Automobieltentoonstelling in Berlijn - Lawines in Tirol
OVERSTE SAXON
75,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Voorjaarszon
FEUILLETON.
INT. AUTOMOBIELTENTOONSTELLING 1935 in Berlijn,
Donderdag geopend. Njeuw autotype met windvangschijven.
HET ITALIA ANSOH-ABE9SYNISCH CON
FLICT. Keizer Hajlp Selassie van
Abessynië, in groot ornaat.
KAISER'S NIEUWE STRO OM LIJN AUTO op de Berlijnsche
automobieltentoon stellin g.
BEN FRAAIE VERSCHIJNING OP HE BERLIJNSCHE
AUTO'JIOBIELTENTOONSTEiLLING. De nieuwe Mercedes
Benz sportauto in stroomlijn, uitgevoerd.
IN OOSTENRIJK ZIJN DE AFGELOOPEN WEKEN VERSCHEIDENE GROOTE
LAWINE-ONGELUKKEN VOORGEKOMEN. Onze foto toont de situatie na het
neerkomen van een sneeuwlawine bij
Muhlau in de nabijheid van Innsbruck.
DE GOEDKOOPSTE WAGEN op de groote automobieltentoon- HET FRANSOHE S.S. „VILLE DE MARSEILLE" is te. Hendrik. Ido-Ambacht OEN TR .ALE HENG STEN-KEURING TE GOES. Boven j
stelling in Berlijn, een Framo Piccolo", welke nog geen gearriveerd om aldaar te worden, gesloopt. De oceaanvaarder temidden van het Overzicht van het Marktplein. Beneden: Het .voordraven
achthonderd gulden kost, oud-roest. van, een zwaren Zeeuwschen hengst.
Historische Avonturenroman
door O. P. BAKKER.
M)
Maar het verhaal van den groenen jager
luidde, dat als een ruiter zijn paard of een
Musketier zijn gezondheid verloor of zijn
wouw of kinderen ziek werden en achter
neven, ze broeders van Mérode werden,
ueden die nergens beter bij waren te ver-
Mlljken dan bij zigeuners. Ze leefden vol
gens hun eigen smaak, zwierven voor,
of achter het leger rond. Men kon
troepsgewijs in de zon zien liggen. Ze
«alen wat ze konden en menig soldenier
Werd door hen uitgeplunderd en vermoord,
je stoorden zich aan geen bevel en alleen
Midden ze zich soms te schikken naar den
Provoost-geweldige. Ze beroofden de boe-
J™. Plunderden de hofsteden en lieten de
{PPdo haan kraaien. Menig spion vond bij
Mu een onderdak en velen van hen be
dienden dit beroep.
in hun kamp zou Saxon zeker de ge-
sevens, die hem nog ontbraken, kunnen
verzamelen. De broeders van Mérode wa-
'en uitstekend op de hoogte van alles wat
°P de legers betrekking had. Die kennis
een bron van hun bestaan.
i/00 zat Saxon te peinzen met den rug
®2en een boomstam geleund en terw^l de
J^an in het laatste kwartier door lichte
Jf® omsluierd in de donkere lucht
™Pd zag hij tusschen de boomen een
meertje. Hij zag de zachte golven glanzen
10 de zwakke bleeke manestralen. Het ge
leek een droombeeld. Aan de overzijde op
een grasveld, dat zilverachtig groen leek
te midden van hooge vreemdkleurige
bonte bloemstruiken, zag hij uit de scha
duw een aantal nimfen in luchtige blauwe,
lila en gele gewaden, die los om hun sier
lijke leden geslagen waren, te voorschijn
komen.
Ze dansten hand In hand een ronde
dans. Hij zag nu de naakte schouders in
het maanlicht en zag dat ze om de ander
blond en donker waren. Ze keerden de ge
zichten naar hem toe, waren allen bekoor
lijk en vol gratie. Toen verbraken ze de rij
en een donkere nimf zweefde naar den
oever van het meertje. Was het droom of
werkelijkheid? Ze wenkte met de hand en
hij herkende haar. Ze was mooi als geen
aardsche vrouiw kon zijn. Er was geen
twijfel aan. Het was Marion. Hij keek in
haar donkere oogen. Het was alsof ze iets
wilde zeggen, haar lippen bewogen, doch
hij hoorde niets, maar hij begreep, dat zij
hem wilde waarschuwen. Saxon wilde
opstaan, hij kon niet, zijn ledematen
waren zwaar als lood. Langzaam verdwe
nen de nimfen even geheimzinnig als ze
gekomen waren, het licht verflauwde. Het
meertje lag daar voor hem, nu nauwelijks
meer zichtbaar, eenzaam en verlaten.
De nacht verdween, het woud en de wei
den ontwaakten. Een licht briesje speelde
verfrissohend om zijn slapen. Hij stond op
en begaf zich op weg, volgde het pad en
bereikte spoedig een groote open plek in
het woud, waar een aantal mannen in ver
schillende havelooze uniformen en vrou
wen, voor het meerendeel jong, sommige
met kinderen, om een smeulend vuur la
gen te slapen In de buurt stonden een
aantal kleine tenten.
