Het ongeloovige Kikkertje. ZOEKPLAATJE DE SALAMANDER M. JUBILEUM-PRIJSRAADSEL. DAAR BEGREEP HIJ NIETS VAN De koude winter was voorbij. Het Maarlzonnetje scheen lekker en de wei landen begonnen al een beetje groen te worden. Onder in de sloot, diep in de modder, lagen wel twintig kikkers. Een van hen, een zekere Work, deed na een rustig slaapje van vijf maanden zijn oogen open Hij rekte zijn pooten één voor één uit en toen voelde hij, dat hij een razenden honger had. Een duwtje tegen den bodem en daar ging hij naar boven! Hij zwom naar den kant en ging op een kluitje zitten. Daar zag hij een wormpje. Vlug erheen en hap! Dat smaak te fijn. Hij ving er nog twee en ook nog een paar muggen. Ziezoo! Zijn ergste honger was over en hij hipte in opge wekte stemming langs den hem welbeken den slootkant. Plotseling bleef hij stil zitten. Wat lag daar op twee sprongetjes af stand? Wat een vreemd ding was dat! In October, toen hij in de modder kroop, lag het er nog niet, dat wist hij sekuur! Op zijn buik kroop hij er naar toe. Kijk! Een smal blokje hout, van boven plat, en van onder scheen er een dun stuk ijzer in geklemd te zitten. Dan was er aan elk eind een tamelijk breed stukje leer vast gemaakt en daarin staken een paar lange, dunne riemen. Een schoen of een pantoffel was het niet; den heelen zomer had hij geen mensch zoo'n ding aan zien hebben. Daar begreep hij niets van. Met groote oogen zat hij ernaar te kijken. „Dag Work!" hoorde hij plotseling zeg gen. Hij keek op. „Dag Grie!" zei hij dadelijk, toen hij Grietje zag, een musch, die hij in 't vo rige jaar meer dan eens ontmoet had. „Zeg, Grie!" vroeg hij, terwijl hij met zijn kop naar het vreemde ding wees, „weet jij, wat dat is?" „Wel zeker weet ik dat", zei de musch lachend, „dat is een schaats. De een of ander heeft die zeker verloren. Toen er dik ijs in de sloot lag. hebben de men- schen hier druk schaatsen gereden, ter wijl jij beneden lag te slapen. Onder el- ken voet binden ze dan zoo'n schaats en daarop komen ze zoo snel voort, als een paard loopen kan. Waarom slaap je ook den heelen winter? Heb je de menschen boven je hoofd niet hooren rijden?" „Ik heb wel gedroomd, dat er telkens auto's voorbij kwamen, maar van dat schaatsenrijden, waarvan jij spreekt, ge loof ik geen zien," zei Work boos. „Denk je, dat ik me zoo gemakkelijk laat foppen? Neen, Grietje, dat heb je ms. Ik geloof alleen, wat ik zie!" Work keerde de musch den rug toe en Grietje vloog lachend weg. Er volgden nog een paar mooie dagen en de kameraads van Work ontwaakten ook en kwamen eveneens naar boven. Ook zij keken naar de schaats. Work ver telde de „mop", die Grietje hem had mee gedeeld. „We weten ook niet, wat voor een ding dat is. maar je hebt groot gelijk, dat jij je niet hebt laten beetnemen", zei de oud ste en wijste van de kikkerkolonie. Toen volgde er een koude nacht, zoo als men dat in 't laatst van Maart heb ben kan. Den volgenden morgen was de sloot met ijs overdekt. De kikvorschen zaten huiverend op den kant. Ze hadden ook geen veeren, geen haren, niets. Daar kwam Grietje aanvliegen. „Zie je het ijs nu wel, Work?" vroeg ze. „Durf je nu nog zeggen, dat ik ge jokt heb?" Plotseling kwaakten al de kikkers te gelijk: „En waar zijn dan de schaatsen- Waar is de waschvrouw? (Nadruk verboden). - door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 1 Leen heeft thuis een salamander En zegt tegen haar mevrouw: 't Is het sieraad van de kamer. En verwarmen doet hij gauw! Z Kleine Jet heelt half geluisterd, Is aan 't spelen weer gegaan. Maar dat Leen heelt 'n salamander, Heeft ze toch heel goed verstaan! 