LEIDSCH DAGBLAD Donderdag 7 Maart 1935 No. 10 TGEVALLEN VAN EEN KLAZEN STUITER. BREIEN liUCP speelgoedwinkel stond een groote t knikkers. Zij vonden het daar gezellig, want zij zaten boven op epakt en konden nauwelijks adem het midden lag een mooie glazen iet allerlei kleuren. Hij voelde zich ngelljkt, dat hij bij al die gewone liggen moest, want hij was heel 1. Boven op hem lag een bruine die altijd In zijn slaap lange ver- eld. was onze stuiter niets op gesteld, werd er steeds wakker van. „Zeg, toch stil, ik wil slapen," snauwde en gal zijn bovenbuurman een Ja, ja!" bromde deze dan, maar je later was het weer mis. „Ik wou, lier weg was uit die vervelende dacht de glazen stuiter ontevre- vensch zou dan eindelijk vervuld Op een dag kwam er een heer den linnen en vroeg om knikkers, ontje is morgen jarig en wilde zoo knikkers hebben," zei hij lachend, er, dan heb ik wat prachtigs voor de winkelier haalde de doos te |n, waar onze vriend in zat. „O, die >k hebben," zei de heer en wees op izen stuiter. „Gelukkig, nu ga ik minste weg!" dacht deze blij. J mij maar vijftig knikkers en sen stuiterZoo werden allen klein doosje gedaan, de heer be- tak het doosje in zijn zak en liép is. k hoop, dat het een beetje gezel- 1 worden," zuchtte de stuiter. De knikkers babbelden honderd uit. in wij fijn rollen," zei een roode verheugd. ie zou er het hardste gaan?" vroeg ene. „Dat zullen wij moeten af- misschien de glazen stuiter wel," paarse knikker. „Natuurlijk loop ik cgst," zei de glazen stuiter ver- Hoor eens, wat een opschepper!" tl blauw knikkertje brutaal, sst!" fluisterden de anderen, die sag waren voor den glazen stuiter, ze verwaardigde zich niet om den knikker te antwoorden en keek ld voor zich. 'olgenden dag was de blijde dag; otje werd negen jaar. ad erg gesmeekt om knikkers en hij dan krijgen. Hansje, zoo heette idde zich al al vroeg aan en sprong ar de slaapkamer van zijn ouders, iren al wakker; zij kusten hem en .Hansje, wel gefeliciteerd en kijk t krijg je van ons." En zij gaven vee pakjes. In het eene zat een )s en in het andere de doos met „O, wat fijn, dank U wel!" riep en gaf zijn vader en moeder een pakkert. „Wat een prachtige zei hij en keek vol bewondering ze. „Nu kun je knikkeren, hè lachte zijn vader. „En bouwen," sijn moeder er aan toe, maar Hans een maar oog voor zijn knikkers, maar wat knikkeren in de gang," vader. „Hè ja!" en even later was in het spelen. „Wat ben jij mooi," egen den stuiter, en deze werd nog ider dan hij al was. een poos mocht hij spelen, maar Breien is niet ieders werk, Maar ik doe het graag: Voor de pop een trui, voor mij Zelf een mooien kraag! Rikketik, zoo vlot en vlug Groeit het weefsel aan, En vol trots kijk 'k nu en dan Hoeveel 'k heb gedaan! Maar wat ik vervelend vind; Soms glijdt van de naald Er een steek diep weg! voordat Die is opgehaald!! O, dan vind ik breien naar! 'k Heb niet veel geduld 'k Geef de wol, de gladde naald Brommend dan de schuld! (Nadruk verboden). HERMANNA. toen was het tijd om te ontbijten. Daarna ging hij naar school met zijn knikkers en een trommeltje met chocolaadjes om van te tracteeren Iedereen bewonderde den glazen stuiter, de knikkers gingen zich beleedigd voelen. „Zijn wij soms niet mooi?" vroegen zij elkaar kwaad. In het vrije kwartiertje werd er druk geknikkerd. Maar de glazen stuiter bleef in het doosje opgeborgen. Hansje was veel te bang, dat hij hem verliezen zou. Maar aan alles komt een einde en ook aan Hansje's verjaardag. Zijn moeder had een keurig zakje gemaakt en dat werd het nieuwe huis voor de familie Knikker en den stuiter. Eiken dag ging Hansje knik keren en dan verloor hij er weer eens een paar en dan kreeg hij er weer een paar bij. Op een dag moest de glazen stuiter ook mee