Met Hr. Ms. „O 10" naar den bodem der Noordzee Een drijvend technisch wonder. Jj«le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Februari 1935 Derde Blad No. 22971 Maar Jules Verne heeft overdreven. KUNST EN LETTEREN. Na een voorspoedigen oefentocht keert Hr. Ms. „O 10" veilig In de haven terug. (Van een onzer redacteuren). Oppervlakkig beschouwd lijkt het een Irankzinnig denkbeeld, dat iemand, die ln deze benarde tijden nog kans ziet het hoofd bóven water te houden, zijn geluk benéden den waterspiegel 'gaat beproeven en onverhoeds aspiraties koestert om zijn rondwandeling op dit aardsche tranendal, li te wisselen met een min of meer lang- durig verblijf temidden van de garnalen to haringen, die in nog ongezouten of ongekookten staat, onze Noordzee be reiken. Inderdaad zou een dergelijk persoon een kostelijk object van diepgaand psychia trisch onderzoek vormen, wanneer hij, om daartoe te geraken, zich van geen ander hulpmiddel bediende als het in den zomer sebruikelijke badpak of zelfs dit met het oog op de vrij frissche temperatuur - van een dubbelgevoerde winterjas. Maar geheel anders wordt de zaak; ranneer men, zooals schrijver dezes, dank ijde welwillende houding van eenige ma- ne-autoriteiten in de gelegenheid wordt ltsteld om een dergelijk welnig-alle- iaagsch uitstapje mede te maken aan bord van een onderzeeboot, ln casu Hr. Ms. „O. 10". Laat ik u direct zeggen: „ik ben niet, rat men noemt, een „held" op zee. De srertocht van Stavoren naar Enkhuizen bracht in vroeger jaren bij herhaling mijn inwendige in hevige beroering en nóg slaat mij de schrik om het hart, wanneer terugdenk aan een stormachtige reis bet de „Kortenaer" u ziet, ik heb laaren gevaren! van Nieuwediep naar Vlisslngen. Maar de niet in getallen weer te geven iom van een flinke dosis beroepsijver, een iubbele hoeveelheid journalistieke nieuws- éerigheid en tenslotte de wetenschap, lat een dergelijke „occasion" niet iederen terveling geboden wordt, deed al die on aangename herinneringen vervagen en taakte, dat ik het aanbod met belde handen aannam. De consequenties van dat besluit ten uitvoer brengend, stond ik op een drui- krigen winterochtend andermaal aan Hoord-Holland's noordelijkste puntje en luurde den dijk af, op zoek naar Hr. Ms. .0 10", die me volgens belofte beneden A- P. zou brengen. Het was zooals 's winters vaker voor komt venijnig koud; een stevige zuid wester blies onbarmhartig langs de kale havenmuren, waaraan slechts een aantal Heldersche jutters gemeerd lag. Hun tal rijkheid bracht me tot de conclusie, dat deszelfs eigenaars met bijbehoorende be manningen vermoedelijk óók liever bij de warme kachel bleven dan de koude en tattlgheid te trotseeren, maar juist op dat "ogenblik kreeg ik de „O 10" en, daar achter, ook de „O 11" in zicht. Ik zou, op z'n zachtst gesproken, jok ten, wanneer lk u vertelde, dat die aan blik m'n moed verhoogde, laat staan, dat t! in mijn geheele wezen nog één grein enthousiasme aanwezig was. Wanneer er überhaupt in de naaste omgeving bij iemand of iets van enthousiasme sprake 'as. dan moet dit gezocht worden bij de »0 10" zelf, die zich over m'n komst der mate scheen te verheugen, dat zij te keer als een hobbelende geit, aan haar -Jen trok, dat het een lieve lust was, kortom zich aanstelde als een wilde mustang, die haar eersten ruiter voelt naderen D' zijn momenten in 's menschen leven, "at men zijn diepste gevoelens, ook al spruiten ze regelrecht voort utt de aller onderste hartvezel, moet weten te mas keren en in die positie voelde zich uw 'erslaggever, toen hij in het aangezicht 'at de dansende en springende 0 10" 'erd welkom geheeten door den eersten Meier, die hem uitnoodigde de eerste kennismaking met Hr. Ms, onderzeeboot meer internen zin voort te zetten. Alvorens aan dat verzoek gevolg te ge- mn, moet mij andermaal een bekentenis het hart. leeds als vrijwilliger bij de kaderland- aortn verried ik een schromelijk tekort onderscheidingsvermogen door het ■hikel chevron van geel kemelsgaren" van den korporaal bij herhaling aan te zien voor het „dubbel chevron