Fransche ministers in Londen - De R.A.I. - Sneeuwstormen in Amerika OVERSTE SAXON 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE VORDERINGEN VAN DEN RIJKSWEG AMSTERDAM—SA SSENHEIM. Be bouw over den Bennebroekerweg in de Haarlemmermeer van een van de vele viaducten, die noodig zijn voor dezen nieuwen weg. SKI-KAMPIOENEN 1935. De Noor Birger Ruud (links) en Ohristl Oranz uit Freiburg, winnaars in de skiwedstrijden in Garmisch- P artenki rchen SNEEUWSTORMEN IN AMERIKA. De Common wealth Avenue in Boston, waar na een sneeuwstorm van twee dagen do auto's half ingesneeuwd waren., Flandin en Laval in Londen. De Fransche ministers voor Downing Street 10, bestormd door fotografen. Trein-ongeluk in Engeland Bij Stevenston botsten twee goederentreinen tegen elkaar. Eén machinist werd zwaar gewond. De vernielde wagons. De R.A.I. automobiel- en motor-tentoonstelling te Amsterdam. Overzicht van de tentoonstelling kort na de opening. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. S3) „Daar. Nu ls ze plots verdwenen In het bosoh". „Kan het die groote boom geweest zijn, daar aan den kant van den weg?" „Neen, het was de schaduw van iets dat bewoog. Ik heb het duidelijk gezien. Stil. Ik zal vooruit gaan". Ze naderden de plek waar Saxon de ge- neimzininige gestalte had gezien. Hij speurde links en rechts, maar kon niets ontdekken. Eensklaps hoorde hij achter zich een kreet. Hij keek om. Een groote zwarte schaduw sloop vlak achter hem. Een lange arm werd opgeheven. Een schreeuw van Min. Saxon had een harden trap gegeven °P de plaats waar hij de knie van zijn aanvaller vermoedde, greep den opgeheven arm en brak met een vluggen draai den Pols. Een lange dolk viel op den grond. De geheimzinnige gedaante hinkte schreeu wend het bosch in. Hij keek om naar Verona. Ze was ver dwenen. Was hij toch verraden? Was hij roch als een sohooljongen bij den neus ge nomen door het woordje liefde? Hij, Saxon, Oe geslepen avonturier, die honderd malen had gespeeld met mageren Hein. Hij had ore vrouw vertrouwd omdat ze „liefste" Keen hem zei. Hij lachte luid. Maar hij had toch haar gil gehoord. Nu was Ze spoorloos verdwenen, alsof de duivel haar had gehaald. Plots snerpte weer een kreet door den stillen nacht .Saxon snelde op het geluid af en daar achter een boschje zag hij haar worstelen met drie ban dieten. Ze verweerde zich woest. Haar mantel was afgevallen. Hij liep zoo vlug hij kon, in de eene hand zijn pistool, in de andere kortjan, zich zooveel mogelijk dekkend achter het kreupelhout. Twee mannen rukten ieder aan een arm. Een derde had haar beenen gegrepen. Zij vocht wat ze kon tegen de overmacht. Haar kleeren waren verscheurd. „Nu heb ik je", klonk een stem. „Op jou heb ik sinds lang geloerd. Je bent ver vloekt mooi". Een schot klonk. Een der kerels sloeg achterover. De beide anderen keken ver baasd om. Als een panter sprong Saxon op hen, haalde kortjan door de hals van den boef, die het dichtst bij hem stond. De derde wachtte niet. Hij liet zijn prooi val len, keerde zich om voor de vlucht, stak in het voorbijgaan met zijn dolk naar Saxon, die echter den stoot afweerde en hem nog juist met zijn mes den arm open reet. De vierde was reeds uit het gezicht. Vlug als de wind verdwenen ze in het woud. Verona lag op de heide. Saxon knielde bij haar neer, legde de arm onder haar hoofd, bracht haar kleeren in orde en goot haar wijn tusschen de tanden. Zij sloeg die oogen op, trachtte te glim lachen. „Dank je, liefste", fluisterde zij. „Je hebt mij gered. Ik wist wel dat je me niet in den steek zoudt laten. Ik ken een man als ik hem zie. Ik heb je toch zoo lief". „Geef mij een hand. Zoo". Ze richtte zich met Saxon's hulp langzaam op. Toen ze stond, nog op hem leunend, zei ze: „We gaan nu verder. We moeten voor het daglicht terug zijn. In elk geval de plaats gevonden hebben. Zie daarginds buigt de weg naar het oosten". Saxon raapte haar mantel op, sloeg haar dien om de schouders. Kobben die beesten je pijn gedaan?" vroeg hij. „Neen, alleen mijn polsen van het ruwe beetpakken. Dat zal wel spoedig over zijn. Geef me nog een teug wijn. Dank je". „Zouden we niet liever eerst hier wat rusten. De schurken zijn verdwenen". „Neen. We moeten hier weg, dat woud door. Pas op, dat ze ons niet volgen". „Heb je iets van die kerels gezien?" vroeg hij. „Heb je een denkbeeld wie het kunnen zijn?" „Neen. Ik denk vrouwenroovers. Een jonge vrouw schijnt een kostbaar bezit". „Voor soldaten in den oorlog is zij han delswaar", bevestigde Saxon. „Ja. Laten we nu opbreken. Ik voel me weer heel goed. 