OVERSTE SAXON
75*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
rr*
FEUILLETON.
LmtlU m'i
i L LI L
DE JAARLIJKSCHE VA4B-
JOOL van de eerstejaars
van het studentencorps ad-
hier. De vaarjool trekt veel
belangstelling.
DE VOORJAARSTENTOONSTELLING DER ONAFHANKE-
LIJKEN TE AMSTERDAM. Het groote beeldhou'wwerk
Hector" van G. J. v. d. Veen wordt met vereende krachten
op zijn plaats gezet.
IN DE AMSTERDAMS'CHE HAVEN arriveerde de Deensche politie-kruiser
„Island Falk". De kruiser aan den steiger.
DE PIJLERS VAN DE LANGSTE BRUG van San Francisco
naar Oakland over het Verba Buena-eiland, zijn reeds gereed.
DE KRIJTROTS TE R0TT1NGDEAN hangt gedeeltelijk
over den weg, dae er onder loopt. Wegens het gevaar voor
afbrokkelen, wordt door werklieden een gedeelte van de
rotsen weggebroken.
WONINGBOUW IN EEN MANEGE. Momenteed is men in de oude militaire
manege te den Bosch druk bezig met den bouw van de oude huisjes, die tijdens
feestelijkheden ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van 's-Hertogenbos^h,
op het Marktplein zullen verrijzen.
9'-.
I. -
.J
4%y
I f %i$ÊÈÊL
DE BELANGSTELLING VOOR
DE ZWEEFVLIEG SPORT
wordt steeds grooter. De heer
Lucius te'Veghel bezig met den
bouw van een toestel.
Historische Avonturenroman
door O. P. BAKKER.
29)
„Dat is anders wel het geval", antwoord
l zUn vriend de korporaal. „Maar onze
«gers liggen werkloos In afwachting.
l„ 2s ln Maagdenburg. Wij hier, Tilly
"Wssen. Wij namen daar een paar grens
vestingen: Schmalkalden, Vach en Ro
denburg, maar het leger dringt niet ver
ver door. We wachten op de onderhande-
™|en van Tilly en den keurvorst van
De Sakser ls achterdochtig en
Vtm' a Zweed bewerkt hem door Graaf
2 Afbhim, vroeger een van onze g'ene-
w, nu de rechterhand van den Sakser,
ti^ir op de hand van den Zweed, Dat is
Politiek. Zoodra die onderhandelin-
s n achter den rug zijn de Sakser zal
trekv voorlo°Plg wel onzijdig houden
«Jf.en we gemeenschappelijk naar het
Graaf 2. om hen Zweed aan te vallen.
Girchtenberg is uit Mantua naar
le ™"sen onderweg en zal zich met zijn
zimL ,ons v°egen, dan zal er van den
<n'et veel overblijven".
r!w?pen"e'In ls toch ook een van onze
groote
generaals?"
'uurvreter."
"??*r blUft die dan?"
Sen ult Thurlngen naar het noor-
wel spoedig in Halle zijn. Mans-
feld- in Maagdenburg is bang, 'dat de
Zweed hem op den nek zal springen. Als
de Zweden Havelberg nemen, loopt de ge-
heele Beneden-Elbe gevaar. Daarom heeft
hij Pappenhelm verzocht dadelijk op te
rukken".
„Dus zal er gelukkig spoedig eens wat
gebeuren?"
„Ben je zoo ongeduldig? Nu wacht maar
er zal spoedig genoeg werk aan den win
kel komen".
,JHoe weet je dat alles?" vroeg Saxon
vol bewondering.
„Van de marketensters. ALs de drank is
in den man en je stelt er belang ln, kan
je veel gewaar worden".
„In Halle daarginds" en hij wees naar
het zuiden, „zijn alle groote gebouwen ln
gebruik genomen voor magazijnen en
bergplaatsen. Het klooster is ingericht als
hospitaal. Op het stadhuis vergadert de
staf. Soldaten worden bij burgers inge-
krawtierd. maar de stad zal 'lang niet alle
troepen kunnen bevatten. Daarom wordt
er een groot kamp ingericht. Het zal niet
lang duren of hier ligt een groot leger".
Terwijl ze stonden te praten, kwam de
kurassier, die naast Saxon had gereden,
een jonge aardige kerel, bij hein staan.
„De schipper wordt al ongeduldig. Hij
wil buit maken", beweerde de korperaal.
„Geen wonder" beaamde de schipper.
„Ik heb geen duit in den zak. Meen je,
dat dat lollig is?"
„Da.n zal je lief je niet om je geld
nemen", lachte de korporaal,
„Willem" zei Olivier „Ik zal je een
daalder leenen en weet je wat we gaan
doen2? We gaan naar de speelplaats".
.„Veel geluk", wenschte de korporaal en
vertrok.