van goudgalon", dat des sergeants ls. Van de marine-ran gen herinner lk mij heden ten dage niets meer. Ergo leek me de vrees niet geheel en al ongegrond, dat ik de glorie van mijn entreé aan boord zou verduisteren door me met een minzamen handdruk bekend te maken aan den eersten den besten licht matroos en den commandant ais-komen - de-niet-in-aanmerking kalmweg voorbij te loopen. Dank zij m'n vriendelijken be geleider. die mij daardoor een wellicht on herstelbaar échec bespaarde, omzeilde ik die klip zonder kleerscheuren en maakte lk op volkomen normale wijze kennis met wat men in marine-terminologie de état- major pleegt te noemen. Prompt op tijd werd de „O. 10" van haar boeien ontslagen en koersten we de haven uit. Aanvankelijk was er, om zoo -te zeggen, geen vuiltje aan de lucht. Met een kalm gangetje zocht de „O 10" zich een weg tusschen de in de haven vis- schende jutters en onderwijl lichtte de commandant me in omtrent de te houden oefening. De bedoeling was, dat de „O 10" en haar zusterschip de „O 11" zich naar een bepaald gebied buitengaats zouden begeven om vervolgens een aanval te on dernemen op het doelschip, als hoedanig de torpedojager „Z 8" zou fungeeren. En aangezien een O-boot nu eenmaal minder hard loopt dan een Z-boot, bleef laatst genoemd schip voorloopig rustig in de haven in afwachting van het tijdstip, waarop haar beide belagers het gevechts terrein zouden hebben bereikt. De weersomstandigheden waren evenwel minder gunstig, zooals mijn leekenblik trouwens bij de eerste aanschouwing van de „O 10" reeds had geconstateerd In de eerste plaats liet het zicht te wenschen over en tweedens Was het water te ruw, waardoor de te lanceeren torpedo's gevaar liepen om bij het opvisschen te worden beschadigd. Bijgevolg werd na ampel overleg beslo ten niet in werkelijkheid torpedo's te lan ceeren, maar te volstaan met het onder nemen van eenige schijnaanvallen. De commandant gaf hierover zijn leedwezen te kennen; was ik 24 uur eerder gekomen, dan had ik prachtig „badgasten-weer" getroffen en zou ik getuige geweest zijn van een volledige oefening. Intusschen toonde de „O 10" zich aanmerkelijk min der onrustg dan ik in eersten aanleg had vermoed en gevreesd. Dit als gevolg van de omstandigheid, dat het schip voorloo pig de kustlijn volgde en dus den wind recht van voren had. Dit geruststellende verschijnsel schonk mij den moed gevolg te geven aan de uitnoodiging van meerge noemde lsten officier om het Inwendige van het schip te bezichtigen. De eeiste stappen in die richting brachten me tot het inzicht, dat een onderzeeboot nu niet bepaald tot de klasse der touristensche- pen behoort. Nog afgezien van het feit, dat het daadwerkelijk beoefenen van de slanke- lijn-mode een primaire eisch van toelaat baarheid tot een O-boot vormt, vraagt een rondwandeling door het inwendige van het schip een aoodanigen acrobattschen aanleg van den bezoeker, dat, wie een dergelijk voornemen mooht koesteren, goed zal doen een voorbereidenden cursus te volgen bij iemand, die bekend staat als een bonafide slangenmensch. Maar eenmaal in de romp van het schip aangeland, vindt men de moeite van de vele en velerlei lichamelijke kronke lingen, overdadig beloond. Niet zoozeer, omdat men dan de kans krijgt om een normale houding aan te nemen er ls vrijwel geen enkele plaats in het schip, waar men rechtop kan staan als wel door den overweldigen aanblik van de fantastische hoeveelheid instrumenten en machinerieën, die tezamen de technische uitrusting van een onderzeeboot vormen. De binnenzijde van den scheepswand van de ruim 50 meter lange boot wordt over de geheele lengte door een voor 'n leek onontwarbare chaos van bulzen, leidin gen en assen aan het oog onttrokken. Het lijkt wel alsof de ontwerper er een sport van gemaakt heeft om geen enkelen vier kanten decimeter onbenut te laten. Zelfs de slaapplaatsen van den commandant en de officieren zijn overdag dienstbaar ge maakt aan de practische bestemming. Voeg daarbij, dat alle blanke machine- deelen en een O-boot ls inwendig één groote machine! dik met