't Is wonderbest afgeloo- pen. Ik vertrouwde volkomen op jou. Ik gilde, toen ik die langen kerel achter je aan zag sluipen, om je te waarschuwen. Juist op tijd zag ik hem uit het struik gewas kruipen". Ze gingen nu oostwaarts door het woud. Ze keken zorgvuldig naar alle zijden maar nergens was een spoor van levende wezens te bekennen. De vlakte achter hen werd door de maan verlicht. „We moeten naar 't oosten gaan", lichtte Verona hem in, „tot we het ruischen van de rivier hooren. Dat zal wel niet lang meer duren. Eerst komen we aan een heu vel. Dit pad moeten we volgen". „We zijn hier reeds noordelijk van Maag denburg", meende de overste. „Juist we naderen het doel". „Het komt me hier zoo bekend voor". „Dat kan best". Eindelijk hadden ze den heuvel bestegen. Op den top stond een forsche boom, die zijn groote wortels ver boven den grond uitstrekte. De heuvel was geheel begroeid met struikgewas. Ze hoorden nu duidelijk het stroomen van de Elbe. „Kom", stelde Verona voor. .Daten we eenige oogenblikken rust nemen, hier op het mos. Nu voel ik me toch wel wat ver moeid en jij?" „We hebben het eerlijk verdiend!" ant> woordde Saxon. Hij ging zitten. Zij nam naast hem plaats, sloeg haar armen om heen trok zijn hoofd op haar borsten Vlijde zich tegen hem aan. „Zoo", zei ze zacht. „Rust zoo uit, liefste". Saxon streefde niet tegen. Hij keek nog even om zich heen. De omgeving kwam hem zoo bekend voor. En toen wist hij. Hier had hij met Marion gezeten dien avond na de verwosting van Maagden burg. Hier had zij geslapen en hij had een boot gezocht om de rivier over te steken. Alles herinnerde hem hier aan Marion. Toen hoorde hij een zachte stem. „Lieve ling". Maar was dat niet de stem van Ma rlon, en die oogen? Die waren niet groen, maar zwart, die waren toch ook van haar, die zachte handen, die zoete lippen „Kom", klonk eindelijk Verona's stem in zijn ooren. „We hebben nu lang genoeg ge rust. Ik geloof dat we in slaap geval len zijn. Het spijt me dat ik je wakker moet maken, maar de tijd schiet op. We moeten klaar zijn voor het licht wordt. Kijk ginds begint de hemel reeds te kleu ren. Nog ééri kus. Zóó". Ze daalden den heuvel af. Er was geen voetpad, maar, zeker van haar doel, drong Verona voor hem door de struiken. De weg was moeilijk. Soms trapten ze op een rollenden steen of bleven hun kleeren haken in scherpe doorns. Tenslotte kwa men ze bij een muurtje geheel aan het oog verborgen door struweel en slingerplanten. Verona schoof de takken terzijde, drukte met den voet op een steen. Een gedeelte van den muur week. De onderaardsohe gang lag open. „Dus toch in de gang", opperde de overste. „Ja; hoe zou het den meester mogelijk geweest zijn alle kostbaarheden te vervoe ren zonder opzicht te wekken en vele mannen In vertrouwen te nemen, terwijl het hem bekend was, dat men een spoor had gevonden. Hij verplaatste de schatten, maar liet ze onder den grond". „Ik ben hier reeds eerder geweest", merkte hij op. „Dat begrijp ik niet. Dit gedeelte is maar aan een paar mensohen bekend. De keizerlijken weten niet, dat hier een in gang is. De hinderpalen, om dit gewelf van de andere zijde binnen te dringen, zijn na de verwoesting onoverkomelijk geworden". „Deze geheele tocht komt mij zoo vreemd voor". „Vreemd is het. Gisteren kenden we elkaar nauwelijks en nu zijn we de beste vrienden". „Vrienden!* dacht hij, maar zweeg. „Steek de lantaren aan. Hier is een nieuwe kaars". Hij voldeed aan haar bevel. iWordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5