Opoe Tjadens 106 jaar - Transport overspanning nieuwe Moerdijkbrug
'HOLLAND
LIEFDE EN POLITIEK
76*le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
1)E TENTOONSTELLING VAN AALSMKER8CHE CULTURES in het bloemen-
paleis der Flora" te Heemstede is door jhr. Röell geopend. V.r.n.l. de burge
meester van Aalsmeer, jhr. Röell en de heer J. C. v. d. Meer, voorzitter van den
Aalsmeerschen Tuin bouw bond.
De oudste itlWOOTlsteT Op°e Tjadens, de oudste inwoonster van Groningen en tevens de oudste inwoonster van
Van Nederland: Nederland, is gisteren 106 jaar oud geworden. Opoe voor de filmcamera.
TE AMSTERDAM VOND DE HULDIGING PLAATS VAN DE NEDERLANDSCHE ARTISTEN, DIE MEDEGEWERKT
HEBBEN AAN DE FILM ,,DE VIER MULLERS". V.l.n.r. Johan Kaart, de regisseur Rudolf Meinert, Cjssy van Benne-
kom, meva\. Tilly Penn-Bouwmeester en mevr. Chrispijn-Mulder.
MOEDIG OPTREDEN BELOOND. Aan den
Haagschen huzaar W. Post, die op 15 Februari
een straatroover arresteerde, is voor het front van
den troep de eeremedaille in brons
yan de Oranje Nassau-orde
uitgereikt.
HET TRANSPORT VAN DE EERSTE OVERSPANNING VOOR DE NIEUWE MOERDIJKBRUG. Tengevolge van den storm kon de overspanning gisteren
niet op de pijlers geplaatst worden en moest weer teruggesleept worden naar de
Dordtsche zeehaven. De sleep voor 'de pijlers.
KONINGIN ASTRID bij haar bezoek aan
het kinderziekenhuis te
Brussel.
door WILLIAM LE QUEUX.
Vertaling W. H. C. B.
16)
Het was echt iets voor Paul Loven, den
Ijverigen, jongen diplomaat te plagen.
Hij zond den jongen met een fooi weg
en ging naar zijn kamer om te overleggen,
wat hem nu te doen stond.
Tarangul's bezoek aan Londen was ge
ëindigd. De zending van Stephanie was
eveneens afgeloopen. Loukoff bleef voor-
loopig, maar Loukoff zou niet overluid
denken, al stond ook Gerald den geheelen
avond te luisteren.
Er was dus geen reden om nog langer in
deze omgeving te blijven. Hij moest dus
van Golder's Green afscheid nemen en een
hoos gezicht van zijn verhuurster aan
vaarden.
Alles bijeen genomen had hij met deze
ovehaaste reis dus niet veel bereikt. Het
was bevestigd, dat Salcedo was gedooa
door Stephanie en dat de belangrijke stuk
ken vermoedelijk in goede handen waren
in ieder geval niet in handen van de
geheime vijanden.
Hij gevoelde er veel voor om Stephanie
naar Parijs te volgen. In die stad had hij
vele vrienden en een vermomming had hij
daar niet noodig. Hij had veel van Stepha
nie gehoord, doch hij had haar slechts een
paar maal gezien. En hij was er zeker van,
dat Stephanie hem alleen kende van hoo-
ren-zeggen. Misschien vergat hij een
oogenblik dat er dingen bestonden als
toto's en dat de Hongaarsche gelukzoek-
ster er één in haar bezit kon hebben. Wel
licht beging hij thans een domheid.
Hij begon met juffrouw Briggs onmid
dellijk over zijn vertrek te spreken.
„Er is iets vervelends gebeurd", legde hij
uit. „Die jongen bracht mij een zeer ge-
wichtigen brief. Ik ben eigenlijk nog niet
in staat om te reizen, maar ik moet op reis
voor een hoogst belangrijke zaak. Ik moet
morgenochtend vertrekken".
Juffrouw Briggs trok een onvriendelijk
gezicht. Zij had eenige vermoedens om
trent haar huurder gekregen en begrepen,
dat hij niet was, wat hij voorgaf te zijn
in het kort, er was iets geheimzinnigs
met hem.
„Ik had gedacht, mijnheer Maxwell, dat
u zeker twee of drie weken zou blijven".
„Ja, dat was ook mijn plan. Doch al mijn
plannen zijn in duigen gevallen door dien
vervelenden brief. Maar juffrouw Briggs,
daaronder zult u niet lijden na de goede
zorgen, die u aan mij heeft besteed. Ik zal
aannemen, dat ik deze kamer voor een
maand heb gehuurd en als u mij morgen
mijn rekening geeft, houdt u dan daar
mede rekening".
De uitdrukking op het gezicht van de
jonge vrouw veranderde plotseling. Zij
meesmuilde en ging heen. Zij had altijd
wel geweten, dat mijnheer Maxwell een
heer was. De kamerverhuursters in Gol
der's Green huizen zijn niet altijd onbe
wust engelen.
Den volgenden morgen vertrok hij met
zijn bagage uit Belvedere Road no. 20. en
bractt die naar het depot van het Cha-
ring-Cross-station. Daarna nam hij een
taxi naar Soho om nog een onderhoud te
hebben met Paul Loven.
„Natuurlijk begrijpt u wel dat ik naar
Parijs vertrek om Stephanie Ghika na te
gaan", waren zijn eerste woorden.
Loven keek eenigszlns bedenkelijk. „Zal
het u veel geven? Zoudt u niet meer kan
sen hebben in Weenen, waar de samen
zwering uitgebroed wordt?"
