Met Hr. Ms. „O 10" naar den bodem
der Noordzee
Een drijvend technisch wonder.
Jj«le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Februari 1935
Derde Blad
No. 22971
Maar Jules Verne heeft overdreven.
KUNST EN LETTEREN.
Na een voorspoedigen oefentocht keert Hr. Ms. „O 10" veilig In de haven terug.
(Van een onzer redacteuren).
Oppervlakkig beschouwd lijkt het een
Irankzinnig denkbeeld, dat iemand, die ln
deze benarde tijden nog kans ziet het
hoofd bóven water te houden, zijn geluk
benéden den waterspiegel 'gaat beproeven
en onverhoeds aspiraties koestert om zijn
rondwandeling op dit aardsche tranendal,
li te wisselen met een min of meer lang-
durig verblijf temidden van de garnalen
to haringen, die in nog ongezouten of
ongekookten staat, onze Noordzee be
reiken.
Inderdaad zou een dergelijk persoon een
kostelijk object van diepgaand psychia
trisch onderzoek vormen, wanneer hij, om
daartoe te geraken, zich van geen ander
hulpmiddel bediende als het in den zomer
sebruikelijke badpak of zelfs dit met
het oog op de vrij frissche temperatuur
- van een dubbelgevoerde winterjas.
Maar geheel anders wordt de zaak;
ranneer men, zooals schrijver dezes, dank
ijde welwillende houding van eenige ma-
ne-autoriteiten in de gelegenheid wordt
ltsteld om een dergelijk welnig-alle-
iaagsch uitstapje mede te maken aan
bord van een onderzeeboot, ln casu Hr.
Ms. „O. 10".
Laat ik u direct zeggen: „ik ben niet,
rat men noemt, een „held" op zee. De
srertocht van Stavoren naar Enkhuizen
bracht in vroeger jaren bij herhaling mijn
inwendige in hevige beroering en nóg
slaat mij de schrik om het hart, wanneer
terugdenk aan een stormachtige reis
bet de „Kortenaer" u ziet, ik heb
laaren gevaren! van Nieuwediep naar
Vlisslngen.
Maar de niet in getallen weer te geven
iom van een flinke dosis beroepsijver, een
iubbele hoeveelheid journalistieke nieuws-
éerigheid en tenslotte de wetenschap,
lat een dergelijke „occasion" niet iederen
terveling geboden wordt, deed al die on
aangename herinneringen vervagen en
taakte, dat ik het aanbod met belde
handen aannam.
De consequenties van dat besluit ten
uitvoer brengend, stond ik op een drui-
krigen winterochtend andermaal aan
Hoord-Holland's noordelijkste puntje en
luurde den dijk af, op zoek naar Hr. Ms.
.0 10", die me volgens belofte beneden
A- P. zou brengen.
Het was zooals 's winters vaker voor
komt venijnig koud; een stevige zuid
wester blies onbarmhartig langs de kale
havenmuren, waaraan slechts een aantal
Heldersche jutters gemeerd lag. Hun tal
rijkheid bracht me tot de conclusie, dat
deszelfs eigenaars met bijbehoorende be
manningen vermoedelijk óók liever bij de
warme kachel bleven dan de koude en
tattlgheid te trotseeren, maar juist op dat
"ogenblik kreeg ik de „O 10" en, daar
achter, ook de „O 11" in zicht.
Ik zou, op z'n zachtst gesproken, jok
ten, wanneer lk u vertelde, dat die aan
blik m'n moed verhoogde, laat staan, dat
t! in mijn geheele wezen nog één grein
enthousiasme aanwezig was. Wanneer er
überhaupt in de naaste omgeving bij
iemand of iets van enthousiasme sprake
'as. dan moet dit gezocht worden bij de
»0 10" zelf, die zich over m'n komst der
mate scheen te verheugen, dat zij te keer
als een hobbelende geit, aan haar
-Jen trok, dat het een lieve lust was,
kortom zich aanstelde als een wilde
mustang, die haar eersten ruiter voelt
naderen
D' zijn momenten in 's menschen leven,
"at men zijn diepste gevoelens, ook al
spruiten ze regelrecht voort utt de aller
onderste hartvezel, moet weten te mas
keren en in die positie voelde zich uw
'erslaggever, toen hij in het aangezicht
'at de dansende en springende 0 10"
'erd welkom geheeten door den eersten
Meier, die hem uitnoodigde de eerste
kennismaking met Hr. Ms, onderzeeboot
meer internen zin voort te zetten.
