Bouw brug bij Nijmegen - Opvoering Baurin ons land OVERSTE SAXON Tweede Blad 75#le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD FEUILLETON. DE WAS VAN DE MAAS. Door het hooge water is de stuw te Belfeld buiten werking gesteld. De sluiswachter kap slechts per roeibootje de stuw bereiken. DE BEKENDE FRANSCUE FILMACTEUR HARRY BAUR ZOO GROOT IS DE BELANGSTELLING voor arriveerde gisteravond in Amsterdam ter bijwoning van de Hauptmannprooes te Flemington, dat men in première van zijn film ,,Nuits Moscovites". Rechts Harry Baur, mst hem zijn vrouw en geheel links de bekende dirigent Pierre e"« lanSe nJ wachten staat om bum6n Kelaten Monteux, die met denzelfden trein aankwam. te worden. Bouw brug oocr de Waal bij Nijmegen. De pijlers zijn reeds gereed. Door den hoogen waterstand is het werkterrein tusschen den eersten en tweeden pijler geheel on dergeloop en. TER GELEGENHEID VAN HET EERSTE LUSTRUM VAN „UNITAS STUDIO- SORUM LUGDUNO BATAVA" werd gisteravond alhier opgevoerd „Helleg&ng", Mej. Tagtelbaum als Jokaste en de heer Schneider als Anubis. EEN DUIVEN LIEFHEBBER EN TEVENS hom bij Schagen, bouwt diverse gebouwen raadhuis, den ouden molen, EEN GOED KNUTSELAAR te Barsinger- uit het dorp na als duivenkooien, o.a. het de kerk en een groote boerderij. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 28) Hij wachtte en wachtte. Zijn ongeduld en zijn angst werden grooter. Zou Willem Joolt terugkomen? Hij stond achter den wem te spieden, maar geen enkel wezen vertoonde zich. De maan wierp haar bleek glanzend licht over boomen en velden. De bouwvallen der ridderhofstede lagen voor hem als een geheimzinnig reusachtig sprookjeskasteel. Langzaam zeilde de eroote matlichtenden bol door de lucht. De hemel werd ijler. Het eerste morgen- lood werd zichtbaar. Er gebeurde niets. ™?ke stond gereed bij de eerste gelegen heid in te grijpen, maar geen mensch wam, geen mensch ging over de brug. Zijn zenuwen waren tot het uiterste Sespannen. Hij wist, er moest iets geschie den. De hemel in het oosten vertoonde needs zijn prachtig kleurenspel, gloeide in Purperrood, oranje, groen en violet, robijn, ®iaragd en opaal. Toen steeg de zon boven de kimme. De gansche zomerweelde van een zonnigen Junidag lag In de heerlijke lucht. Maar de schipper sloeg er geen acht op. Eensklaps werd zijn aandacht getrokken door een grooten schooier, die met een mars op den rug met lange schreden haas tig over de brug kwam en den weg opliep. De overste vermomd Maar de loop is anders en hij lijkt mij kleiner. Nu ga ik kijken dacht hij. Willem mag zoo boos worden als een stier .Ik houd het niet langer uit Juist wilde hij uit de struiken te voorschijn komen, toen hij een slanke bedelares zag. Waarachtig, ze gaan er samen als een paar schooiers van door. Altijd die ver vloekte wijven. Zij is het die dame, geen twijfel aan. Even groot en even slank. Na tuurlijk ziet ze er In die vodden niet zoo sierlijk uit. Wat zouden ze van plan zijn? Wat kan mij dat ook schelen? Het is toch altijd „Ik hou van jou". Zou het de prinses zijn uit Berlijn? Neen, dat is al te gek, een prinses in vodden. Hoeven van paarden daverden over den weg. Hij zag het geel en het staal, dat .schitterde in de zon als zilver Keizerlijke kurassiers. juist te laat heeren mom pelde Edzke. De bedelares bleef staan, wachtte. Toen de troep voorbij was, schreeuwden ze Iets tegen den aanvoerder en verdween vlug in het kreupelhout. De cavalcade hield vlak bij Edzke halt. Roerloos stond hij achter zijn boom te luisteren. Eenlge ruiters bleven met de paarden buiten staan. De anderen gingen naar binnen. Nu kon ik eigenlijk wel verdwijnen dacht hij. Toch won zijn nieuwsgierig heid het. Wie weet wat er nog te voor schijn zou komen. Hij bleef weer wachten, wilde de ontknooping zien. Daar kwamen de kurassiers terug en tusschen twee van hen zag Edzke zijn vriend Willem de brug overkomen. Hij was niet geboeid, vrij en frank liep hij naast hen. Met groote