Fabrieksbrand te Rotterdam en te Maastricht - Autobus van dijk gestort OVERSTE SAXON 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. BE TRAINING DER LEDEN VAN DE AM- STERDAMSCHE STUDENTENROEIYER- EENIGING is begonnen. Een der achten wordt in elkaar gezet. BLOEMEN OP SCHOOL. Leerlingen van de Mulo- school te Bloemendaal brengen zelfgekweekte hyacdn-. then mee, voor de bloemententoonstelling op school. Autobus üan een dijk gestort. In het gehucht Zennewijnen bij Tiel stortte een autobus met schoolkinderen van 'den dijk. Vier kinderen liepen lichte verwondingen op. De autobus, die zwaar gehavend werd, aan den voet van 'den! dijk. NIEUWE STOPBEVELEN OP RIJKSPOLITIE AUTO'S. De stopbevelen kunnen, uit het portier gestoken worden. De borden zijn geheel' verlicht, roode achtergrond' met witte letters. BRAND TE ROTTERDAM. r-> Gistermorgen brak brand uit in een meubelfabriek aan het hofje Lammetje Groen" achter den Binnenweg te Rotterdam. Groote fabrieksbrand te Maastricht. De carosserie-fabriek van de firma Veugen en van Bergen te Maastricht is door brand vernield. Zeven auto's verbrandden. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 35) »Oa maar eerst uitrusten", ried ze hem. Je bent doodmoe. Ik zal wel een oogje In zeil houden. Je kunt me gerust ver- vouwen. Er komt spoedig werk genoeg, jjappenheim is in aantocht. Nieuwe sol- ™en met nieuwen buit. Nieuw leven, '"ly en Furchtenberg marcheeren ook op. een paar uur rust zal Je goed doen." baxon had het hoofd reeds neergelegd oververmoeid viel hij in een diepen «oamloozen slaap. HOOFDSTUK XXIV. Toen Saxon de oogen weer opsloeg wa- iï™ er maar een paar mannen meer in het aanwezig. Dicht bij hem zat Mien ueel ijverig op een tabouretje te naaien, g^wshoudelijke bezigheden?" vroeg h';Moet ook gebeuren", antwoordde ze. Ik "mui van netheid en de mannen vinden ub'. prettiger als een vrouw er goed jjBiet Een man houdt niet van een Z™5' Ze keek hem met fonkelende aan. ..Gelijk heb Je." ■Pappenheim is zoo even aangekomen. e hebben Juist op tijd kennis gemaakt. Je wel gelooven dat je mij bevalt Hoe „Ezechiël." „Ik zal je maar liever Ezau noemen. Dat past beter." „Ook niet slecht. Is Pappenhelm hier aangekomen?" Ze lachte. „Neen, ginds in de stad, in Halle. Met zijn Waalsche ruiters. De rest zal morgen wel volgen. Als de kanonnen aankomen, rukken de troepen op." Hij stond op, dacht: Ik moet zien een goed paard te krijgen. Het wordt mij hier te warm. Hij slenterde weg. Aan de andere zijde van het kamp lagen een paar soldeniers op den grond. Ze hadden blijkbaar niets beters te doen. De eene speelde zachtjes op een fluit, de andere luisterde. De langste van beiden riep hem iets toe. Saxon hinkte er heen. De melodie was hem niet onbekend. Het was een variatie op het lied van den nieuwen lansknecht: Er is geen beter leven Dan van een lansknecht welgemoed. Het lied van Wallensteln, dat zijn eigen regimenten hadden overgenomen, dat zijn wervers hadden gezongen, toen ze het eens van hun overste hadden gehoord. „Ga zitten, makker", zei de langste. „Dit is" en hij wees op den pijper: „Siebrecht, bijgenaamd Praxiteles met de fluit. Eigen lijk moest hij anders heèten, maar Apollo was een zeer schoone man. En ik ben Mer- curius, de bode, maar zonder slangenstaf." „Maar niet zonder gif", viel de ander hem in de rede. „Wie ben jij, vreemdeling?" „Een ruiter van Von Erwitte met een kogel in de knie." „Draad voor draad wordt een gewaad geweven", fluisterde de man m,et de fluit, „Steen voor steen een huls gebouwd", sprak de ander even zacht. Saxon dacht na. Waar had hij die wijs- geerige woorden meer gehoord? Juist, van den meester. Hij nam de heide mannen onderzoekend op, maar herinnerde zich niet een van beiden ooit eerder gezien te hebben. „Het is alsof ik die woorden al eens eerder gehoord heb", zei hij voorzichtig, „doch waar wil mij niet