VERKLAREN WIJ,
J. A. C. VAN ROSSEM
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 5 Februari 1935
75,fc Jaargang
~BINNENLAND.
Derde Blad No. 22967
DE PRINSES BETERENDE.
CRISIS-BERICHTEN.
RECLAME. 5"*
Naar aanleiding van het bericht in de S. D. Arbeiderspers
dat gedurende de laatste 20 jaar geen enkel zakje of pakje
voor ons Nederlandsch bedrijf in Duitschland (en dus ook niet
in Ouitsche gevangenissen) of elders in het buitenland werd
gedrukt of geplaktniet voor koffie, niet voor thee, noch voor tabak,
dus ook niet voor Poorters-Toeback, noch voor v. ROSSEM's Troost.
TOENEMENDE NOOD IN DE
MIJNSTREEK.
ONTSLAGEN, VERZUDIDIENSTEN EN
LOONSVERLAGINGEN.
Een jaar vol misère achter den rug.
(Van onzen relsredacteur).
Heerlen, 2 Februari.
De geheele mijnstreek draagt het stem
pel van de slechte tijdsomstandigheden. Er
rijn telkens weer arbeiders ontslagen, de
loonen zijn verminderd, op sommige dagen
werd in het geheel niet gewerkt. Daarvan
ondervindt ook de middenstand den terug
slag, zoodat eigenlijk alle lagen der bevol
king zwaar worden getroffen. Het jaar
1934 heeft het niet beter gemaakt dan zijn
voorganger en er bestaat niet het minste
vooruitzicht, dat de toestand eerlang zal
.verbeteren.
Wij hebben eenige dagen in deze streek
vertoefd en enkele gegevens verzameld. Het
ls bijna steeds misère, wat men hoort en
waar men ook komt. Van hoog tot laag
vertelt men U, hoe treurig het hier ln alle
opzichten ls gesteld. In het overige deel i
van Nederland is het maar al te weinig be
kend. Men weet bij ons wel, dat het met de
mijnindustrie niet florissant gaat; een
enkele maal wordt eens een berichtje ge
publiceerd over een werkdag, waarop niet
gewerkt kan worden; zoo nu en dan leest
men lets over ontslagen op groote schaal.
Deze incldenteele feiten zeggen echter lang
plet genoeg, doch verder lekt er maar zoo
weinig door. Dat komt ook wel, omdat de
mijndlrecties weinig mededeelzaam zijn.
Ontslagen.
De mijnarbeiders zijn natuurlijk in de
eerste plaats door deze malaise getroffen.
Zij ontvangen de slagen uit de eerste hand,
doch daarvan is de decoufiture van vele
middenstandsbedrljven weer het gevolg.
Sedert Juli 1931. toen het grootste aantal
arbeiders in de Nederlandsche mijnindus
trie genoteerd werd, is het steeds bergaf
waarts gegaan. Toen waren er ln totaal
38.662 mijnwerkers, tegen 30.062 op 31
December van het afgeloopen jaar. Die
teruggang ls geleidelijk geschied: over 1932
met 2116 man, over 1933 met 2399 man en
«ver 1934 met 2815 man.
Het ergste werden de buitenlanders
daarbij getroffen. Bij de ontslagen aan de
mijnen komen de vreemde arbeidskrach
ten het eerst aan de beurt, doch een kern
van buitenlanders schijnt vooreerst nog
niet gemist te kunnen worden, omdat er
velen onder zijn, die belangrijk meer en
betere ervaring hebben dan onze landge-
nooten. Het aantal vreemdelingen, dat op
31 December 1933 bedroeg 1143, was op
dien datum van het vorige jaar verminderd
tot 5600. Het laatste Jaar werden er 2143
ontslagen, dat ls bijna 11°/o van het totaal
ontslagenen.
Voor zoover het met het belang van het
bedrijf of om persoonlijke omstandigheden
der arbeiders toelaatbaar ls, wordt uit al
gemeen sociaal oogpunt de voorkeur ge
geven aan ontslag van jongere arbeiders.
Niettemin blijft men er bij de mijnen op
bedacht de vakopleiding van jongens niet
ie zeer in te krimpen, teneinde aldus te
waarborgen, dat de groei van Nederland-
tche mijnwerkers ten opzichte van de bui
tenlanders blijft voortgaan. De mijnindus-
We ln Nederland is betrekkelijk jong:
'andaar de aanwezigheid van nog steeds
talrijke geschoolde buitenlandsche ar
beidskrachten.
