De Normandie- Botsing tusschen orachtauto en tram te Souburg OVERSTE SAXON 76,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 52) „Het grootste gedeelte", vervolgde hij, ■ihgt echter nog in de plas. Peter heeft Jeze beide pakken met levensgevaar uit let moeras gehaald. Maar hoe krijgen we de andere?" ,Als de prinses het wenscht, zal ik weer duiken", stelde Peter voor. „Er is een veiliger en beter weg", sprak de jonge ruiter, wiens bol rond gelaat boolijk glansde onder de morion. „In een der booten ligt een dreg. Ik zal haar ha len. Met uw verlof, kapitein". Melchior knikte. Vóór iemand nog iets w het midden kon brengen, was Edzke 'erdwenen. „Alles goed en wel", meende Saxon, jjnaar kunnen we niet overvallen worden. Set schijnt hier vanavond een verzamel plaats van het schatgraversgilde". „Onmogelijk", stelde de meester hem ge tast. „Mijn mannen hebben de prinses en J 'n het oog gehouden. Toen we hoorden, «at u de rivier waart overgestoken, ver redde ik het doel van uw tocht. Een piment van uw ruiters trok over de ktipbrug, die de koning van Zweden over ja Elbe heeft laten leggen. Zij hebben «n geheelen heuvel afgezet. Er kan nie- hand doorsluipen. Wij zijn u in de gang Kvolgd om u te helpen. Vóór de morgen hubreekt en Von Pappenheim met zijn •Eer aanrukt, moeten we opbreken. Voor "au tijd hebben we niets te vieezen". „We zijn zoo veilig als bij moeder thuis", bevestigde Melchior. „En deze beide goudzoekers?" vroeg de meester. „Wij hebben alles gehoord", zeide Ma rlon. „Zij meenden recht op den schat te hebben. De man van Werben heeft bezwo ren niets te zullen verraden. Een man een man, een woord een woord". Mercurius knikte. „Overste Saxon en ik hebben, zooals u bekend is, meester, den schat bestemd voor den koning van Zweden", vervolgde Marion. „Maar als we de kostbaarheden hebben, schijnt het mij billijk dat de beide heeren vindersloon krijgen, Bastiaan kan zich dan wentelen in het aardsche slijk en Peter kan de mooiste vrouw ter wereld trouwen, ofschoon ik twijfel of hij er ge lukkig door zal worden". „Edzke zou zeggen", viel Saxon haar in de rede: „Die vervloekte wijven brengen zelfs den verstandigsten man den kop op hol". Allen lachten. „En de man van Werben?" zei Marion met een glimlach op het gelaat. „Prinses", antwoordde Mercurius met een diepe buiging. „Ik was bij de eerste mislukte poging onder het huis met den toren. Het toeval kwam mij te hulp. Ik ben er trotsoh op een vriend van den overste te zijn We zijn dat geworden, toen wij drieën, de overste, mijn vriend Praxiteles en ik, als verkleede afgedankte soldaten in het kamp der Merodebroeders waren. Dat ik ook u van dienst kon wezen, is voor mij de grootste belooning, mevrouw". „Prinses", sprak Peter aarzelend. „Wij zijn u zeer dankbaar. Wij wisten niet, dat de kostbaarheden u toebehoorden". „Dat hebben we gehoord, Peter", ant woordde Marion. „En wij hebben gezien dat je een moedig man bent". „Heeft u mij zien duiken, en ik had niets aan", stamelde Peter. „Heeft iemand iets te drinken?" vroeg Saxon. „Een hartversterking zal ons goed doen". „Waar de meester is, zijn ook versnape ringen", beweerde Praxiteles. „Peter, hier voor jou het eerste glas". „Hij heeft het verdiend", zei Mercurius. Beurtelings dronken ze het glas leeg, ook Marlon. „Overste", sprak Peter. ,Mag ik een paar woorden met u spreken?" „Zeker. We moeten toch op Edzke wachten". Zij verwijderden zich zoo ver mogelijk van de anderen en waren weldra in een ernstig gesprek gewikkeld. „Mijn vriend de wonderdokter en Schwarz werden gedood .Ik werd gevangen genomen. Om mijn leven te redden bleef mij slechts de keuze over verklikker te worden in dienst van de keizerlijken. Veel van belang heb ik echter nooit ontdekt en ik heb mijn oogenblik afgewacht. Zou u een spion kunnen vertrouwen?" „Volkomen", antwoordde Saxon. „In orde", zei Peter. „U weet, dat de koning plotseling omkeerde op weg naar Maagdenburg. Hoe, weet niemand, maar hij was gewaar geworden, dat Von Pap penheim. Tilly en Mansfeld zich reeds vereenigd hadden en gezamenlijk tegen hem optrokken De koning trok noorde lijker op de Elbe aan, nam het oude stadje