Alvorens aan dat verzoek gevolg te ge-
mn, moet mij andermaal een bekentenis
het hart.
leeds als vrijwilliger bij de kaderland-
aortn verried ik een schromelijk tekort
onderscheidingsvermogen door het
■hikel chevron van geel kemelsgaren" van
den korporaal bij herhaling aan te zien
voor het „dubbel chevron van goudgalon",
dat des sergeants ls. Van de marine-ran
gen herinner lk mij heden ten dage niets
meer. Ergo leek me de vrees niet geheel
en al ongegrond, dat ik de glorie van mijn
entreé aan boord zou verduisteren door
me met een minzamen handdruk bekend
te maken aan den eersten den besten licht
matroos en den commandant ais-komen -
de-niet-in-aanmerking kalmweg voorbij
te loopen. Dank zij m'n vriendelijken be
geleider. die mij daardoor een wellicht on
herstelbaar échec bespaarde, omzeilde ik
die klip zonder kleerscheuren en maakte
lk op volkomen normale wijze kennis met
wat men in marine-terminologie de état-
major pleegt te noemen.
Prompt op tijd werd de „O. 10" van
haar boeien ontslagen en koersten we de
haven uit. Aanvankelijk was er, om zoo
-te zeggen, geen vuiltje aan de lucht. Met
een kalm gangetje zocht de „O 10" zich
een weg tusschen de in de haven vis-
schende jutters en onderwijl lichtte de
commandant me in omtrent de te houden
oefening. De bedoeling was, dat de „O 10"
en haar zusterschip de „O 11" zich naar
een bepaald gebied buitengaats zouden
begeven om vervolgens een aanval te on
dernemen op het doelschip, als hoedanig
de torpedojager „Z 8" zou fungeeren. En
aangezien een O-boot nu eenmaal minder
hard loopt dan een Z-boot, bleef laatst
genoemd schip voorloopig rustig in de
haven in afwachting van het tijdstip,
waarop haar beide belagers het gevechts
terrein zouden hebben bereikt.
De weersomstandigheden waren evenwel
minder gunstig, zooals mijn leekenblik
trouwens bij de eerste aanschouwing van
de „O 10" reeds had geconstateerd In de
eerste plaats liet het zicht te wenschen
over en tweedens Was het water te ruw,
waardoor de te lanceeren torpedo's gevaar
liepen om bij het opvisschen te worden
beschadigd.
Bijgevolg werd na ampel overleg beslo
ten niet in werkelijkheid torpedo's te lan
ceeren, maar te volstaan met het onder
nemen van eenige schijnaanvallen. De
commandant gaf hierover zijn leedwezen
te kennen; was ik 24 uur eerder gekomen,
dan had ik prachtig „badgasten-weer"
getroffen en zou ik getuige geweest zijn
van een volledige oefening. Intusschen
toonde de „O 10" zich aanmerkelijk min
der onrustg dan ik in eersten aanleg had
vermoed en gevreesd. Dit als gevolg van
de omstandigheid, dat het schip voorloo
pig de kustlijn volgde en dus den wind
recht van voren had. Dit geruststellende
verschijnsel schonk mij den moed gevolg
te geven aan de uitnoodiging van meerge
noemde lsten officier om het Inwendige
van het schip te bezichtigen. De eeiste
stappen in die richting brachten me tot
het inzicht, dat een onderzeeboot nu niet
bepaald tot de klasse der touristensche-
pen behoort.
