Rijtoer studenten - De bokswedstrijd Harnas OVERSTE SAXON 76#te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. TE QEDEL brandden door tot nu toe onbekende oor zaak: de woning met bijgebouwen van de wed. v. d. Bogert tot den grond toe af. De ruïne. EEN OUD SCHOTS CU GEBRUIK. Op de schouders van soldaten wordt sergeant Mackenzie, dio na langdurigen diensti in ee-n Schotsch regiment den dienst gaat verlaten, over het kazerne-terrein gedragen. Diës-üiering Collegium Theologicum „Concordia Res Paroa Crescit" alhier. De studenten tijdens hun rijtoer in een mailcoach door Leiden. EEN' NIEUWE BEDEKKING op de Spoolderbergbrug nabij Zwolle. Het brugdek is samengesteld ulit asphalt- blokken, die zeer geluiddempend en slipvrij zijn. „GOLIATH" BIJ REN KLEERMAKER. Als Vaimo Myllrynne, die 2 meter 45 lang is, een nieurtv pak moet laten aanmeten, moet de kleermaker op een trapje de maat nemen. De bokswedstrijd SchmelingHarnas. De Amerikaan Harnas verloor van den Duitscher Max Schmeling in He 9e ronde doos technisch knock-out. Onder: Schmeling omarmt zijn overwonnen tegenstander. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 65) Toen de dominé vroeg of ze bereid waren elkander als man en vrouw aan te nemen, knikte Marion slechts, doch Saxon sprak: ..Ik bezweer, zoo waarachtig als de Heer leeft, die hemel en aarde heeft geschapen, dat ik aanneem en beloof haar te zullen trouwen en nooit te zullen verlaten, zoo lang mijn ziel in mijn sterfelijk lichaam woont." Daarna had de inzegening plaats en het ionge paar sprak het gebed uit. Een oogen- blik heerschte er een doodsche stille in de kerk, toen eensklaps klonken zwaar de dreunende klanken van het orgel. Alle aan wezigen verhieven zich van hun zetels w zongen het Lutherlied: Een vaste burg is onze God Een toevlugt voor de zijnen. AI drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen. De vijand rukt vast aan. Met opgestoken vaan: Hij draagt zijn rusting nog. Van gruwel en bedrog. Maar zal als kaf verdwijnen. Langzaam stierven de klanken weg. Weer nam de predikant het woord en las het gezang voor, door den koning zelf gedicht. Weer dreunde het orgel en vol geestdrift zongen allen 's konings lied. Vreugde en moed sterkte de harten der menschen, want schoon waren de woor den des konings. Schoon en krachtig en ze zouden gezongen worden vele eeuwen daarna. Wees niet vervaard gij kleine stoet Hoe luid des vijands overmoed Zijn zegelied doe klinken Hij rekende op uw ondergang Maar voedt den ijdelen waan niet lang Laat gij den moed niet zinken. 't Is Godes zaak waarvoor gij strijdt Op Hem gehoopt, vertrouwd altijd Laat rustig God regeeren. Zijn liefd' ln Christus eindloos groot Zal daar Hij hulp beschikt in nood Zijn woord doen triomfeeren Ons heeft de Heiland vergewist Dat aller boozen magt en list Niet ons maar hen zal krenken Hun roem verkeert in hoon en spot God is met ons en wij met God Hij zal de zeeg' ons schenken. Toen de fleurige, kleurrijke feeststoet, beschenen door de Augustuszon in den hoogen blauwen hemel, zich te voet naar het stadhuis begaf, waar het middagmaal plaats zou hebben, werden de koning en het bruidspaar weer door duizenden toe gejuicht. Heel Werben vierde dien dag feest. Een bal besloot het middagmaal. D» koning deed den eersten dans met Marion. Saxon met Verona. Marion had het zoo gewild. En terwijl pijpers en vedelaars bij dien dans vooraan gingen en de gas ten volgden" in lange bonte rij, zei Verona tot Saxon: „Nooit had ik kunnen denken, dat ik op uw bruiloft aanwezig zou zijn en mij toch gelukkig zou voelen. Ik ben "zoo blij, dat ik gekomen