Verzuimdiensten.
Naast deze ontslagen hebben de moeilijk-
beden in het bedrijf ook voor vele
eigenlijk voor alle arbeiders een
gedeeltelijke werkloosheid tengevolge ge
had. Bij de particuliere mijnen was
dit ln veel grooter mate het ge
val dan bij de staatsmijnen. Over
1934 was het aantal werkdagen dat de
mijn werd stilgelegd bij de particuliere
hiljnen gemiddeld 10,25 en bij de staats
mijnen gemiddeld 9,25. Bij de acht parti
culiere mijnen varieert het aantal van 51
tot 80 dagen, bij de vier staatsmijnen van 5
tot 20. In zijn Nieuwjaarsrede wees de
voorzitter van de Kamer van Koophandel
voor de mijnstreek erop, dat hierdoor ruim
100.000 werkdagen uitvielen, waardoor in
loon rond f. 3.283.000 werd gemist.
Men kan nagaan wat het beteekent voor
de arbeiders, wanneer ze 2 a 3 maanden
van het jaar noodgedwongen moeten thuis
blijven. Voor de ongeorganiseerden heeft
dat nog veel erger gevolgen dan voor de
georganiseerden. De eersten ontvangen die
dagen heelemaal niets, de anderen een
vergoeding van f. 2.50 a f.3 per verzuim-
dlenst. Daartegenover betalen de georga
niseerden gemiddeld f. 0.25 per week aan
de werkloozenkas benevens f. 0.60 per week
contributie aan hun mijnwerkersbond.
Tusschen de 50 en 60%> der mijnwerkers is
georganiseerd.
Ook de loonen zijn teruggeloopen, alhoe
wel niet ln belangrijke mate. In 1932 be
droeg het gemiddelde loon voor onder -
grondsche arbeiders f. 5.26 per dag en voor
bovengrondsche f. 3.98 per dag; in 1933 liep
dit terug tot resp. f. 5.14 en f. 3.92; in 1934
was het f. 5.09 en f 3.86. Voor sommigen is
de loonsverlaging door huurverlaging ge
compenseerd. Veel zwaarder drukt echter
de gedwongen werkloosheid.
In een volgend artikel zullen we den al-
gemeenen toestand in het mijnbedrijf na
der bezien.
o
DE LOONEN IN DE METAALINDUSTRIE.
De organisaties aanvaarden de voor
waarden van de werkgevers.
De afd. Rotterdam van den Alg. Ned.
"etaalbewerkersbond heeft het volgende
£ommuniqué uitgegeven:
in verband met de gehouden vergade
ren van de gecombineerde organisaties
de metaalindustrie kan worden mede-
Sedeeld, dat de meerderheid der gezamen
lijke vergaderingen besloten heeft de voor-
■Wlen der wereevers te aanvaarden.
Evenwel zal oo enkele onderdeelen nog
•j® nadere bespreking met de werkgevers
widen aangevraagd, teneinde te trachten
•«tele onbillijkheden in de aangenomen
'torstenen weg te doen nemen.
Naar men ons meldt, ls de verkoudheid
van de Prinses beterende, doch voorzich
tigheidshalve zal zij voorlooplg nog thuis
blijven.
o
WIJZIGING WET OP DE
STAATSLOTERIJ.
VERPLICHTE ORGANISATIE VAN EIGEN
TREKKINGEN DOOR PARTICULIEREN.
Uitbreiding der Staatsloterij
niet te verwachten.
In de memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer op het voorlooplg verslag
over bovengenoemd wetsontwerp zet de
minister van financiën uiteen, dat het
tegengaan van de deelneming aan andere
loterijen allerminst aan het voorgestelde
ten grondslag ligt. Het wil de houders al
leen verplichten hun trekkingen zelf te
organiseeren en hun aldus den voorsprong
te ontnemen, dien zij thans hebben op de
Staatsloterij, doordat laatstgemelde haar
apparaat geheel moet bekostigen, terwijl
de particuliere loterijen daarvan mede pro.
fiteeren.
De vrees, dat de particuliere loterijen bij
aanvaarding van het ontwerp nret den on
dergang zouden worden bedreigd ,acht de
minister niet gerechtvaardigd.