olie zijn inge smeerd en men zal begrijpen, dat voor een bezoek aan een onderzeeër tijdens een dlenstvaart het dragen van groot tenue weinig aanbeveling verdient. Die kwistige olie-voorziening is overigens strikt nood zakelijk teneinde het roesten der metalen deelen te voorkomen, wanneer bij een langdurig verblijf onder water het con- denswater aan alle kanten van den bin nenwand neerdruipt. De lezer bespare mij een besohrijving van de technische outil lage. Eerstens, omdat een poging daartoe onvermijdelijk zou leiden tot domheden, die den omvang van een onderzee boot aanzienlijk te boven gaan en in de tweede en voornaamste plaats, omdat de gecompliceerdheid van het mechanisme van dien aard is, dat een ééndagsch-be- zoek een volslagen leek niet meer kan schenken dan een oppervlakkigen indruk van de principieele werking der voor naamste onderdeelen. Dien indruk samen vattend, kan ik niet anders zeggen, dan dat het ingenieuse samenstel van accu mulatoren, Diesel-motoren, de Installatie voor het vullen en leegblazen der tanks, de inrichting van'de» radio-cabine en, last not least, de afvuur-ónrlchtmg der tor pedo's bij mij een onvergetelijke herinne ring heeft achtergeaten en mij met groote bewondering heeft vervuld, niet enkel voor hen, die ln dit labyrinth wèl den weg weten, maar vooral voor den tech- nischen staf der Nederlandsche marine, die met een dermate technisch-kunst- zinnig samenstel omspringt, als een ge woon burger met een fiets. Er is ln de laatste maanden en terecht met zóóveel waardeering gesproken en geschreven over de bewonderenswaardige organisatie van onze nationale luchtvaart maatschappij, dat het niet meer dan billijk is op deze plaats ook middels een enkel woord met grooten lof te gewagen van de voortreffelijke outillage van de technische afdeeling van onzen marine- onderzeedienst. Uit den aard der zaak timmert deze dienst heel wat minder aan den weg dan de K.L.M. waarover wij ons overigens slechts kunnen verheugen maar aan den anderen kant doet het 't nationaal- kloppende hart toch goed te vernemen, dat zoowel officieren als minderen het volste vertrouwen stellen in hen, die in eerste instantie de verantwoordelijkheid dragen voor het leven van allen, die den practischen onderzeedienst beoefenen en die totdusverre hebben blijk gegeven, dat het bekende K.L,.M-devies „safety first" ook in hun werkprogramma met vette letters op den omslag staat afgedrukt! Na deze vluchtige technische escapade lijkt het me wenschelijk in den meest let terlijken zin tot de oppervlakte der dingen terug te keeren. De weeig-zoete oliegeur verveelt me allang en het is een heele verademing, wanneer boven op den com mandotoren de frissche zeelucht weer om m'n ooren waait. De vreugde is echter helaas van korten duur, want eenige minuten later komt de commandant op het onzalige idéé om de vaderlandsche duinen den rug toe te keeren en west waarts koers te zetten. Hetgeen tot gevolg heeft, dat we den wind dwars-scheeps krijgen en de „O 10" begint te slingeren, dat het niet mooi meer is. Door onze verheven standplaats maken we de grootst mogelijke schomme lingen mede, hetgeen voor iemand, die van jongsafaan een hekel aan schomme len gehad heeft, dan ook een zeer matig genoegen ls. Een halfuurtje gaat dat spelletje voort en gaandeweg voel ik me minder „fit" voelen. Nochtans huichel ik oprechte belangstelling voor alles wat me met groote vriendelijkheid verteld wordt. Omstreeks half elf zijn wij blijkbaar op 't gevechtsterrein gearriveerd en stelt de commandant voor, zoowel individueel als in massa, lagere regionen op te zoeken. De atmosfeer beneden kennende, komt me dat voorstel in de gegeven privé-omstan- digheden weinig aanlokkelijk voor, maar als dankbaar leerling-strateeg overdenk ik meteen de dekkingsmogelijkheden bij eventueele aanvallen van zeeziekte, iets wat me bij m'n eersten rondgang bene- dendeks volkomen ontgaan is. Edoch, de marine blijkt onbarmhartig tegenover pleiziervaarders en het kleine privaat domein, dat men in ieder huis op der vasten wal aantreft, ontbreekt hier te