Nog afgezien van het feit, dat het
daadwerkelijk beoefenen van de slanke-
lijn-mode een primaire eisch van toelaat
baarheid tot een O-boot vormt, vraagt een
rondwandeling door het inwendige van
het schip een aoodanigen acrobattschen
aanleg van den bezoeker, dat, wie een
dergelijk voornemen mooht koesteren, goed
zal doen een voorbereidenden cursus te
volgen bij iemand, die bekend staat als
een bonafide slangenmensch.
Maar eenmaal in de romp van het
schip aangeland, vindt men de moeite van
de vele en velerlei lichamelijke kronke
lingen, overdadig beloond. Niet zoozeer,
omdat men dan de kans krijgt om een
normale houding aan te nemen er ls
vrijwel geen enkele plaats in het schip,
waar men rechtop kan staan als wel
door den overweldigen aanblik van de
fantastische hoeveelheid instrumenten en
machinerieën, die tezamen de technische
uitrusting van een onderzeeboot vormen.
De binnenzijde van den scheepswand van
de ruim 50 meter lange boot wordt over
de geheele lengte door een voor 'n leek
onontwarbare chaos van bulzen, leidin
gen en assen aan het oog onttrokken. Het
lijkt wel alsof de ontwerper er een sport
van gemaakt heeft om geen enkelen vier
kanten decimeter onbenut te laten. Zelfs
de slaapplaatsen van den commandant en
de officieren zijn overdag dienstbaar ge
maakt aan de practische bestemming.
Voeg daarbij, dat alle blanke machine-
deelen en een O-boot ls inwendig één
groote machine! dik met olie zijn inge
smeerd en men zal begrijpen, dat voor een
bezoek aan een onderzeeër tijdens een
dlenstvaart het dragen van groot tenue
weinig aanbeveling verdient. Die kwistige
olie-voorziening is overigens strikt nood
zakelijk teneinde het roesten der metalen
deelen te voorkomen, wanneer bij een
langdurig verblijf onder water het con-
denswater aan alle kanten van den bin
nenwand neerdruipt. De lezer bespare mij
een besohrijving van de technische outil
lage. Eerstens, omdat een poging daartoe
onvermijdelijk zou leiden tot domheden,
die den omvang van een onderzee
boot aanzienlijk te boven gaan en in de
tweede en voornaamste plaats, omdat de
gecompliceerdheid van het mechanisme
van dien aard is, dat een ééndagsch-be-
zoek een volslagen leek niet meer kan
schenken dan een oppervlakkigen indruk
van de principieele werking der voor
naamste onderdeelen. Dien indruk samen
vattend, kan ik niet anders zeggen, dan
dat het ingenieuse samenstel van accu
mulatoren, Diesel-motoren, de Installatie
voor het vullen en leegblazen der tanks,
de inrichting van'de» radio-cabine en, last
not least, de afvuur-ónrlchtmg der tor
pedo's bij mij een onvergetelijke herinne
ring heeft achtergeaten en mij met groote
bewondering heeft vervuld, niet enkel
voor hen, die ln dit labyrinth wèl den
weg weten, maar vooral voor den tech-
nischen staf der Nederlandsche marine,
die met een dermate technisch-kunst-
zinnig samenstel omspringt, als een ge
woon burger met een fiets.
Er is ln de laatste maanden en terecht
met zóóveel waardeering gesproken en
geschreven over de bewonderenswaardige
organisatie van onze nationale luchtvaart
maatschappij, dat het niet meer dan
billijk is op deze plaats ook middels een
enkel woord met grooten lof te gewagen
van de voortreffelijke outillage van de
technische afdeeling van onzen marine-
onderzeedienst.
Uit den aard der zaak timmert deze
dienst heel wat minder aan den weg dan
de K.L.M. waarover wij ons overigens
slechts kunnen verheugen maar aan
den anderen kant doet het 't nationaal-
kloppende hart toch goed te vernemen,
dat zoowel officieren als minderen het
volste vertrouwen stellen in hen, die in
eerste instantie de verantwoordelijkheid
dragen voor het leven van allen, die den
practischen onderzeedienst beoefenen en
die totdusverre hebben blijk gegeven, dat
het bekende K.L,.M-devies „safety first"
ook in hun werkprogramma met vette
letters op den omslag staat afgedrukt!