spelen en verloor Hansje hem aan zijn vriendje Rob, die hem niet in den knikkerzak deed, maar 'm in zijn broekzak stopte. „A, bah, wat ruikt het hier vies!" zei de stuiter in zichzelf, en daar had hij gelijk aan, want hij was boven op een stuk pek komen te liggen. Rob had altijd een heele verzameling van allerlei schaften in zijn zakken en daar was onze verwaande stuiter nu terecht gekomen. Rob vergat den heelen stuiter en zoo bleef deze een tijdlang in zijn nieuwe ver blijfplaats. Het was er erg roezemoezig, want iedereen had altijd veel te vertellen. Het pek vooral had veel drukte. Dan was er nog een groote spijker met een scherpe punt, waarmee hij den stuiter wel eens prikte, als die erg vervelend was. En ook een klein fluitje en een heel vieze zak doek. Er. dan had je den dobbelsteen nog; met zijn twintig oogen keek hij iedereen aan en zag alles, wat er gebeurde. Haast zou ik den postzegel vergeten, die uit een ver land kwam en veel gezien had. Het pek was erg plagerig uit gevallen. Hij merkte wel, dat de stuiter zich ergerde aan zijn reuk en zei dan: „Mijnheer de stuiter, wat ruikt het hier toch lekker, vind U niet?' en dan lachte hij ondeugend. Maar de stuiter zei nooit wat terug en liet het pek maar plagen. „Wat verbeeldt zoo'n stuk pek zich wel?" dacht hij dan. Op een dag werd Robs pak heelemaal uitgeborsteld en nagezien. Zijn moeder vond toen alle schatten bij elkaar. „Foei, foei, wat een rommel, dat moet allemaal maar opgeruimd!" zei zij en gooide alles in den vuilnisbak. „Wat was de stuiter boos! Hoe durven ze mij in den vuilnisbak gooien?" riep hij woedend uit. „Dat is het lot van alle verwaande dingen!" zei het pek, dat aldaar niezen moest van al het stof. Twee dagen later kwam de vuilnisman en leegde den bak in zijn kar. Daar viel zijn oog op den glazen stuiter. „Hè, die is mooi voor mijn zieken jongen," zei hij en stak den stuiter in zijn zak. Toen hij 's avonds thuis kwam, gaf hij den stuiter aan zijn zoontje Dirk, die al een poos ziek was. „O. vader, wat mooi, dank u wel!" zei Dirk blij. Aandachtig bekeek hij het pre sent en legde hem voor zich od den stoel, die voor zijn bed stond Dan kan ik er den heelen dag naar kijken", zei hij. „Nu", dacht de stuiter .ik ben blij, dat ik uit dien viezen vuilnisbak weg ben. het ls hier nog zoo kwaad niet". En hij keek eens naar het jongetje dat hem met schitte rende oogen lag aan te kijken. „Toch akelig om ziek te zijn! Ik zal maar eens aardig tegen hem wezen" besloot hij en dat was a) heel wat voor ons verwaande ding. Toen Dirk slapen ging. vroeg hii om den stuiter. Zijn moeder gaf hem in de hand en tevreden sliep hij er mee hl. ,Hè, het is een prettig gevoel, dat iemand van je houdt", zei de stuiter en viel ook in slaap. Als hij niet zoo trotsch geweest was. hadden er nog veel meer van hem ^"hou den maar daar dacht hij niet aan. Een paar maanden bleef de stuiter Ijij Dirk, deze werd beter en mocht weer naar school Maar de stuiter bleef thuis want Dirk was bang dat hij weg zou raken. Maar op een dag, daar gebeurde het on geluk! Dirk had hem 's morgens vóór hij naar school ging in de vensterbank ge legd. Zijn moeder was ijverig aan het stof afnemen en klopte haar doek buiten het raam uit. Per ongeluk veegde zij den stui ter uit het raam Zij schrok er zelf van, want haar zoontje hield erg veel van den stuiter. Gauw liep zij de straat op om te kijken, of zij hem nog zag. En ja. daar lag de glazen stuiter midden op straat. Maar net. toen zij er heen wilde loopen om hem op te rapen, kwam er een zware vrachtauto aan en reed pardoes over onzen stuiter heen. Deze viel in heel kleine stukjes. Dit is het droevige einde van den glazen stuiter. SUUS KNOTTENBELT. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14