Saxon liep hinkend naar het vuur.
Een soldenier hield blijkbaar de wacht.
Hij richtte zich half op, steunend op een
arm en vroeg:
„Wat moet Je?"
„Ik zoek een plaatsje om te rusten."
„Wie ben je?"
„Een ruiter met een kogel in de knie,
ben weggezonden. Je begrijpt, kameraad,
een ruiter met een stijf been."
De ander viel hem in de rede
„Welk regiment?"
„Von Erwitte."
De ondervrager keek naar zijn laarzen,
broek en buis.
„Ga maar liggen."
Saxon keek rond, ontdekte een vrije
plaats, strekte zich op den grond uit, maar
durfde niet te gaan slapen.
Hij dommelde in, werd plots weer helder
wakker, greep een kleine hand, die
trachtte een onderzoek in te stellen en
hield die stevig vast.
,Laat me los", klonk een vrouwenstem.
„Meen je, dat ik je wou bestelen?"
,Er is niemendal te stelen", klonk het
antwoord. „Ik houd er nu eenmaal niet
van vreemde handen aan mijn lijf te
voelen." Hij liet de hand los, die langzaam
Werd teruggetrokken.
Reeds vroeg in den morgen kwam er
leven in het kamp. De mannen en vrouwen
naast hem stonden op zonder zich met
hem te bemoeien. Ze deden alsof ze hem
niet zagen; de loerende blikken ontgingen
hem niet.
De nachtwaker liep naar hem toe:
„Heb je geld?"
„Niet de moeite waard."
,X>an kunnen ze je ook niets afnemen,"
„Heb je iets voor mij te eten?" vroeg
Saxon en haalde na eenig zoeken een ko
perstuk van vier duiten uit zijn broekzak.
Hij reikte het hem toe.
„Houd dat maar. Hier is brood en een
stuk vleesch."
„Mien", vroeg hij. „Heb je iets te drin
ken?"
Een jonge knappe vrouw, op wier gelaat
duidelijk te lezen stond, dat ze zoo al het
een en ander had meegemaakt, reikte hem
een kruik bier.
„Ik krijg het wel eens van je terug als
ik het noodig heb", zei ze. „Of als je een
goed zaakje achter den rug hebt." Ze be
keek hem met vorschende oogen van
onder tot boven.
„Je schijnt een sterke rekel", luidde
haar oordeel en hij voelde haar goedkeu
renden blik.
„Ik heb een stijf been."
.Hindert geen lor. Kom hier eens bij mij
zitten." Ze maakte plaats voor hem.
„Je zult hier wel spoedig in het kamp
wennen", begon ze. „Het is een prettig
leven. Je hebt geen dienst, geen wacht, be
hoeft niet te stormen of kogels op te
vangen. Vroolijk en vrij. Je bent je eigen
meester en leidt het leven van een heer.
Van niemand heb je bevelen af te wach
ten. Niet van den korporaal, niet van den
sergeant, van den luitenant noch van den
kapitein. Altijd genoeg te eten en te drin
ken. Zelfs als ze in het leger honger
lijden, is hier genoeg. Op uitbetaling der
soldij behoef je niet te wachten. Je neemt
maar."
„Dat lijkt zeer aanlokkelijk."
„Is het ook."
„Mien!" schreeuwde een ongure per
soonlijkheid aan de andere zijde van het
vuur. „Ben je op een nieuwe verove
ring uit?"
„Hou je snavel. Gaat jou dat wat aan.
Je hebt een wijf", gaf ze terug.
„Die vent valt mij altijd lastig", legde ze
uit. „Ik moet niets van een getrouwden
kerel hebben. Laat hij zich met zijn eigen
vrouw bemoeien."
„Ben jij getrouwd?" vervolgde ze.
„Gelukkig niet."
„Zeg dat wel. Een getrouwd man is altijd
een te vroeg gebonden man."
„Geweest?"
„Nooit."
„Zoo zoo, zei ze.
„Je sprak van soldij nemen", zei Saxon.
„Maar waar moet je die halen? Het land
is uitgeplunderd."
„Ja, bij de boeren is niets meer te vin
den. Daar liggen de muizen dood voqr de
broodkast. De mooie tijden zijn voorbij.
Maar een vliegende vogel vangt altijd wat.
Als een man sterk is en durft en een
vrouw slim. en niet onknap. Kurassiers
van Von Erwitte zijn toch zeker geen
doetjes."
„Hoe weet je, dat dk een kurassier van
Von Erwitte ben?"
„De nachtwaker houdt ons op de hpogte.
Je hebt het hem zeif gezegd. Ze vertrou
wen je, anders zou er reeds iets gebeurd
zijn." Wat zei ze niet. maar Saxon be
greep het.
„Heb je geld?"
„Bijna niets."
„We zullen genoeg krijgen. Voorloopig
heb ik wel wat", antwoordde ze. „Langs
den grooten weg zijn altijd wel reizigers
en soldeniers, die de zakken gevuld heb
ben. Ik weet ze wel te vinden, lok ze mee
in het bosch en jij bent juist een lief
kereltje om ze te laten opdokken."
Hij knikte en gaapte.
jWordt vervolgd),