eenenmale. Voorloopig wordt m'n aan dacht evenwel afgeleid door de voorberei dende maatregelen tot hetgeen ik als de clou van den ganschen tocht beschouw, het duiken. Het nauwe gat in den toren wordt met een Ijzeren plaat afgedekt en aller activiteit concentreert zich thans in de centrale met z'n honderden kraantjes, krukken, handles en wieltjes, waaruit een doodgewone landrot geen wijs kan worden. Gelukkig blijkt dit mysterie voor de be manning een open boek en tot m'n niet te beschrijven vreugde bemerk jk tevens dat de schommelingen hier belangrijk minder hevig zijn dan aan dek. De belde hoofdtanks, welke de „O. 10" eenzelfde soortelijk gewicht moeten ge ven als de Noordzee, worden vol water ge laten en een lichte voorwaartsche helling doet me beseffen, dat we den zeespiegel vaarwel zeggen. Een groote sensatie schenkt me die gewaarwording overigens niet en de mededeeling van den comman dant, nauwelijks een minuut later, dat we ons thans op 12 meter diepte bevinden, wordt door mij met een ongeloovig ge zicht ontvangen. Een blik op den diepte meter neemt dien natuurlijk ongemoti- veerden twijfel weg. Het wachten is nu op den vijand, in het onderhavige geval de „Z. 8.". Zekerheids halve wordt den marconist opgedragen te informeeren „of ie nooit komt" en het antwoord luidt, dat „ie" in aantocht is. De „O 11" wordt tevergeefs opgeroepen. Ik kort me inmiddels den tijd door door de periscoop het zee-oppervlak af te turen Ik zie slechts water zonder einde. Na een kwartiertje komt de „Z 8" in zicht, d. w. z. door de periscoop dan, want uit den aard der zaak mag men aan boord van den vijand ons niet zien. De kunst ls nu om de Z 8 zoo dicht mogelijk te benaderen zonder gezien te worden en daarbij het gunstigste moment uit te kiezen voor het lanceeren van een torpedo. In het begin is die opdracht vrij eenvoudig: we gluren constant door de periscoop en glijden de „Z 8" met een vaartje van 8 mijl per uur tegemoet. Aan boord van dat schip is men overigens niet onkundig van onze snoode voornemens en ettelijke kijkers zijn dan ook chronisch op het watervlak gericht op zoek naar het verraderlijke spiegeltje. Het wordt dus een soort henge/spel. Om de paar honderd meter verheft zich onze pe riscoop gedurende eenige seconden boven den zeespiegel, de bevelvoerende officier oriënteert zich vliegensvlug en geeft met een weer order tot dalen. Als een dobber komt telkens onze zoekspiegel boven wa ter en verdwijnt weer, totdat de gunstig ste positie wordt ingenomen en de torpedo gelanceerd kan worden. Dat positie-zoeken is intusschen lastiger dan het lijkt, want aan boord van het doelschip is men ook bij de pinken en wordt onophoudelijk de koers veranderd, zoodat de onderlinge ligging voortdurend wisselt. Eindelijk is de kans op een treffer gunstig, het denkbeel dige schot wordt gelost en tegelijkertijd wipt de „O 10" naar het wateroppervlak. De marconist doet direct daarna opgave van de snelheid van het eigen schip en van den geschatten afstand tot en de ge raamde vaart van het doelschip. Het ant woord van zijn collega aan boord van de „Z 8" laat niet lang op zich wachten. Deze doet mededeeling van de werkelijke snel heid en aan de hand van beider gegevens wordt nagegaan of het schot inderdaad een treffer zou zijn geweest. Met tusschenpoozen van een half uur wordt dezelfde manoeuvre nog tweemaal herhaald en daarmede behoort de oefening in gecombineerd verband tot het verleden. De drie uren, gedurende welke een on derzeeboot dagelijks onder water mag blij ven, zijn nog niet verstreken en tot m'n vreugde besluit de commandant tot den bodem der zee af te dalen. Die limiet van 3 uur houdt verband met de bezuini ging, welke natuurlijk ook bij de marine haar intrede heeft gedaan. Gedurende den tijd, dat een onderzeeboot onder water vaart, geniet de bemanning n.l. een duik- toelage (te vergelijken met de vlieguren bij de luchtvaart) en vandaar, dat die termijn is teruggebracht van zes tot drie uur per dag. De eerste officier vertelt me, dat de „O 10" het theoretisch drie dagen onder water moet kunnen uithouden, waarbij