ben. Nu ik de prinses ge sproken heb, begrijp ik zooveel, wat mij eerst niet duidelijk was". „Ben je werkelijk gelukkig?" „Ja. Georg is zoo goed en zoo sterk, een echte man. Von Pappenheim deed hem grove verwijten. Tegen mil waren de officieren, ook niet zoo vriendelijk meer. Misschien was er iets uitgelekt. Toen uw„Je", viel Saxon haar in de rede. Ze keek hem even aan met haar groene oogen. „Goed, toen je brief kwam met deze Oostersche parels en Georg mij jullie on derhoud had verteld, zei hij: Verona, ik neem mijn ontslag. Overste Saxon heeft mij een plaats bij zijn ruiters aangeboden. Mijn regiment is uit elkaar geslagen. En", vervolgde Georg. „toen de overste mij dat pakje voor je gaf, zei hij dat ik getrouwd moest komen. Op dat oogenblik kon ik zijn bedoeling niet begrijpen maar nu is het mij duidelijk geworden. Liefste,-als Jij wilt, gaan we samen". „Ik heb den sprookjestuin van mijn droomen achter mij gesloten. Wij zijn ge komen en jullie zijt allen zoo goed voor ons geweest", besloot ze haar verhaal. ..Wie hebben mij het leven gered en waren goed voor mij.?" vroeg Saxon. „De koning heeft Georg zelf in rang verhoogd". „Zijne Majesteit weet zijn mannen te kiezen", antwoordde de generaal. „Majoor Von Felsen zal het ver brengen. Hij heeft de goede zijde gekozen, evenals ik. Ik wist wel, dat je hem lief zoudt krijgen", zei de bruidegom. „Ik geloof", zei ze met een blik uit haar donkergroene oogen. „dat je niet alleen uiterlijk op elkaar lijktMaar kijk, de rondedans begint". Na het bal geleidde de koning de bruid met haar bruidsfreules naar haar slaap vertrek in een groot huis aan de markt, dat voor het jonge paar was ingericht. Hij nam haar de bruidskroon van het hoofd, deed haar den witten sluier af. Saxon kwam binnen, gevolgd door de bruids jonkers. Maar eensklaps scheen een ros flakke rend licht door de vensters. De lakeien wierpen de ramen open. De muziek van Saxon's regimenten plaatste zich op het marktplein. De ruiters reden stapvoets, de helmen en de koppen der paarden waren feestelijk versierd met groene takken. Honderden fakkels wierpen hun warmen rooden gloed op den langen ruiterstoet, op vlaggen, vaandels en banieren, op de go- thieke puntgevels der hooge huizen van markt en smalle straten. Vrouwen en meis jes hingen uit de verlichte ramen en er kers en wierpen bloemen naar de stoere ruiters, die haar stad hadden behoed voor plundering en verwoesting. Bruid en bruidegom verschenen op het balkon onder luid gejuich, maar toen men den koning met een vroolijken lach op het gelaat achter hen zag staan, loeide er een storm van enthousiasme uit de menigte op. De koning legde de rechterhand op den schouder van Marion, de linker op dien van Saxon. alsof hij hen in bescherming wilde nemen en als een alles overheer- schende schreeuw uit één mond schalde uit duizenden kelen de strijdleuze over de stad: „Sverige! Sverige! Leve de koning!" Dan speelt de muziek het lied van Saxon's ruiters en allen zingen mee: Hoera, in 't veld te rukken De trommels rofflen overal Om met kartouw en stukken Manmoedig voort te rukken Bij luid trompetgeschal. Er is geen beter leven Dan van een ruiter, welgemoed Zich in 't gevecht begeven Tot hoogen rang verheven Krijgt eer en roem en goed. Eindelijk gingen de gasten heen. Alles was stil. Toen zei Marlon blozend: „De predikant heeft gezegd: dat ik het zwakkere vat ben, onderdanig moest zijn en gehoorzaam aan mijnen heere". „Maar ik', zei Saxon. „heb gezworen je nooit te zullen verlaten" en hij nam haar in zijn sterke armen. ISLOT.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5