Na deze vluchtige technische escapade
lijkt het me wenschelijk in den meest let
terlijken zin tot de oppervlakte der dingen
terug te keeren. De weeig-zoete oliegeur
verveelt me allang en het is een heele
verademing, wanneer boven op den com
mandotoren de frissche zeelucht weer om
m'n ooren waait. De vreugde is echter
helaas van korten duur, want eenige
minuten later komt de commandant op
het onzalige idéé om de vaderlandsche
duinen den rug toe te keeren en west
waarts koers te zetten.
Hetgeen tot gevolg heeft, dat we den
wind dwars-scheeps krijgen en de „O 10"
begint te slingeren, dat het niet mooi
meer is. Door onze verheven standplaats
maken we de grootst mogelijke schomme
lingen mede, hetgeen voor iemand, die
van jongsafaan een hekel aan schomme
len gehad heeft, dan ook een zeer matig
genoegen ls. Een halfuurtje gaat dat
spelletje voort en gaandeweg voel ik me
minder „fit" voelen. Nochtans huichel ik
oprechte belangstelling voor alles wat me
met groote vriendelijkheid verteld wordt.
Omstreeks half elf zijn wij blijkbaar op 't
gevechtsterrein gearriveerd en stelt de
commandant voor, zoowel individueel als
in massa, lagere regionen op te zoeken.
De atmosfeer beneden kennende, komt me
dat voorstel in de gegeven privé-omstan-
digheden weinig aanlokkelijk voor, maar
als dankbaar leerling-strateeg overdenk ik
meteen de dekkingsmogelijkheden bij
eventueele aanvallen van zeeziekte, iets
wat me bij m'n eersten rondgang bene-
dendeks volkomen ontgaan is. Edoch, de
marine blijkt onbarmhartig tegenover
pleiziervaarders en het kleine privaat
domein, dat men in ieder huis op der
vasten wal aantreft, ontbreekt hier te
eenenmale. Voorloopig wordt m'n aan
dacht evenwel afgeleid door de voorberei
dende maatregelen tot hetgeen ik als de
clou van den ganschen tocht beschouw,
het duiken. Het nauwe gat in den toren
wordt met een Ijzeren plaat afgedekt en
aller activiteit concentreert zich thans in
de centrale met z'n honderden kraantjes,
krukken, handles en wieltjes, waaruit een
doodgewone landrot geen wijs kan worden.
Gelukkig blijkt dit mysterie voor de be
manning een open boek en tot m'n niet te
beschrijven vreugde bemerk jk tevens
dat de schommelingen hier belangrijk
minder hevig zijn dan aan dek.
De belde hoofdtanks, welke de „O. 10"
eenzelfde soortelijk gewicht moeten ge
ven als de Noordzee, worden vol water ge
laten en een lichte voorwaartsche helling
doet me beseffen, dat we den zeespiegel
vaarwel zeggen. Een groote sensatie
schenkt me die gewaarwording overigens
niet en de mededeeling van den comman
dant, nauwelijks een minuut later, dat we
ons thans op 12 meter diepte bevinden,
wordt door mij met een ongeloovig ge
zicht ontvangen. Een blik op den diepte
meter neemt dien natuurlijk ongemoti-
veerden twijfel weg.
Het wachten is nu op den vijand, in het
onderhavige geval de „Z. 8.". Zekerheids
halve wordt den marconist opgedragen te
informeeren „of ie nooit komt" en het
antwoord luidt, dat „ie" in aantocht is. De
„O 11" wordt tevergeefs opgeroepen.