dan zuurstofapparaten en kali-patronen den luchttoevoer moeten versterken, maar in de practijk wordt een dergelijke kracht proef niet genomen. Alle leden der be manning zijn bovendien voorzien van een zwemvest, waarmede zij in geval van nood door een luik het schip kunnen verlaten. Wij gaan dus weer duiken en onwille keurig denk ik terug aan Jules Verne's profetisch boek „20,000 mijlen onder zee", waarin kapitein Nemo en de zijnen op den bodem van den oceaan de meest wonder baarlijke avonturen beleven. Zóó diep is de Noordzee evenwel niet en als de diepte meter 23 Meter aanwijst, verraadt een lichte schok en een schurend geluid onder onze voeten, dat het laagte-record is be reikt. Het geeft een merkwaardige sen satie te bedenken, dat boven onze hoofden op dit oogenblik misschien een visschers- schuit vaart, onbewust van de aanwezig heid van 30 menschelijke wezens op nau welijks 23 meter afstand, maar wezenlijk beleven doen we die sensatie eerlijk ge zegd niet. Er gaat geen luik open, waar door ik in een duikerpak gekleed het schip kan verlaten. De commandant leest de teleurstelling van m'n gezicht en doet z'n best om de sfeer van geheimzinnigheid te verhoogen door een z.g. defect in de lichtleiding te forceeren. Plotseling gaan in het geheele schip overal de lichten uit, zoodat alom volslagen duisternis heerscht. Maar van alle kanten duiken gloeiwormen op in den vorm van electrische zaklantaarns en hun gezamenlijk schijnsel is voldoende voor het verrichten van de noodige ma nipulaties om de „O 10" weer omhoog te werken. Tot besluit neemt de eerste-officier me mee naar het voorschip en demonstreert het lanceeren van een torpedo. Tot m'n schande moet ik bekennen, dat ik tot voor kort veronderstelde, dat zulks, evenals bij het afschieten van een kanon, geschiedde door middel van het opwekken van een :xplosie. Niets is evenvel minder waar De "e lanceeren torpedo wordt niet afgescho- ,cn uit een luchtkamer, maar gebracht in en buis, welke daarna gevuld wordt met yater, waarin het projectiel drijft. Door ervolgens aan de achterzijde samenge- erste lucht onder een druk van 200 at- ïosfeeren toe te voeren, wordt de torpedo .ls het ware weggeblazen, waarna hel rojectiel op eigen energie eveneens ge comprimeerde lucht zijn weg naar het doel vervolgt. Een scheut zeewater, welke door de buis in de afvuurkamer gutst, is LIEN KORTER. De Haagsche zangeres Lien Korter, die a.s. Dinsdag 12 Febr, om 8 uur in den Foyer van de Stadsgehoorzaal een lieder avond zal geven onder de auspiciën van de Concertdirectie dr. G. de Koos N V. zal dien avond aria's en leideren van Do- naudy, Respibhi, Bramhs, Nin, Obradors, Turina en Fauré ten gehoore brengen. Hans Goemans zal zijn medewerking aan den vleugel verleenen. MAX LIEBERMANN OVERLEDEN. Gisteren is te Berlijn overleden prof. dr. h.c. Max Liebermann op 86-jarigen leeftijd. Deze schilder, de vroegste der Duitsche impressionisten, is in 1849 te Berlijn gebo ren. Op de academie te Weimar sedert 1868, toonde hij zich reeds realist, terwijl hij evenals zijn tijdgenooten den indirec- ten invloed van Courbet ondervond, welke nog versterkt werd tijdens zijn verblijf te Parijs (1873—1878), waarhij ook onder Munkacsy's invloed kwam. Ook tot de Barbizonschool, vooral tot Millet voelde hij zich aangetrokken, hoewel zijn kunst een gansch ander karakter vertoont. Hun invloed werkte echter er toe, dat hij meer toonschilder werd. Innerlijken invloed ondervond hij ook van Jozef Israëls, hoe wel zijn kunst ook van dezen gansch ver- Schillend bleef, daar hij minder dichterlijk en lyrisch, meer realist dan deze ls. Hij vond in Nederland, dat hij dikwijls bezocht, in de Hollandsche atmosfeer, dat gene. wat hem in de middenperiode van zijn leven aantrok. Allerlei Hollandsche onderwerpen gaven aanleiding tot vele sohilderijen, „Amsterdamsche weesmeis jes" (1881), „Nettenboetsters", „Oudeman nenhuis", en later o.a. „Vrouw met geiten". In zijn latere jaren werd hij meer im pressionistisch en luministisch; hij voelde zich tot het bewegelijke moderne leven aangetrokken, zooals