineren bij elkaar, verloot, zijn toegekend aan: Carolientje Verbiest, 10 jaar. Hendrika Hermina van Egmond, 12 jaar Piet van Schayck, 11 jaar. Hendrientje Blotkamp, 8 jaar. Matthie van der Linden, 12 jaar. Jannie Nieboer, 8 jaar. Corrie Holleman, 10 jaar. Leni Groeneveld, 10 jaar. Arthur Moraal, 13 jaar. Bep Vos, 11 jaar. De prijzen kunnen aan ons Bureau wor den afgehaald a.s. Woensdag tusschcn 12 uur en halfeen of tusschen 4 en 5 uur. - Red. „L. D.'\ o Door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Tinge-linge-llnge-ling, ging de bel on- noodig hard en weg stoven de jongens. Ze holden voort, alsof ze minstens door een half dozijn politle-agenten achterna ge zeten werden. En toch was er geen en kele agent in de buurt te bekennen. Maar een kwaad geweten Boem! daar botste Pim, die de belhamel of liever: de beltrekker was tegen een heer aan. Bij het omslaan van een hoek had hij 'm niet gezien. „Wat moet dat? Heb je zoo'n haast, dat je niet uit je oogen kunt kijken!" vroeg de meneer, die heel lang was, boos. De andere jongens holden verder Bij iemand, die boos is. moet je nooit blijven stilstaan, dachten ze zeker en misschien hadden ze op dat punt nu eens gelijk. De lange meneer, die zich alleen met Pim bezig hield, scheen echter spoedig van den schrik bekomen te zijn. Dacht hij soms aan zijn eigen jeugd terug? Niet on vriendelijk ging hij voort: En nu voortaan niet zoo haastig, man netje!" Pim knikte gedwee, blij, dat Lij er zoo gemakkelijk afkwam. Dankbaar dacht hij: „Is dat effe een fijne baas!" Pim vond, dat die lange meneer er eigenlijk heel aardig uitzag en een leuk lachend gezicht had, toen hij zei: „Dat is dus afgesproken: als wij elkaar weer tegenkomen, ga je een eindje op zij." „Ja, meneer!" klonk het onderdanig en Pim vervolgde zijn weg naar schooi, wel dra de kornuiten inhalend, die een paar straten verder op hem stonden te wach ten en natuurlijk nieuwsgierig waren naar den afloop der botsing. „Geen persoonlijke ongelukken! Met den schrik vrijgekomen!" riep hij hun al toe. Lang tijd om in nadere bijzonderheden te treden, hadden zij echter niet. Ze moes ten flink aanstappen om niet te laat op school te komen. Een paar dagen later stormde het ge weldig. De vaders en moeders hadden de zen storm al voorspeld door de buitenge wone drukte en opgewondenheid der jon gens en meisjes! En nu was hij dan losgebroken. Dreigend zwiepten de boomen hun tak ken heen en weer. Hier en daar vloog een stuk hout omlaag. Ook een enkele dak pan scheen beneden eens een kijkje te willen nemen. En hoeden, als er afvlogen! Op een gracht stond Pim met zijn kor nuiten. Zij deden vandaag al een heel op windend spel: Wie het eerst een hoed zag afwaaien! „Daar gaat er een!" „Kijk, al weer een!" „Dat 's de derde!" riepen ze. Floep! daar wipte de wind den hoed van een langen meneer af. Holder-de-bokier rolde hij de gracht af in de richting van het water. De eigenaar er achter aan! De wind was echter vlugger dan hij. Maar wat was dat? Kreeg hij plotseling hulp? Die was op dat oogenblik al heel welkom! Wat kon die jongen rennen! Ha! daar had hij zijn hoofddeksel. Even later kwam Pimwant hij bleek de redder in den nood te zijn! den eige naar zijn hoed brengen. De Jongen had al lang gezien, dat de hoedelooze meneer en de leuke baas, tegen wien hij een paar dagen geleden zoo onbesuisd aangeloopon was, dezelfde waren. „Ben ik nou genoeg op zij gegaan, me neer?" vroeg hij oolijk. Lachend nam de lange meneer zijn hoed ln ontvangst, terwijl hij zei: „Zeker! En ik ben blij, dat je nog vlug ger was dan mijn hoed. Dank je wel, hoor!" Als hij en Pim in het vervolg elkaar op straat tegenkwamen, groetten ze elkaar als goede kennissen. Want dat waren ze immers! (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 16