belangstelling keek Edzke toe. Hij zag den aanvoerder met Willem spreken, deze een paard uitzoeken en op het bevel van den wachtmeester even als de anderen als een vrij man op het paard springen en wegdraven in de richting van Halle. Nu knapt mij de tros, zei Edzke. Daar begrijp ik niets van, dan kan hij toch die schooier niet geweest zijn. In elk geval kan ik nu gerust naar boord gaan. Hij wachtte tot de cavalcade uit het gezicht was, drong door het struikgewas, stapte in de jol en liet zich door den stroom naar het schip drijven Aan boord wachtte zijn vader vol on geduld. Hij gaf hem de hand en sprak: „Kom mee naar de kajuit. Ik ben blij dat je heelhuids terug bent." Daar zat de meesters als visscher ge kleed. „Ik ben hier gekomen om met den overste een bespreking te houden," zei hi- „Dan zult u naar Halle moeten gaan", antwoordde Edzke. „Naar Halle?" „Ja, hij is vanmorgen met een groep keizetlijke kurassiers in de richting van Halle weggereden. Neen, heb maar geen zorg. Hij was niet gevangen". „Daar begrijp ik niets van," meende de meester. „Ik evenmin." zei de schipper. „En ik het allerminste," antwoordde Edzke. „Het beste zal zijn," oordeelde schipper De Vries, „dat je ons nauwkeurig alles vertelt wat er is voorgevallen." „Vooruit dan maar", sprak de zoon, „of schoon ik u wel vertellen kan dat ik slaap heb." Hij vertelde zijn wederwaardighe den. Vol spanning luisterden de beide an deren, maar aan het eind kon geen van tweeën een oplossing vinden. „Wat nu?" vroeg Edzke. De oude besloot: „We hijschen de zeilen en zakken de Elbe af. ankeren zoo dicht mogelijk bij Rudolf's herberg. De overste zal wel een goede reden gehad hebben dat hij mee gegaan is. Maar jij moet zoodra we aan gekomen zijn naar Rudolf gaan, zooals de overste je opgedragen heeft, en hem de geheele geschiedenis vertellen". „Ik ga met je mee", zei de meester. „In orde", antwoordde de jonge zee man. „Maar geef me alsjeblieft eerst een oorlam, vader". Hij dronk het glas in een teug uit. „Vader", sprak hij toen. „Ik wilde gaar ne onbepaald verlof. Ziet u, Willem is mijn beste vriend en ik kan hem niet in den steek laten." „Ja, maar wat zal je moeder daarvan zeggen en ik kan me toch niet alleen op de schuit redden." „Op de Vrouw Margien is u de baas, vader." „Kwajongen", lachte de oude. „Ik zal je een paar flinke vertrouwde mannen zenden", bood de meester aan. „U behoeft ze geen gage te betalen, dan is dat ook in orde." „Vooruit dan maar", stemde de schip per toe. HOOFDSTUK XX. Reeds een paar dagen was de nieuwe ruiter in het keizerlijke kamp. Met eenige andere recruten werd hij geoefend in het paardrijden en den wapenhandel. Hij deed zijn best niet te doen opvallen dat hij in beide uitmuntte. Vooral den eersten dag was dat een moeilijke taak geweest. Hij droeg niet meer de schippersklee- ding. maar een geelleeren broek en buis en hooge gele rijlaarzen, alles hem vrien delijk afgestaan door den wachtmeester, totdat hij geheel gemonteerd zou worden. Hij was ingedeeld bij het vierde peleton van Montecucouli's kurassiers. De oude wachtmeester had daarvoor gezorgd. Er was spoedig vriendschap ontstaan tus schen de ronselaars en hun slachtoffer. Zijn korporaal had hem bevolen het schippersbaardje af te scheren, maar zijn knevel, haren en wenkbrauwen bleven zwart gekleurd. Na de bewerking zei de korporaal „Weet je wel Willem, dat je eigenlijk een knappe kerel bent. Juist iets voor de vrouwtjes. Als je in het vrouwenkamp komt, kon er wel eens oorlog van komen". Saxon begon te lachen. „Vrouwen laten me koud", meende hij. Nu lachte de ander een wijs lachje. „Hoe bevalt het je bij ons?" vroeg hij. „Uitstekend", antwoordde de nieuwe ruiter. „Maar weet je wat ik vreemd vind. Ik had gedacht, dat er veel meer gevoch ten zou worden. Begrijp je: troepen, die ten strijde trekken en zoo. Maar alles blijft hier rustig en stil. Niets geen leven in de brouwerij". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5