Ik kort me inmiddels den tijd door door
de periscoop het zee-oppervlak af te turen
Ik zie slechts water zonder einde. Na een
kwartiertje komt de „Z 8" in zicht, d. w. z.
door de periscoop dan, want uit den aard
der zaak mag men aan boord van den
vijand ons niet zien. De kunst ls nu om
de Z 8 zoo dicht mogelijk te benaderen
zonder gezien te worden en daarbij het
gunstigste moment uit te kiezen voor het
lanceeren van een torpedo. In het begin is
die opdracht vrij eenvoudig: we gluren
constant door de periscoop en glijden de
„Z 8" met een vaartje van 8 mijl per uur
tegemoet. Aan boord van dat schip is men
overigens niet onkundig van onze snoode
voornemens en ettelijke kijkers zijn dan
ook chronisch op het watervlak gericht op
zoek naar het verraderlijke spiegeltje. Het
wordt dus een soort henge/spel. Om de
paar honderd meter verheft zich onze pe
riscoop gedurende eenige seconden boven
den zeespiegel, de bevelvoerende officier
oriënteert zich vliegensvlug en geeft met
een weer order tot dalen. Als een dobber
komt telkens onze zoekspiegel boven wa
ter en verdwijnt weer, totdat de gunstig
ste positie wordt ingenomen en de torpedo
gelanceerd kan worden. Dat positie-zoeken
is intusschen lastiger dan het lijkt, want
aan boord van het doelschip is men ook
bij de pinken en wordt onophoudelijk
de koers veranderd, zoodat de onderlinge
ligging voortdurend wisselt. Eindelijk is de
kans op een treffer gunstig, het denkbeel
dige schot wordt gelost en tegelijkertijd
wipt de „O 10" naar het wateroppervlak.
De marconist doet direct daarna opgave
van de snelheid van het eigen schip en
van den geschatten afstand tot en de ge
raamde vaart van het doelschip. Het ant
woord van zijn collega aan boord van de
„Z 8" laat niet lang op zich wachten. Deze
doet mededeeling van de werkelijke snel
heid en aan de hand van beider gegevens
wordt nagegaan of het schot inderdaad
een treffer zou zijn geweest.
Met tusschenpoozen van een half uur
wordt dezelfde manoeuvre nog tweemaal
herhaald en daarmede behoort de oefening
in gecombineerd verband tot het verleden.
De drie uren, gedurende welke een on
derzeeboot dagelijks onder water mag blij
ven, zijn nog niet verstreken en tot m'n
vreugde besluit de commandant tot den
bodem der zee af te dalen. Die limiet
van 3 uur houdt verband met de bezuini
ging, welke natuurlijk ook bij de marine
haar intrede heeft gedaan. Gedurende den
tijd, dat een onderzeeboot onder water
vaart, geniet de bemanning n.l. een duik-
toelage (te vergelijken met de vlieguren bij
de luchtvaart) en vandaar, dat die termijn
is teruggebracht van zes tot drie uur per
dag. De eerste officier vertelt me, dat de
„O 10" het theoretisch drie dagen onder
water moet kunnen uithouden, waarbij
dan zuurstofapparaten en kali-patronen
den luchttoevoer moeten versterken, maar
in de practijk wordt een dergelijke kracht
proef niet genomen. Alle leden der be
manning zijn bovendien voorzien van een
zwemvest, waarmede zij in geval van nood
door een luik het schip kunnen verlaten.
Wij gaan dus weer duiken en onwille
keurig denk ik terug aan Jules Verne's
profetisch boek „20,000 mijlen onder zee",
waarin kapitein Nemo en de zijnen op den
bodem van den oceaan de meest wonder
baarlijke avonturen beleven. Zóó diep is
de Noordzee evenwel niet en als de diepte
meter 23 Meter aanwijst, verraadt een
lichte schok en een schurend geluid onder
onze voeten, dat het laagte-record is be
reikt. Het geeft een merkwaardige sen
satie te bedenken, dat boven onze hoofden
op dit oogenblik misschien een visschers-
schuit vaart, onbewust van de aanwezig
heid van 30 menschelijke wezens op nau
welijks 23 meter afstand, maar wezenlijk
beleven doen we die sensatie eerlijk ge
zegd niet. Er gaat geen luik open, waar
door ik in een duikerpak gekleed het schip
kan verlaten.