Er bestaat bij den minister niet 't minste
bezwaar tegen de aandacht van zijn ambt
genoot van Justitie te vestigen op de op
merkingen met betrekking tot de wetge
ving op de particuliere loterijen, ln het
Verslag gemaakt.
Het is het voornemen van den minister
te bevorderen, dat de nieuwe regeling, in
dien zij tot wet wordt verheven, in wer
king zal treden na afloop van een trekking
der Staatsloterij, zoodat de particuliere
loterijen, de loopende contracten op den
ouden voet kunnen afwikkelen.
Een voorstel tot uitbreiding van de
Staatsloterij is van den minister niet te
verwachten.
o
HET LEKKENDE JULIANA-KANAAL.
De oorzaak ligt in vele ondichtheden
in de bekleeding.
Op de vragen van den heer Bongaerts
betreffende de van Regeerlngswege te ne
men of reeds genomen maatregelen ln ver
band met het doorlekken van het Juliana-
kanaal:
luidt het antwoord van den heer Colijn,
minister van Staat, minister van Water
staat a.i.:
De hoeveelheid water, lekkende uit het
bijna 11 K.M. lange gedeelte van het
Julianakanaal van Elsloo tot Bom, kan
blijkens gehouden waarnemingen worden
gesteld op ruim 3 M3. per seconde
Omtrent bepaalde scheuren in de klei-
bekleeding is den ondergeteekende niets
bekend. De omstandigheid, dat het lekken
zich voordoet over de geheele lengte van
het kanaalgedeelte wijst er op. dat het
moet worden toegeschreven aan vele kleine
ondichtheden ln de bekleeding. De aanwe
zigheid daarvan in den eersten tijd na de
vulling moet als onvermijdelijk worden be
schouwd. Na het vullen van het kanaal
gedeelte van Itteren tot Elsloo en van het
kanaalgedeelte van Maasbracht tot Bóm
heeft zich hetzelfde verschijnsel voorge
daan. De plaatselijke situatie, in het bij
zonder het groote hoogteverschil tusschen
kanaalpeil en maaiveld, is oorzaak, dat
thans van het lekken meer overlast wordt
ondervonden.
2. Uit het bovenstaande moge volgen, dat
het proces van dichter worden van de
kleibekleeding zich in hoofdzaak langs na
tuurlijken weg voltrekt. Het slib. aanwezig
in het voedlngswater en in de grlndlaag op
de kleibekleeding, werkt het dichtingspro
ces in de hand. Om het te versnellen, wordt
voorts op een punt nabij het noordelijk
einde van de haven te Stein sterk kolen-
slib houdend water in het kanaal ingelaten
Aangezien de hoeveelheid kwelwater
reeds belangrijk minder is dan in de eerste
weken na de vulling van het kanaalgedeel
te, bestaat naar de meening van den on
dergeteekende voor het nemen van andere
maatregelen vooralsnog geen aanleiding.
Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat
zooveel mogelijk maatregelen zijn en wor
den genomen om het afvloeien van het
kwelwater te bevorderen en daardoor de
schade en het ongemak, welke worden on
dervonden, te beperken.
3. De toestand is en wordt door een
daartoe aangewezen ter zake deskundig
persoon regelmatig opgenomen.
4. Ten aanzien van waterschade, onder
vonden langs het kanaalvak ElslooLim-
mel, waar de kwel Intusschen is opgehou
den, is nog een proces tegen den Staat
aanhangig. Zoolang in dit proces nog geen
rechterlijke uitspraak is gedaan, kan niet
worden medegedeeld welke maatregelen
eventueel genomen zullen kunnen worden
om de financieele gevolgen der ondervon
den waterschade te lenigen.
DE BOUW VAN EEN TWEEDE
STATENDAM.
Door een aantal vooraanstaande Neder
landers is een adres gericht aan den Raad
van Ministers inzake het beroep, hetwelk
door de directie der HollandAmerlka-
lijn op de regeering ls gedaan, teneinde
medewerking te krijgen om tot den bouw
van een tweede schip van het type Sta
tendam in Nederland te kunnen overgaan.
Zij wijzen op het feit, dat het behoud van
een regelmatige passagiersverbinding met
Amerika een landsbelang is en beschou
wen den bouw van een dergelijk schip als
een der meest krachtdadige middelen van
werkverruiming, niet alleen voor den
scheepsbouw, doch ook voor vele andere
bedrijven. Zij dringen er daarom op aan
bij de regeering om. zoo eenigszins moge
lijk haar medewerking te verleenen.
