Minister Colijn op de R.A.I. - Monument te den Helder-Molen verbrand OVERSTE SAXON 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. Minister-president Colijn op de R. A. I. Dr. Colijn bezocht gisteravond de R.A.I.-automobiel- en motortentoonstelling te Amsterdam. De minister voor een der stands. Het rij-toumooi te Berlijn. Ex-broonprins Wilhelm begroet een der Fran echo deelnemers. DE BOUW VAN DE SLUIS EN GEMAAL ten behoeve van het TwenteRijnkanaal nabij Hengelo. Een overzicht van het werk. Op den voorgrond het gemaal. WEER EEN MOLEN VERDWENEN. ?—r Ditmaal niet onder sloopers- handen. Het-yuur yerniedde den standaard-molen te Volkel bij Uden geheel. De ruïne. DE BOUW VAN HET NATIONAAL MONU MENT -1—voor het Nederlandsohe redding wezen te den Helder. Het monument in aanbouw. INTERNATIONALE WIELERWED STRIJD TE M 0 NT-V ALéRIENEen moeilijk gedeelte uit «het parcours. HOLLE BETONPADEN ONDER DE NIEUWE BRUG TE ZWlJNDRECHT worden met een heiblok van dertig ton door samengeperste lucht in den grond gedreven. De grond in den paal w.ordt weggeblazen.. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 25) ..Afsmijt en opklimsysfèem", dacht Sa- iïï" S k°n een niet weerhou- Hij kon dat spoedig leeren. ,,Dus wordt je keizerlijk kurassier. Een dat je niet in handen gevallen bent 'ui kerels, die moeten loopen, zoo'n heelen dag loopen". .Jk ben Hollander". „Ja, maar je spreekt behoorlijk Duitsch. Met dat het er veel toe doet. ..Je schip Is weg. Er ligt geen enkel vaar- jan de kade. Ga hier eens staan". De IS!!™n«ester betastte als een kenner arm. en beenspieren. .Je hebt zware dijspieren, alsof je een •djter waart". Hij keek Saxon aan. Komt S, van 't roeien". „En van 't boomen", vulde Saxon aan. v„rt de armen. Kerel, je heb spieren als «beltouwen". .Hoe heet je?" „Willem". >Hn verder?" „Ze noemen mijDe Schipper", "i™, geen ander van?" "N'et dat ik weet". 'wee mannen verschenen in de deur. De wn rapporteerde baai ^amer 15 de eenige, die bewoon- ia, de andere vertrekken zijn havelöos a Uggen gedeeltelijk ÜJ PMlh. De kelders zijn leeg. De hofstede is geheel door een gracht omringd. Achter de gebouwen ligt een groote geheel verwilderde tuin. Een houten bruggetje leidt naar een pad, dat door de velden loopt en op een zandweg uitkomt, die naar het noorden loopt". Saxon kreeg een schok. Niet denken dacht hij. Later. De rapporteur vervolgde: ,,Dus niets van belang gevonden. Deze oude rommel is het meeslepen ook niet waard. Die Is de eenige vangst", zei hij, op Saxon wijzende. De wachtmeester sprak: „Neem voor we vertrekken eerst een stuk brood met spek. Je hebt zeker honger?" Saxon werkte het voedsel naar binnen. Hij voelde nu hoe leeg zijn maag was. De wachtmeester was werkelijk geen beroerde kerel. Terwijl hij bezig was te eten, dacht Saxon na. Het beste zou zijn goedwillig mee te gaan. De omstandigheden hadden hem in dezen toestand gebracht. Daar viel nu eenmaal niets aan te veranderen, maar men kan van de omstandigheden een ver schillend gebruik maken. Saxon besloot er een goed gebruik van te maken. „Nu opgemarcheerd", luidde het besluit van den wachtmeester. Tusschen twee ku rassiers In liep hij over de brug naar bui ten, waar de paarden onder bewaking stonden. „Geef den schipper een paard", beval de pelotoncommandant. „Er zijn drie over. Zoek er zelf maar een uit", zei hij tegen Saxon. Saxon bekeek de paarden nauwkeurig. Zijn oog bleef rusten op een grooten, zwar ten hengst. „Deze lijkt me de beste", meende hij. „Hij kleurt bij den troep". „Je zoekt het slechtste niet uit", ant woordde de wachtmeester. „Het schijnt mij, dat je voor een schipper nog al iets van paarden weet". „Ik zeide u toch, dat ik bij den boer op gevoed ben", antwoordde Saxon. „In elk geval, je bevalt me", prees de oude snorrebaard. „Opzitten" klonk zijn bevel. Evenals de anderen besteeg Saxon op dit commando zijn hengst. Het dier stei gerde, was onwillig, maakte een zijsprong, trachtte zijn berijder af te werpen. Maar het gelukte hem niet. „Niet slecht voor een boer", meende de