De commandant leest de teleurstelling
van m'n gezicht en doet z'n best om de
sfeer van geheimzinnigheid te verhoogen
door een z.g. defect in de lichtleiding te
forceeren. Plotseling gaan in het geheele
schip overal de lichten uit, zoodat alom
volslagen duisternis heerscht. Maar van
alle kanten duiken gloeiwormen op in
den vorm van electrische zaklantaarns
en hun gezamenlijk schijnsel is voldoende
voor het verrichten van de noodige ma
nipulaties om de „O 10" weer omhoog te
werken.
Tot besluit neemt de eerste-officier me
mee naar het voorschip en demonstreert
het lanceeren van een torpedo. Tot m'n
schande moet ik bekennen, dat ik tot voor
kort veronderstelde, dat zulks, evenals bij
het afschieten van een kanon, geschiedde
door middel van het opwekken van een
:xplosie. Niets is evenvel minder waar De
"e lanceeren torpedo wordt niet afgescho-
,cn uit een luchtkamer, maar gebracht in
en buis, welke daarna gevuld wordt met
yater, waarin het projectiel drijft. Door
ervolgens aan de achterzijde samenge-
erste lucht onder een druk van 200 at-
ïosfeeren toe te voeren, wordt de torpedo
.ls het ware weggeblazen, waarna hel
rojectiel op eigen energie eveneens ge
comprimeerde lucht zijn weg naar het
doel vervolgt. Een scheut zeewater, welke
door de buis in de afvuurkamer gutst, is
LIEN KORTER.
De Haagsche zangeres Lien Korter, die
a.s. Dinsdag 12 Febr, om 8 uur in den
Foyer van de Stadsgehoorzaal een lieder
avond zal geven onder de auspiciën van de
Concertdirectie dr. G. de Koos N V. zal
dien avond aria's en leideren van Do-
naudy, Respibhi, Bramhs, Nin, Obradors,
Turina en Fauré ten gehoore brengen.
Hans Goemans zal zijn medewerking aan
den vleugel verleenen.
MAX LIEBERMANN OVERLEDEN.
Gisteren is te Berlijn overleden prof.
dr. h.c. Max Liebermann op 86-jarigen
leeftijd.
Deze schilder, de vroegste der Duitsche
impressionisten, is in 1849 te Berlijn gebo
ren. Op de academie te Weimar sedert
1868, toonde hij zich reeds realist, terwijl
hij evenals zijn tijdgenooten den indirec-
ten invloed van Courbet ondervond, welke
nog versterkt werd tijdens zijn verblijf te
Parijs (1873—1878), waarhij ook onder
Munkacsy's invloed kwam. Ook tot de
Barbizonschool, vooral tot Millet voelde hij
zich aangetrokken, hoewel zijn kunst een
gansch ander karakter vertoont. Hun
invloed werkte echter er toe, dat hij meer
toonschilder werd. Innerlijken invloed
ondervond hij ook van Jozef Israëls, hoe
wel zijn kunst ook van dezen gansch ver-
Schillend bleef, daar hij minder dichterlijk
en lyrisch, meer realist dan deze ls.
Hij vond in Nederland, dat hij dikwijls
bezocht, in de Hollandsche atmosfeer, dat
gene. wat hem in de middenperiode van
zijn leven aantrok. Allerlei Hollandsche
onderwerpen gaven aanleiding tot vele
sohilderijen, „Amsterdamsche weesmeis
jes" (1881), „Nettenboetsters", „Oudeman
nenhuis", en later o.a. „Vrouw met
geiten".
In zijn latere jaren werd hij meer im
pressionistisch en luministisch; hij voelde
zich tot het bewegelijke moderne leven
aangetrokken, zooals uit vele schilderijen
blijkt. Vele jongeren van het eind der 19de
eeuw beschouwden hem als hun leider; hij
stichtte de „Berliner Secession", waarvan
hij voorzitter werd. In 1898 was Lieber
mann te Berlijn tot professor benoemd en
werd hij lid van de Kunstacademie. Be
halve zijn figurenschilderijen, waaronder
ook een aantal bijbelsche onderwerpen,
schilderde hij veel portretten en maakte
een groot aantal etsen. Hij schreef ook
eenige kunststudies, o.a, over Degas en
over Jozef Israëls.
Overzicht onzer belangrijkste
Veemarkten.