Het adres is onderteekend door vele in-
dustrieelen, Kamerleden, hoofdbestuurs
leden van werknemers- en werkgevers-or
ganisaties, enz.
DE NEDERLANDSCHE
SCHEEPSBOUW.
BIJZONDERHEDEN OVER DE ORDER
DER BATAAFSCHE PETROLEUM MIJ.
Interview met den heer Goedkoop.
Naar aanleiding van de groote opdracht
van zes tankschepen, door de Bataafsche
Petroleum Maatschappij bij Nederlandsche
scheepswerven geplaatst, hebben wij gis
teravond 'n kort onderhoud gehad met den
heer D. Goedkoop Dzn., directeur van de
Nederl. Scheepsbou w-Maatschappij te Am
sterdam, welke maatschappij de grootste
twee van de zes bestelde schepen zal bou
wen en wel twee van ruim 12.000 ton elk.
Ik ben uiteraard buitengewoon blij. dat
wü deze order gekregen hebben, zoo zeide
de heer Goedkoop. U weet het zoo goed
als ik. dat wij er hard aan toe waren.
Bovendien vind lk het voor de N.S.M.. die
toch in de hoofdstad des lands haar be
drijf heeft, een zaak van belang, dat zij
de grootste twee van de zes bestelde tanks
bouwt. Ik zou bovendien ook kunnen zeg
gen. dat Amsterdam dat aan haar reputa
tie verplicht ls. Aan den anderen kant ls
het, vooral voor onze metaal-industrie, van
groote beteekenis, dat de vier andere
schepen, elk van 9250 ton, ook in het land
blijven. De bestelling ls. naar u weet. over
de voornaamste werven verdeeld. Ook
Werkspoor heeft, wat den motor-bouw be
treft. een order gekregen, die er wezen
mag.
Bij dat alles ls het mij opgevallen
aldus vervolgde de heer Goedkoop dat
men eigenlijk niet voldoende beseft dat wij
het feit. dat er ln ons land voor geruimen
tijd weer voor duizenden handen werk is,
aan een Nederlander, een Nederlander van
groot formaat in de beste beteekenis van
deze uitdrukking, te danken hebben. U be
grijpt natuurlijk, dat Ik met dezen Neder
lander Sir Henry Deterding bedoel, die, al
woont hij ook in Engeland, toch een Hol
lander is en die altijd voor het Nederland
sche belang op de bres heeft gestaan in
tijden, dat de Nederlandsche scheepsbou w-
lndustrie bij gebrek aan arbeid ten gronde
dreigde te gaan. Een woord van dank aan
deze waarlijk groote figuur is hier dan ook
alleszins op zijn plaats.
Is u optimistisch voor de toekomst?
Dat ls een lastige vraag, die ik met
„Ja" en „neen" zou kunnen beantwoorden,
aldus de heer Goedkoop. Het is nog nim
mer voorgekomen, dat wij een vol jaar
lang geen bestelling hebben gehad, dus,
zelfs als het in de toekomst met bestellin
gen even gebrekkig blijft gaan als wij
thans hebben doorgemaakt mogen wij
toch nog op één nieuwe order rekenen.
Men heeft gesproken over een bedrag
van zes millloen gulden, dat met dezen
zesvoudigen order gemoeid is. Is dat be
drag juist?
De pers weet soms meer dan wij,
scheepsbouwers, zelf antwoordde de heer
Goedkoop lachend. Gesteld, dat dit gewel
dige cijfer het juiste bedrag weergeeft,
dan worden twee derden, dus vier millloen
gulden, ln allerlei vormen aaq loon uitge
keerd.
Want men 'kan het ook zóó zeggen, dat
alles wat op den bouw van een schip be
trekking heeft en niet in het buitenland
wordt gekocht, als Nederlandsch loon
wordt uitbetaald, tot het werk van de
telefoonjuffrouw toe
Hoe staan de zaken met Rusland?
Alweer zoo'n gewetensvraag, ant
woordde de heer Goedkoop. Ik kan u wel
zeggen, dat ik drie keer per dag met mijn
zoon, die nog te Moskou is, telefoneer,
doch dat wij tot op dit oogenblik Viog geen
order van Sovjet-Rusland te pakken heb
ben. Wat dit betreft, blijft afwachten dus
de boodschap.