korporaal. Saxon gaf geen antwoord. Hij vond het heerlijk weer een goed paard onder zich te hebben. Eerst had hij zijn geheele aan dacht voor den hengst noodig, maar gelei delijk onderwierp deze zich aan de krach tige leiding van zijn meester. Hij begreep dat hij geen kromme sprongen meer be hoefde te maken en draafde kalm mee ln het gelid. Het was een prachtige zomerochtend. De zon stond boven de kim. Lijsters, merels, vinken en sijzen sloegen, kweelden, kwet terden en kwinkeleerden in de boschjes. Een fiere valk wiekte in breede vlucht in de lucht en trachtte een reiger te benade ren. In de verte klonk het helle gekraai van een haan. De frissche morgenwind ruischte door de bladeren, prikkelde de zenuwen van den ruiter en een vroolijke stemming vervaagde zijn vermoeidheid. Geleidelijk keerden zijn gedachten terug tot den avontuurlijken nacht. Hij begreep dat zijn tocht naar het gewelf een droom moest geweest zijn. Wie had hem gebonden en geplunderd. Waar was Verona gebleven nadat zij hem dieji ggjjj, die seher mgt een slaapmiddel vermengd was, had laten drinken? Dat zy het gedaan had omdat hij haar liefde niet beantwoord had, was duidelijk. Dat bruggetje en dat pad door de velden had hij nooit in zyn leven gezien. Nooit was hy achter die hofstede geweest. En toch zag hy den geheelen weg nog duide- iyk voor zich, den zandweg, die naar het noorden liep. Het einde was beter geweest, dan hy had kunnen verwachten. Ze had hem ge- makkeiyk kunnen vermoorden of kunnen overleveren aan den vijand De uitslag zou dan niet twyfelachtig zyn geweest. Hy moest zyn rol als rekruut spelen. Het zwart van zyn haren en snor was deugdehj'k ge bleken. Het middel niet moeiMjk te kryigen. Hy liep de kans dat Iemand hem her kende, Met die mogeiykheid moest reke ning gehouden worden. Hij zou zich ln acht moeten nemen, zyn rechterbuurman wekte hem uit zijn overpeinzingen. „Kameraad", zei hij. „Je zit te soezen. De morgen is mooi. De dag wordt vrooiyk. Waarom te tobben? Neem het leven zoo als het is. Het leven van een kurassier is een vrooiyk leven. Je zult waariyk geen spyt hebben, dat je by ons bent terecht gekomen. Je bent een geboren ruiter en dat is de hoofdzaak in ons beroep". Saxon keek op. „Ja", zei hy. „Ik heb vroeger veel gereden. Ik houd van paar den en ik ben een beetje aanvontuuriyk aangelegd. Het zwalken op zee heeft ook zyn bezwaren. Bovendien ik ben een vrü man zonder famiHe. Ik heb genoeg van de zee gezien nu zal Ik op het land misschien weer iets anders gaan beleven". „Wees daar maar zeker van. De soldy is gped. wy, tairgssigrs van Mflfitseucoli, gor den vrij geregeld betaald en fourageeren is geen slecht vak. wy nemen wat we krij gen kunnen: brood, spek, vleesch, wijn en bier en we hebben menig lolligen avond met meisjes en vrouwen, We nemen alles wat ons aanstaat en als de hoeren soms in opstand komen, dan maken we korte met ten. Maar dat komt zelden voor. We zyn geen Kroaten, al zyn we in een vijandelijk land. Ze geven ons, wat we wensehen. We moorden en we branden niet. Dat is nooit noodig; de vrouwen zijn ons altüd goed gezind". „Zoo wascht een Ieder zioh z»lf schoon", dacht Saxon. „Ben je bekend met den wapenhandel?" „Ik weet met pistool en sabel om te gaan. Op de groote vaart zyn gevechten schering en inslag. Met kapers, zeeroovers en galjoenen van vyandelijke naties. Engelschen, Spanjaarden en Portugeezen. Als een schip geënterd wordt, volgt een gevecht van man tegen man en kwartier wordt niet gegeven, Alleen aan de Alge- rijnsche kust wordt je als slaaf verkocht". „Als slaaf. Ik geloof dat ik liever zou sneuvelen". „Is ook beter". „Dus je weet wat vechten te. Dan zullen ze je wel spoedig monteeren". „Waar rijden we eigeniyk heen?" „Naar het kamp bij Haile. De weg loopt door een uitgeplunderde streek. Slechts hier en daar een herberg, heilige huisjes, die hebben ook de soldeniers noodig". „Afgefourageerd", merkte Saxon op. „Zoo is het helaas", klonk de verzuchting van zyn makker. AWjprdt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5