Danecourt had een feit niet verteld
dat Tarangul er op gepocht had, dat hij
hem uit Weenen zou laten zetten, zoodra
hij dat noodig vond. Als zij hem daar kwijt
wilden zijn, zouden zij gemakkelijk daar
voor een middel vinden .Hij vond het niet
noodig dit aan Loven te vertellen.
„Ik heb vele goede vrienden in Parijs
aan wie ik het desnoods kan overlaten om
haar na te gaan", zelde hij. „Ik kan daar
aan niet veel tijd besteden", want ik moet
naar Weenen terug".
- Loven scheen alles te weten en iedereen
te kennen. „Er is in Parijs een vrouw, die
bijna de wederga is van Stephanie. U be
grijpt, dat ik geen vertrouwen van u vraag,
maar ik geloof dat ik vrij goed kan
raden".
„Natuurlijk weet u het", antwoordde
Gerald ongeduldig. „Een oude vriendin van
ons beiden. Wij behoeven daarom geen
doekjes te winden".
Loven legde zijn hand vriendschappelijk
op den schouder van den jongen man; hij
was tien jaren ouder en zijn groote onder
vinding had hem geleerd voorziohtig
te zijn.
„U zult gaan, wat lk ook zeg. Onthoudt
echter, dat ik het verkeerd vind en dat ik
u waarschuw. Stephanie Ghika is geen
katje om zonder handschoenen aan te
pakken. Zij is niet jong meer, maar zij is
toch nog listig als een slang. Mijn vriend,
zij zou u wel eens de baas af kun
nen zijn".
Danecourt lachte; hij was in een opti
mistische stemming. Paul Loven was een
goede kerel, maar nog al somber en pessi
mistisch aangelegd.
Denzelfden morgen verzond hij een tele
gram. Het was gericht aan mademoiselle
Dolores Victoria in Parijs. Het luidde
aldus:
„Kom morgenochtend vroeg. Heb u iets
zeer belangrijks mede te deelen. Uw oude
vriend D."
HOOFDSTUK XI.
Op denzelfden dag dat de trein Gerald
Danecourt in de richting van Parijs
bracht, zat prinses Zita bij de aartsherto
gin in haar boudoir.
Zij waren verre bloedverwanten en de
levendige Valerie was zeer gesteld op haar
jeugdig familielid. Maar zij was een werk
tuig van het Oostenrijksche hof en haar
opmerkingen waren die van een papagaai,
die napraat wat hij hoort.
„Ik vrees, lieve Zita, dat je te veel-
eischend bent. De keizer heeft zijn zinnen
op dit huwelijk gezet en werkelijk, prins
Albert, hoewel een beetje stijf, is een zeer
geschikte partij voor je. Ik voor mij geloof
dat hij een alleraardigste echtgenoot zal
zijn een marlage de convenance natuur
lijk, en dus zal er van heide zijden wat ge
geven en genomen moeten worden. Ook
twijfel ik niet of hij zal je de noodige vrij
heid geven, waarvan je natuurlijk gèen
ongepast gebruik zult maken".
Prinses Zita stak de neus in den wind.
„Hebben wij door onze bescheiden positie
geen keus in zulk een belangrijke aange
legenheid, Valerie? Moeten wij eiken
echtgenoot aannemen, die een machtig
keizer voor ons heeft uitgekozen?"
De aartshertogin haalde haar schouders
op. .Je bent nog te romantisch, dat be
merk ik. Op jou leeftijd dacht ik evenzoo.
Ik werd verliefd op verschillende jonge
mannen aan het hof. De verliefdheid ging
over en ik trouwde met Frans".
„Ik merk, dat het noemen van Frans je
niet getstdriftig maakt", merkte de prinses
rustig, maar met een ondeugenden Blik in
haar oogen op.
De aartshertogin had weinig gevoel voor
humor. Zij lachte gemaakt. Het was een
zeer vertrouwelijk gesprek tusschen twee
vrouwen, de eene wereldwijs, de andere
nog bezield met jeugdige geestdrift.
„Mijn arme, nobele Zita", zuchtte zij.
„Waarom werd jij geboren met een hart?
Hier is dat niet op zijn plaats. Om op het
huwelijk terug te komen. Je houdt van je
bruidegom of je doet het niet. Elke vrouw
weet dat natuurlijk als zij voor het altaar
staat. Dat is zeker".
..Dat neem ik aan", antwoordde de prin
ses rustig. „Ik heb daarvan geen ondervin
ding. De gang van zaken in mijn vaders
koninkrijk heeft mij zoo vervuld, dat ik
geen tijd heb gehad om mij daarmede
bezig te houden. Valerie, je wilde nog meer
zeggen. Vertel mij van hetgeen je hebt
ondervonden, ik kan daar wellicht mijn
voordeel mee doen. Men houdt van den
man met wien men trouwt of men houdt
niet van hem. Wat zijn daarvan de ge
volgen?"
„Dat is duidelijk", riep de aartshertogin
vrooltjk uit. „Het komt tenslotte op het
zelfde neer. Laten wij een tijdperk van vijf
jaren nemen. Je trouwt met den man, dien
je lief hebt na vijf jaren begin je ge
noeg van hem te krijgen, zijn kussen zeg
gen je niets meer. Neem nu aan, dat je
trouwt met een man. dien je niet lief hebt.
Dan zeggen zijn kussen je na vijf jaren ook
niets, zij hebben het nooit gedaan maar
het belangrijkste feit is je bent aan hem
gewend. Zakelijkheid tegenover roman
tiek, mijn beste Zita. Ik geloof, dat in het
algemeen de zakelijkheid het wint".
.IWordt vervolgd)..