En om tenslotte nog eens op de jongste
order terug te komen, ik herhaal het op
nieuw, dat het een Nederlander is. die als
spil fungeert van de geheele zaak en dat
is een feit. dat werkelijk niet genoeg kan
worden gewaardeerd.
In aansluiting op het vorenstaande
wordt gemeld dat aan de N.V. „Werkspoor"
de levering is opgedragen van de volledige
voortstuwingsinstallaties voor de twee
motortankers van 12.100 ton. welke worden
gebouwd bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te
Amsterdam en van de hoofdmotoren voor
de vier overige schepen van 9250 ton. Al
deze motoren zijn van het Werkspoor
enkel werkend 4 tacttype met drukvul-
llng systeem Werkspoor. De beide grootste
schepen zullen elk worden geïnstalleerd
met een 8 cylinder Werkspoormotor van
3.600 A.P.K. De hoofdmotoren, welke zijn
bestemd voor de schepen van 9250 ton zijn
6 cylinder-Werkspoor-motoren van 2100
A.P.K.
Een deel van dit aan Werkspoor opge
dragen werk zal door Werkspoor worden
vervaardigd in samenwerking met de
Gebr. Stork te Hengelo.
Aan de N.V. „Werkspoor" is ook opge
dragen het maken van de motoren voor
twee tankbooten welke voor rekening van
de Koninklijke Shell-groep in Denemarken
en Italië worden gebouwd.
Verder wordt nog gemeld, dat ook de
Kon. Mij, „De Schelde" te Vlissingen twee
motortankschepen van 9250 ton op stapel
zal zetten.
Naast de order, die „Werkspoor" voor het
buitenland in bestelling heeft, is er ook
voor deze onderneming geruimen tijd werk.
Naar wij tenslotte nog vernemen is van
Sovjet-Russische zijde aan de werf Gusto
te Schiedam opdracht gegeven tot den
bouw van twee groote baggermolens, welke
tevens met een persinstallatie zullen wor
den uitgerust. Een gedeelte van de
machine-installatie voor deze bagger
molens zal worden gebouwd door Verschure
en Co's Scheepswerf en Machine-fabriek te
Amsterdam, bij welke onderneming kort
geleden vijf sleepbooten door Sovjet-Rus
land zijn besteld.
o
WIJZIGING VAN DE WONINGWET.
Datum van inwerkingtreding.
Bij Kon. besluit is bepaald, dat de wet
van 14 Juni 1934 tot wijziging van de Wo
ningwet en het Kon. besluit van 9 Januari
1935 tot aanvulling en wijziging van het
Woningbesluit ln werking treden met in-
gang van 3 Februari j.l.
ZA:
DE SLUISBOUW
TE WIJK BIJ DUURSTEDE.
Onderzoek naar de volgorde der werken.
Op de vragen van den heer van den
Tempel in verband met een door de Regee
ring genomen besluit om niet over te gaan
tot de gunning van het bestek voor den
bouw der sluis bij Wijk bij Duurstede:
1. Wil de minister mededeelen, welke
overwegingen de Regeering hebben geleid
bij haar besluit om niet over te gaan tot
de gunning van het bestek der nieuw te
bouwen sluis bij Wijk bij Duurstede, be-
hoorende tot de in voorbereiding zijnde
nieuwe scheepvaartverbinding Amsterdam
Boven Rijn, en in het bijzonder, of deze
overwegingen verband houden met voor
nemens om dezen sluisbouw, althans voor
looplg, geen voortgang te doen hebben?
2. Is er reden, om te duchten, dat thans
ook de uitvoering van de overige werken op
het baanvak JutphaasWijk bij Duurstede
zal worden opgeschort en dat dientenge
volge het tot stand komen van de nieuwe
hoofdverbinding met den Boven Rijn,
waartoe immers dat baanvak behoort, zal
worden vertraagd?