Onder den invloed van de slechte zaken
die de veekooplieden de laatste weken met
het vee, van uit het Noorden gehaald,
hier en elders in de Zuidelijke provincies
hebben gemaakt, werd er gisteren heel
wat minder versch gekalfd vee aangevoerd
Daartegenover was de Leeuwarder markt,
evenals de Zwolsche markt nogal flink
bezet. Op de gang van zaken had noch de
groote. noch de kleine aanvoer eenige in
vloed meer, want de liefhebberil is tot
nul gedaald. En we voorzien nog lang niet
het einde der daling. Als we in aanmerking
nemen dat de zuivelmarkt, zoo hopeloos
slecht is en bij eenige toename van boter
de prijzen alweer inzinken, terwijl onze
beste afnemers, als Engeland en Duitsch-
land zeer flauw gestemd zijn tot koopen,
wat geen wonder ls. want ook daar mist
men de koopkracht van voorheen. Men is
dus in hoofdzaak aangewezen op de bin-
nenlandsche consumptie en ook die afzet
is door de hooge heffing ook voor een
groot gedeelte verloren gegaan Dit had
voorkomen kunnen worden, doch het ar
tikel is te hoog belast. Er zijn te weinig
menschen meer die het kunnen betalen.
We zien het met het vleesch en vet-ge-
bruik. Kortom een zware belasting drukt
het gebruik ervan. Om enkele feiten te
noemen. Rotterdam b.v.. dit blijkt uit het
aantal slachtingen absorbeerde voor en
kele jaren wekelijksch plm. 1000 vette
runderen. Het laatste jaar gemiddeld 650
stuks per week. Den Haag ging van 500
stuks terug naar 350360 stuks, terwill in
die drukste periode de invoer van het
buitenlandsche vleesch ongelimiteerd was.
Natuurlijk is niet alleen de heffing de
oorzaak. Ook de verminderde koopkracht
en het blikvleesch spelen hierbij een rol,
doch we zijn overtuigd als onze Neder
landsche boter voor den prijs van 65 a 70
ct per pond werd aangeboden dat het
binnenlandsch gebruik heel wat grooter
zou zijn, doch men wil de margarinefabrie-
ken blijkbaar niet te veel concurrentie
aandoen, doch bij deze voortgang van
zaken voorzien we zooals we reeds in ons
laatste overzicht opmerkte, dat een her
nieuwde veeafslachting het gevolg zal zijn.
De slachtveemarkt was gisteren weer
zeer matig voorzien, doch desondanks was
de handel zeer kalm. Hier de Leidsche
markt niet zoo zeer lager in prijs, doch
Leeuwarden en Zwolle nogal beduidend
minder Kalveren over de geheele linie ook
weer fauw, terwijl de wolvee-markt even
eens een gedrukt verloop had. Belgie bleef
koopen, doch Frankrijk zond nog steeds
geen nieuwe consenten. De vette varkens-
markt sloot bevredigend, magere varkens
duur. doch biggen zeer duur. zelfs aan
zienlijk hooger dan vorige week,
VAN DER S.
voor het bedienend personeel het teeken,
dat de torpedo de buis heeft verlaten en
tevens het sein om middels een handle den
vuurmond af te sluiten. Voor ons betee-
kent dit moment ook het einde van ons
verblijf onder water De drie uren zijn om
en vijf minuten later begroet ik wederom
het daglicht, waarbij ik tevens met vol
doening constateer, dat ik volkomen ver
geten heb zeeziek te worden! Maar men
kan tenslotte ook niet aan alles denken!
De rest van den tocht is gauw verteld:
wie eenmaal ónder water gevaren heeft,
vindt de meer gebruikelijke wijze aan de
oppervlakte slechts kinderwerk en zonder
vermeldenswaardige gebeurlijkheden keert
de „O 10" op haar punt van uitgang terug.
En ik verlaat het schip na den oriicieren
mijn oprechten dank te hebben betuigd
voor hun vriendelijke voorlichting en de
genoten gastvrijheid en met de blijvende
herinnering aan een hoogst interessanten
vaartocht.