Willem en Olivier liepen door de lange,
breede hoofdlaan tusschen de tenten,
waarop tal van lange zUpadèn uitkwa
men, die geleken op straten van grauw
zeildoek. Op een groot plein stond de weel
derige tent van den bevelhebber te midden
van die der stafofficieren. De keizerlijke
standaard wapperde van het dak, helle
baardiers hielden de wacht.
Aan het einde der laan lag de speel
plaats. waar de soldeniers zich vermaakten
met hazard; teerlingen, kaarten en andere
spelen. Er waren tal van tafels, waarom
heen schilderachtige groepen krijgers van
alle vendels van alle wapenen stonden of
zaten. Bontgekleurde kurassiers Kroaten
en Walen, rood- en witgestreepte helle
baardiers, bruine musketiers met breedge
rande hoeden versierd met reusachtige
pluimen, blauwe dragonders, groene jagers
met wuivende haneveeren, alles dooreen
en verdiept in het spel, terwijl de bont-
gekleede helpsters der zoetelaars met ham
bladen vol bekers er tusschen door liepen.
Overal werd gespeeld, maar Saxon wist
te goed dat menige kaart bekend was en
met de dobbelsteenen allerlei kunstjes
werden uitgehaald, op zijn Hollandsch,
Spaansch en Italiaansch, zooals de be
kendste kneepjes genoemd werden. De
middeltjes om de teerlingen aan een zijde
lichter aan de andere zwaarder te maken,
waren velerlei. Groote talenten konden
werpen wat ze verkozen.
Ze wandelden van tafel tot tafel en
bijna overal won de geslepen bankhouder,
doch ook waar desoldeniers onder elkaar
speelden was het bedrog de grootste
vijand van het geluk. De kunst was de
kansen te keeren.
Saxon keek nauwkeurig rond, maar tot
zijn geruststelling zag hij nergens een be
kend gelaat.
Bij een tafel waar de dobbelsteenen
rond gingen, wilde Olivier een paar daal
ders wagen. Saxon hield hem terug.
„Waarom niet?" vroeg hij een beetje
uit zfljn humeur. „Ik kan best op me zelf
passen".
„Eerst nog eens rondkijken", meende de
ander.
„Ja, maar die hellebaardier wint met de
teerlingen. Daar is een kansje voor ons".
„Neen, als je speelt, moeten de kansen
gelijk zijn".
„Jij schijnt het te weten."
„Ik ben in vele havens geweest."
Eindelijk kwamen ze bij een tafel waar
zwart en rood werd getrokken.
„Kijk," zei Saxon. „Lijkt die bankhou
der niet precies op een vos?"
„Op een fret."
„In elk geval een gemeene tronie."
„Zullen we daar ons geluk beproeven?"
„Waag maar een daalder voor ons bei
den. Maar zet juist zoo als die kleine mus
ketier met zijn dikken kop."
De musketier speelde rood.
Olivier volgde met twee daalders en won.
Het spelletje herhaalde zich.
Toen stak de musketier zijn winst in
den buidel, rammelde met het zilver.
„Je hebt een slechten dag," zei hij tegen
den bankhouder.
„Men moet weten te verliezen," klonk
het antwoord van den rooden vos, een
wachtmeester der musketiers, en hij lei
een hand vol daalders op de tafel.
„Heb je geld genoeg?" vroeg Willem aan
Olivier.
Deze haalde een handvol zilver en goud
uit den zak. „Veel meer dan daar ligt.
Geld genoeg," pochte hij
Olivier zette vier daalders op rood. De
vos keerde rood. Hij stak vier ln den zak.
Weer gelukte het. En nog weer.
„Zoo win je nooit wat," zei de kleine
musketier. „Quitte of double, dan kan je
verdienen, zoo deed Ik het."
„Houdt Je er bulten!" riep de bank
houder.
Olivier nam een handvol daalders en
wilde zetten.
„Stop," zei Saxon en onwillekeurig lag
in zijn stem zoo'n scherpen klank, dat
allen verwonderd opkeken. De vos zette
groote oogen op.
„Haas," schreeuwde hij. „Ben je zoo
bang. Wat gaat jou het spel aan? Kuras
sier, ben je met je kinderjuffer op stap.
Je waart op den goeden weg."
„Een klein winstje is een zoet winstje,"-
merkte Saxon kalm op.
„Ik kan op me zelf passen," zei Olivier
boos.
„Jij hebt geld genoeg", antwoordde
Saxon bedaard. ,Maar jij speelt met mijn
geheele vermogen". Olivier begon goed
moedig te lachen. „Daar heb ik niet aan
gedacht. Je hebt gelijk". Hij sloeg zijn
vriend op den schouder. „Nu gaan we een
schuimenden beker bier drinken".
„Afzetters", schreeuwde de vos en keek
hen woedend na.
Ze deden alsof ze het niet hoorden en
gingen gearmd weg.
.(Wordt vervolgd),