3 Op een dag, als Leentje ziek is, Gaat Jetj' 'er met Moeder heen Om de zieke wat te brengen, Zij heeft medelij met Leen. 4 Moeder vraagt en Leentje antwoordt, Jetje kijkt steeds ov'ral rond: In de hoeken, vóór de ramen En zoekt dan weer op den grond 5 Eind'lijk 't wordt haar toch te machtig! Zegt ze: Leen, 'k begrijp niet goed, Waar je salamander nu toch In de kamer wezen moet! 6 Als Leen zegt: Nou, kijk, daar staat ie! En daarbij vertrekt geen spier. Klinkt 't teleurgesteld: Wat jammer! 'k Dacht, je hadt het over 'n dier! (Nadruk verboden). rijders? Leugenaarster! Maak, dat je weg komt!" Hevig verschrikt door het lawaai vloog Grietje heen. De lentezon deed het dunne laagje ijs dien morgen smelten tot groot genoegen van de kikvorschen. 's Avonds gaven ze hun eerste concert en Work werd met algemeene stemmen benoemd tot Eere-burger van de Kikkersloot, om dat hij getoond had, dat hij als een recht geaarde kikker zich maar niet door den eerste den beste iets op de mouw liet spel den. (Nadruk verboden). Voor grooteren, en kleineren, met een extraatje ter eere van het jubileum, het 75 jarig bestaan van het Leidsch Dagblad. Ik hoop dat allen de vorige week mijn be richt al gelezen hebben, dat ik nu 1G boeken mag verloten in plaats van 4. en dat wel ter eere van het groote feest van het Leidsch Dagblad. Dus nu krijgt mijn raadseljeugd ook een extraatje ter eere van dat jubileum. O Nu geef ik jullie een werkje te doen, waaraan iedereen, groot en klein, die zijn hersens wil gebruiken, kan meedoen, Nu moeten jullie eens woorden zoeken uit: Vijf en zeventig jarig bestaan van het Leidsch Dagblad. Ziezoo, nu gaan jullie uit de 45 letters van dit opschrift van 9 woorden eens woorden zoeken, wie er een spreekwoord uit kan maken, is ook prachtig. Maar je mag bijvoorbeeld geen woord met 2 ij's maken, want er staat maar 1 ij in het op schrift. Je mag wel 20 woorden met 1 ij in ieder woord maken, dat wel hoor. En vooral niet een letter gebruiken die niet in dit opschrift voorkomt. Wie. er plezier in heeft, kan misschien wel 100 woorden vinden, het behoeven voLstrekt geen 100 woorden te zijn, ik kijk of er netjes en goed gewerkt is. of er geen verkeerde letters in voorkomen. Schrijf de woorden netjes duidelijk onder elkaar op rijtjes, het mogen woorden van 1. 2. 3. 4. 5 lettergrepen zijn. maar alleen woorden gemaakt uit de 45 letters van het opschrift: Vijf en zeventig jarig bestaan van het Leidsch Dagblad. Naam en leeftijd er onder schrijven, anders mag je niet meeloten. tijdig inzen den. Op zijn laatst moeten de brieven Maandags aan het Bureau Leidsch Dag blad zijn of aan mijn Haagsch adres, den Haag van Beuningenstraat 42. Ik verloot 6 boeken onder alle getrouwen en 10 boeken onder allen te zamen, gtoo- teren en kleineren bij elkaar, want ik stel geen bepaald aanbal woorden voor groo teren en kleineren ik kijk of men netjes, goed en flink gewerkt heeft en zijn best heeft gedaan om veel woorden te vinden. Ik vertrouw, dat iedereen het een pret tig en aardig werkje vindt. Maar ik moet beslist behalve den naam ook den leeftijd weten, want dien moet ik ook vermelden bij degenen, die een prijs hebben geloot. Van 716 jaar mag men meedoen. Geen brieven er bij schrijven. En nog maals zeg ik: geen letters gebruiken die niet in het opschrift voorkomen, dus geen p, q. k, w. x, m, o, u.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14