3. Zoo redenen van technischen aard tot
dezen gang van zaken hebben geleid, mag
dan worden verwacht, dat óók met het
oog op het groote belang van economisch-
verantwoorde werkverruiming, er krachtig
naar zal worden gestreefd, dezen sluis
bouw en de overige werken zoo spoedig
mogelijk voortgang te doen hebben?
luidt het antwoord van den heer Colijn,
minister van Staat, minister van Water-
st^^t ci i
1. De Regeering besloot niet over te gaan
tot de gunning van het bestek voor den
bouw der sluis bij Wijk bij Duurstede, ten
einde in de gelegenheid te zijn een onder
zoek in te stellen omtrent vragen, die met
betrekking tot de onderwerpelijke scheep
vaartverbinding nader zijn gerezen, maar
bepaaldelijk omtrent de volgorde, waarin
deze werken zullen moeten worden ter
hand genomen
2. en 3. Hangende dit nader onderzoek
kunnen de hier gestelde vragen slechts
worden beantwoord in dezen zin, dat het
bedoelde onderzoek met spoed zal worden
uitgevoerd en dat geen vrees behoeft te wor
den gekoesterd, dat de belangen, waarop
ln deze beide vragen gedoeld wordt, niet
ten volle zullen worden verwezenlijkt.
o
•UE REGEERINGSSTEUN VOOR
URKER VISSCHERS.
Verklaring van de regcering.
Op de schriftelijke vragen van het
Tweede Kamerlid Van Dis:
1. Is het den minister bekend, dat een
belangrijk aantal Urker visschers, die hun
motoren niet tot het toegelaten maximum
van 20 P.K. konden ombouwen en met hun
schepen niet uitsluitend op de Noordzee-
visscherij zijn ingesteld, tot op heden van
allen steun krachtens de Zuiderzeesteun-
wet zijn uitgesloten, niettegenstaande de
minister van financiën op hem in Juni 1934
gestelde vragen ten antwoord heeft ge
geven (ingezonden 12 Juli), dat zou over
wogen worden of het mogelijk is den be-
trefienden visschers eenigermate tege
moet te komen krachtens de Zuiderzee-
steunwet?
2. Kan de minister mededeelen, om
welke reden de ln vraag 1 bedoelde vis
schers van steun krachtens genoemde wet
uitgesloten worden?
3. Is de minister bereid te bevorderen,
zoo noodig in overleg met zijn ambtgenoot
van financiën, dat aan de betreffende vis
schers alsnog een zoodanige steun wordt
verleend, dat zij hun bedrijf kunnen
gaande houden en met hun gezinnen niet
aan algeheele verarming worden prijsge
geven?
heelt de minister van waterstaat a. 1.
geantwoord
1. Een belangrijk aantal visschers te
Urk is sedert jaren gewoon met vaar
tuigen, voorzien van motoren, de Noord-
zeekustvisscherij uit te oefenen; aan ver
scheidene belanghebbenden in den zin der
Zuiderzeesteunwet werden op hun verzoek
credieten ingevolge die wet verleend, om
hun de uitoefening van de Noordzeekust-
visscherij mogelijk te maken.
Door de maatregelen van den minister
van financiën ter bevordering van de toe
komstige visscherij op het meer Flevo in
verband met den vischstand, welke maat
regelen zijn aangegeven in het op 12 Juli
1934 ingezonden antwoord van genoem
den minister op de bedoelde vragen, was
het daarbij genoemde aantal van 81 Urker
visschers in de onmogelijkheid gekomen
om deel te nemen aan de visscherij op het
meer Flevo. Een dertigtal van dezen heeft
toen hun motoren doen veranderen, zoo
dat het aantal paardekrachten van den
in het vaartuig aanwezigen motor het voor
de bevissching van het meer Flevo toege
laten cijfer van 20 niet meer overschreed.
Als gevolg daarvan is hun alsnog een ver
gunning verleend tot uitoefening van de
visscherij op het meer Flevo. Ten aanzien
van de overigen, die dus in het bezit wa
ren van vaartuigen, welke niet tot de vis
scherij op het meer Flevo konden worden
toegelaten en die voorheen gewoon waren
ln ruimere of minder ruime mate zoowel
de Noordzeekustvisscherij als de visscherij
op de Zuiderzee uit te oefenen, is, zoo zy 1
NEDERL. VEEHOUDERIJ-CENTRALE.
Op Vrijdag, 1 Maart, zal des morgens
van 8—10 uur te Leiden gelegenheid ge
geven worden tot het aanbieden van run
deren in de gevraagde soorten.
een aanvraag daartoe hadden ingediend,
nagegaan of hun ingevolge art. 13 der Zui
derzeesteunwet geldelijke tegemoetkoming
diende te worden verleend. Een betrekke
lijk klein aantal Urker visschers, als in de
vraag bedoeld, is niet in het genot van
een geldelijke tegemoetkoming ingevolge
art. 13 der Zuiderzeesteunwet kunnen wor
den gesteld. Uit het niet genieten van een
geldelijke tegemoetkoming ingevolge art.