Tangermunde. Het nabij gelegen slot werd bestormd, nadat honderd musketiers in booten over de Elbe getrokken waren. Daarna greep de koning alle schepen, die hij in de Elbe tot aan Maagdenburg te pakken kon krijgen, liet een sohipbrug bouwen en trok met ruiters en voetvolk over de rivier. Generaal Johan Banner nam Havelberg. Ook de aan den voet van den berg liggende voorstad. Toen moesten de keizerlijken, Werben, Stendal en tal van andere kleine plaatsjes ontruimen. De weg naar Luneburg was vrij en de Altmark, de bloeiende provincie naast het uitgemer gelde Erfsticht Maagdenburg, kan hem zooveel vivres verschaffen als hij noodig heeft. In den driehoek tusschen Elbe en Havel is de koning nu bezig een kamp in te richten. Maar misschien weet u dat alles?" „Ik heb er iets van gehoord, maar alle bijzonderheden waren mij niet ter oore gekdmen. Je begrijpt, Peter, dat het mij machtig interesseert". Tilly en von Pappenheim waren met dit 'nieuws, dat ik hun bracht, slechts ma tig ingenomen", vervolgde Peter. „Zij be sloten op te marcheeren naar Werben. Pappenheim logeert nu in Burg en zal morgen wel hier zijn. Na eenlg overleg kreeg ik de opdracht eenige mannen in Werben om te koopen om den vijfden Augustus de stad in brand te steken. Andere in het vak bedreven mannen zul len 's nachts de kanonnen van den koning vernagelen. Zij zijn reeds binnen Werben. Ik was van plan den koning te waarschu wen, maar zag er geen kans voor. U weet hoe gevaarlijk dat is. De verrader slaapt nooit, maar nu heb ik mijn plicht gedaan. Ik woon eigenlijk in Werben en voel even min als Bastiaan er iets voor mijn ge boortestad in brand te laten steken en als Maagdenburg te laten uitmoorden" „Ik begrijp het", antwoordde Saxon Tilly denkt op deae sluwe wijze de stad te vermeesteren om het Zweedsche leger in de pan te hakken". „Ik moet natuurlijk naar de keizerlijken terugkeeren, maar zal weldra in Werben komen om Tilly's plannen uit te voeren". „Hoeveel heeft Pappenheim je beloofd?" „Wij nemen geen bloedgeld. Wel had ik gaarne dat u en de koning ons later in be scherming zoudt wiljen nemen. Het zwaard hangt boven onze hoofden". „Dat spreekt vanzelf, Peter. Ik dank je van ganscher harte, ook namens den koning. Ik denk, dat je de mooiste vrouw ter wereld toch nog zult kunnen trouwen". „Mooi is ze, maar de woorden van de prinses hebben mij tot nadenken gebracht en dan dat grapje van Edzke. De prinses heeft u ook niet om uw geld genomen". „Neen, maar als je werkelijk van een vrouw houdt en een vtouw van Jou, vraag je niet naar rijkdom", oordeelde de overste. „Daar is Edzke weer". Edzke kwam, vergezeld van een zestal ruiters, die het ijzer hadden afgelegd. Hij wond de dreg los, die hij om zijn middel had gebonden. „Daar midden in", wees Peter. „Onge veer tien vademen van den wal De schat ten liggen dicht aan de oppervlakte. Die dreg is groot genoeg". Edzke wierp de dreg; trok. „Niemendal", zei hij. Weer wierp hij. „Niets". De derde maal wierp hij een heel eind verder, daalde de steenen af en trok met rukken. Het touw spande zich. „Beet", zei hij. „Een klein vischje. Neen een groote". Een paar mannen lieten zich zakken om hem te helpen. Langzaam haalden ze den buit binnen. .(Wordt vervolgd). DOOK HET VOORJAARSZONNETJE NAAR DE PIER TE SCHEVENINGEN GELOKT Oud-minister Verschuur genietend van .de zon. EX-KONING ALFONS' ZOON DON JAIME die eenige dagen geleden te Rome in het huwelijk trad, met zijn vrouw te Londen. IN MAASSLUIS is het leidingwater soms zoo zout, dat de inwoners wa/ter van elders moeten halen. De gelukkige bezitters van regenputten verkoopen water voor 2 cent per emmer. Het langste schip ter wereld. De nieuwste foto van het groote Fransche passagiersschip „Normajidië", dat te St. Nazaire gebouwd is. DE ZOON VAN DEN MOLENAAR Schuurman aan den Haarlemmer* weg te Amsterdam trad in het. huwelijk. De molenaarsknechten felioiteeren het bruidspaar op dep, molen. BU SOUBl'RG kwam een vrachtauto in botsing met de tram uit Middelburg. De auto sloeg over den kop. De bestuurder werd zwaar gewond, de andere inzittende minder ernstig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5