te binnen schieten." „Ga zitten", herhaalde de langste. „Wij zoeken een maat. Een derde in onzen bond." Saxon ging bij hen liggen. „Die wijze woorden zijn je dus niét heelemaal vreemd?" vroeg Praxiteles. Saxon schudde ontkennend het hoofd. „Gevonden!" sprak Mercurlus. „Wat?" vroeg Saxon. „Een verloren zoon." „Van waar kwam de schuit?" vroeg Praxiteles weer. „Van Hamburg", meende Saxon. „Van Groningen", antwoordde Mer- curius. „Er was een jonge zoon aan boord. Hoe was zijn naam?" „Edzke", klonk Saxon's antwoord. „Waar bleven de beide Mansfelders?" vroeg hij. „Onder het altaar", zei Mercurlus. .En goed gebonden in de lakens van het spook", vulde Praxiteles aan. Toen lachten ze alle drie. „Wij hebben u al een paar dagen ge zocht", legde Praxiteles uit. „Wij werden door een gemeenschappelijken vriend op onderzoek uitgezonden Wij wisten dat u met eeji peleton kurassiers van Montecu-1 couli als een vrij man de ridderhofstede Sormenfeldt verlaten hadt. Edzke zag het. Even voor de ruiters kwajmen, waren een paar schooiers, een man en een vrouw, over de brug gegaan en haastig ver dwenen." „Een paar schooiers?" vroeg Saxon. „Kwamen ze uit het gebouw?" „Zeker." „De ontbrekende schakel", dacht hij. „Wij meenden u te herkennen ondanks uw zwarte snor en haren, maar moesten zekerheid hebben. Eén fout zou alles be derven." „Blij je te treffen", zei Saxon. „Juist op tijd. Ik moet hier weg. Pappenheim is iii Halle aangekomen. Hij kent mij te goed en velen van zijn ruiters hebben mij dik wijls gezien. Ik heb alles vernomen, wat ik weten wilde. Twee kameraden kan ik uit stekend gebruiken. Ik dacht reeds dat de meester mij had vergeten, maar ware vrienden komen, als men ze noodig heeft. Ik moet een bode hebben en iemand, die mij een paard kan bezorgen." „De bode ben ik", sprak Mercurlus. „Ik zal een bericht schrijven." ,Een vertrouwd man met een monde linge boodschap is beter." „Maar het is een vrij uitvoerig rapport." „Doet u mij het verhaal maar." Saxon gaf hem de nauwkeurige posities der keizerlijke legers, de sterkte der troe pen, der artillerie, het doel van hun op- marsch. Alles, wat voor den Zweedschen koning van belang kon zijn. Het slot luid de: Niet optrekken naar Maagdenburg, doch naar het westen, Havelberg, Tanger- munde en Werben. Mercurius had soherp geluisterd. Toen Saxon uitgesproken was, herhaalde hij het rapport woord voor woord zonder eenjge aarzeling, ofschoon verschillende aanwij zingen technisch en voor een leek moeilijk te begrijpen waren. De overste keek den man vol bewonde ring aan. „Uitstekend", klonk zijn oordeel. ,,'t Is in goede handen", verzekerde Praxiteles. „De meester heeft hem ver zocht mee te gaan om mogelijke inlichtin gen over te brengen. Wij laten zoo weinig mogelijk aan het toeval over. Mijn vriend Mercurius is niet de eerste de beste." „De koning van Zweden zal alles spoedig weten", verklaarde de bode. „Ik reis snel, al draag ik geen vleugels aan de voeten." Saxon wilde hem eenlge goudstukken geven, maar Mercurius weigerde. „Dank u beleefd", zei hij. „Wij zijn immers vrien den, strijden voor dezelfde zaak." „Voor het paard zal ik zorgen", bood Praxiteles aan. „Een goed uur van hier is een herberg. Daar zullen wel goede paar den te krijgen zijn. De broeders verkoopen de gestolen waar in die buurt aan de op- koopers, die ze weer leveren aan de inten dance." Een riem zonder eind", meende Saxon. „Maar als de kwartiermeesters ze niet kochten, zouden de paarden over de gTens gebracht worden of aan den vijand ver kocht. Nu vaart ieder er wel bij." „Ook de kwartiermeesters", oordeelde Mercurius. „Jij kunt het weten, want Je bent niet alleen de bode der góden", opperde zijn vriend. „Menig legerleverancier wordt een rijke geldschieter." „Geldschieter! Tegenwoordig in Ham burg noemt men die heeren bankiers!" .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5