13 der Zuiderzeesteunwet mag niet de ge
volgtrekking worden gemaakt, dat derge
lijke belanghebbenden van allen steun
krachtens de Zuiderzeesteunwet zijn uit
gesloten. Deze wet toch kent ook nog an
dere vormen van tegemoetkoming, waar
van verschillende door de hiervoren be
doelde belanghebbenden zijn of worden
genoten.
2. Met de vraag, gelijk zij werd gesteld,
wordt blijkbaar gedoeld op de geldelijke!
tegemoetkoming ingevolge art. 13 der Zui
derzeesteunwet. Deze geldelijke tegemoet
koming wordt slechts verleend aan eeni
belanghebbende in den zin der Zuiderzee
steunwet, voor zoover hem voldoende mid
delen tot levensonderhoud voor zich en
zijn gezin gaan ontbreken en zulks een ge
volg is van de afsluiting van de Zuider
zee, terwijl hij niet door aanwending van
eigen arbeidskracht daarin kan voorzien.
De omstandigheden, welke zich tegen het
verleenen van zoodanige tegemoetkoming
verzetten, zijn aanwezig of worden aan
wezig geacht ten aanzien van een klein
aantal valide schippers van voertuigen,
welke voor de uitoefening van de Noord
zeekustvisscherij geschikt zijn. Den ove
rigen is, voo zooveel noodig. in verband
met de resultaten, die hun bedrijf heeft
opgeleverd, een geldelijke tegemoetkoming
verleend.
3. Voor zoover de steller der vragen met
de betreffende visschers op het oog heeft
de in het antwoord op de tweede vraag
bedoelde valide schippers van vaartuigen,
welke voor de uitoefening van de Noord
zeekustvisscherij geschikt zijn, kan met
worden bevorderd, dat aan hen geldelijke
tegemoetkoming op grond van art. 13 van
de Zuiderzeesteunwet wordt verleend, om
dat zij geacht moeten worden zonder het
genot van zoodanige tegemoetkoming in
de noodige middelen tot levensonderhoud
voor hen en hun gezin te kunnen voor
zien en voor zooveel zulks niet het geval
is, hun omstandigheden niet geacht kun
nen worden een gevolg van de afsluiting
van de Zuiderzee te zijn.
o
VERSPREIDE BERICHTEN.
Bij Kon. besluit is aan F. van 't Sant
te Den Haag op zijn verzoek met ingang
van 1 Maart eervol ontslag verleend als
commissaris van Rijkspolitie, onder dank
betuiging voor de door hem ln die betrek
king bewezen diensten.
Bij Kon. besluit is benoemd tot com
missaris van Politie te Rotterdam met in
gang van 16 Februari J. P. Roszbach,
hoofdinspecteur van politie aldaar.
Bij Kon. besluit ls benoemd tot
notaris te Prlncenhage J. S. H. M. Esser,
candidaat-notaris aldaar;
ls aan J. C. Vethacke met ingang van
1 Februari op zijn verzoek eervol ontslag
verleend als notaris te Overschle.
o
UIT NED. OOST-INDIE.
DE NIEUWE DIRECTEUR VAN
FINANCIEN.
De heer G. F. de Bruyn Kops.
BATAVIA, 5 Febr. (Aneta) Ter ver
vanging van den heer De Leeuw, den af
tredenden Directeur van het Departement
van Financiën, is met ingang van 29
Maart 1935 tot Directeur van dat Depar
tement benoemd de heer G. F. de Bruyn
Kops, waarnemend Thesaurier-Generaal,
daarvoor Hoofd van den Dienst van In-
en Uitvoerrechten en Accijnzen.
o
ONGELUKKEN MET MILITAIRE
VLIEGTUIGEN.
BANDOENG, 5 Febr. (Aneta) Heden
morgen is op het vliegterrein Andir een
militair vliegtoestel bestuurd door den
vlieger Maurenbrecher van de Luchtvaart-
afdeeling bij de landing te hard neerge
komen, waardoor het landingsgestel werd
vernield.
Later sloeg een militair toestel, bestuurd
door R. de Senerpont Domis op het ter
rein Soekamiskin over den kop en kwam
met do neus in den grond.
In beide gei allen hadden geen persoon
lijke ongelukken plaats.
■o-