uit vele schilderijen blijkt. Vele jongeren van het eind der 19de eeuw beschouwden hem als hun leider; hij stichtte de „Berliner Secession", waarvan hij voorzitter werd. In 1898 was Lieber mann te Berlijn tot professor benoemd en werd hij lid van de Kunstacademie. Be halve zijn figurenschilderijen, waaronder ook een aantal bijbelsche onderwerpen, schilderde hij veel portretten en maakte een groot aantal etsen. Hij schreef ook eenige kunststudies, o.a, over Degas en over Jozef Israëls. Overzicht onzer belangrijkste Veemarkten. Onder den invloed van de slechte zaken die de veekooplieden de laatste weken met het vee, van uit het Noorden gehaald, hier en elders in de Zuidelijke provincies hebben gemaakt, werd er gisteren heel wat minder versch gekalfd vee aangevoerd Daartegenover was de Leeuwarder markt, evenals de Zwolsche markt nogal flink bezet. Op de gang van zaken had noch de groote. noch de kleine aanvoer eenige in vloed meer, want de liefhebberil is tot nul gedaald. En we voorzien nog lang niet het einde der daling. Als we in aanmerking nemen dat de zuivelmarkt, zoo hopeloos slecht is en bij eenige toename van boter de prijzen alweer inzinken, terwijl onze beste afnemers, als Engeland en Duitsch- land zeer flauw gestemd zijn tot koopen, wat geen wonder ls. want ook daar mist men de koopkracht van voorheen. Men is dus in hoofdzaak aangewezen op de bin- nenlandsche consumptie en ook die afzet is door de hooge heffing ook voor een groot gedeelte verloren gegaan Dit had voorkomen kunnen worden, doch het ar tikel is te hoog belast. Er zijn te weinig menschen meer die het kunnen betalen. We zien het met het vleesch en vet-ge- bruik. Kortom een zware belasting drukt het gebruik ervan. Om enkele feiten te noemen. Rotterdam b.v.. dit blijkt uit het aantal slachtingen absorbeerde voor en kele jaren wekelijksch plm. 1000 vette runderen. Het laatste jaar gemiddeld 650 stuks per week. Den Haag ging van 500 stuks terug naar 350360 stuks, terwill in die drukste periode de invoer van het buitenlandsche vleesch ongelimiteerd was. Natuurlijk is niet alleen de heffing de oorzaak. Ook de verminderde koopkracht en het blikvleesch spelen hierbij een rol, doch we zijn overtuigd als onze Neder landsche boter voor den prijs van 65 a 70 ct per pond werd aangeboden dat het binnenlandsch gebruik heel wat grooter zou zijn, doch men wil de margarinefabrie- ken blijkbaar niet te veel concurrentie aandoen, doch bij deze voortgang van zaken voorzien we zooals we reeds in ons laatste overzicht opmerkte, dat een her nieuwde veeafslachting het gevolg zal zijn. De slachtveemarkt was gisteren weer zeer matig voorzien, doch desondanks was de handel zeer kalm. Hier de Leidsche markt niet zoo zeer lager in prijs, doch Leeuwarden en Zwolle nogal beduidend minder Kalveren over de geheele linie ook weer fauw, terwijl de wolvee-markt even eens een gedrukt verloop had. Belgie bleef koopen, doch Frankrijk zond nog steeds geen nieuwe consenten. De vette varkens- markt sloot bevredigend, magere varkens duur. doch biggen zeer duur. zelfs aan zienlijk hooger dan vorige week, VAN DER S. voor het bedienend personeel het teeken, dat de torpedo de buis heeft verlaten en tevens het sein om middels een handle den vuurmond af te sluiten. Voor ons betee- kent dit moment ook het einde van ons verblijf onder water De drie uren zijn om en vijf minuten later begroet ik wederom het daglicht, waarbij ik tevens met vol doening constateer, dat ik volkomen ver geten heb zeeziek te worden! Maar men kan tenslotte ook niet aan alles denken! De rest van den tocht is gauw verteld: wie eenmaal ónder water gevaren heeft, vindt de meer gebruikelijke wijze aan de oppervlakte slechts kinderwerk en zonder vermeldenswaardige gebeurlijkheden keert de „O 10" op haar punt van uitgang terug. En ik verlaat het schip na den oriicieren mijn oprechten dank te hebben betuigd voor hun vriendelijke voorlichting en de genoten gastvrijheid en met de blijvende herinnering aan een hoogst interessanten vaartocht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9