HET AFTREDEN VAN COR v. d. LUGT MELSERT DE POLITIEK IN CRISISDAGEN RIEP X/ICKS 75»te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 Januari 1935 Derde Blad No. 22955 UITEENZETTING ZIJNER MOTIEVEN KUNST EN LETTEREN. KERK- EN SCH00LNIEUWS. ALS DIRECTEUR VAN DE N.V. VER. HOFSTAD TOONEEL Cor van der Lugt Melsert en de N.V. Ver. R'damsch Hofstadtooneel. Een kwes tie, die op het oogenbllk alle tooneelge- interesseerden In spanning houdt, ln ver band met de a.s. liquidatie van dit gezel schap, als gevolg van het feit, dat de di recteur aan het einde van het loopende seizoen als zoodanig zal heengaan, om re denen, die de Raad van Bijstand volko men zal billijken Welke zijn deze? Tal van gissingen doen de ronde, w.o. het vermoeden van een minder gunstig financleelen toestand. Het was daarom van den heer v. d. Lugt Melsert goed gezien, om in een gis teren in Hotel des Indes te Den Haag ge houden persgesprek aan alle onzekerheid een einde te maken. Kort saamgevat komt zijn uitvoerig be toog hierop neer: Rustiger werkkring noodzakelijk. „De kwestie ls eenvoudiger dan men denkt", aldus de heer Van der Lugt Melsert. De reden is: „om te voor komen, dat ik als acteur en regisseur ten onder zal gaan aan mijn noodzakelijk gebleken directeursbeslommeringen, heb ik den Raad van Bijstand verzocht, mij aan het einde van dit seizoen vrij te laten. Gezien vooral het feit, dat mijn dok ter mij reeds herhaaldelijk gewaar schuwd heeft, dat een rustiger werkkring met het oog op mijn gezondheid, voortaan noodzakelijk is, heeft de Raad van Bij stand zich niet meer verantwoord geacht, er bij mij op aan te dringen, op mijn be sluit terug te komen. Van financieele moeilijkheden ls geen sprake! Ik wil mij in den vervolge uitsluitend werpen op de artistieke zijde van mijn beroep, want ge heel uit het tooneelleven ons terug trek ken, dat zullen mijn vrouw en ik niet. De tijd zal leeren, wat onze toekomstige plaats daarin zal zijn: gastrollen spelen, regisseeren, op tournée gaan met een stuk naar eigen smaak, lezingen houden, schrij ven, radio, film: ik weet 't nog niet. Het is voor ons reeds een groote geruststelling, dat wij niet gedwongen zijn onze over drukke werkzaamheden nog langer vol te houden: ons verlangen gaat ook uit naar reizen, waartoe mij tot nu toe de tijd ontbrak eens zélf een tooneelstuk zien in een of andere buitenlandsche hoofd stad, of wat dan ook.... Maar op mijn lauweren ga ik niet rusten! Ik ben van plan eenige van bovengenoemde werk zaamheden op een voor mij méér genoeg doening ge).'oer,»de wijze te gaan uit oefenen. Viervoudige functie te zwaar. „Reeds een paar jaar geleden heb ik den Raad van Bijstand verzocht mijn functie te mogen neerleggen. Men heeft mij indertijd echter van dit plan kunnen afbrengen. Ik was toen al van meening, dat na mijn 35-jarlge tooneelloopbaan, waarvan de laatste 27 Jaren heel veel van mijn krachten vergden, aan mijn energie een einde kon komen. Mijn werkzaamheden als directeur sinds 17 jaren hebben mij, het publiek en de tooneelspelers het bewijs gegeven, dat slechts een éénhoofdige leiding in staat is een gezelschap zóó te leiden, dat het allen moeilijkheden het hoofd kan bieden. Björnsterne Björnson nam dit standpunt al jaren geleden in: het is gebleken juist te zijn. Enkele malen ben ik er van afgeweken en het waren even zoovele teleurstellin gen. Ik zou er niet toe kunnen overgaan, een hulp voor de financieele zijde aan te stellen. Er komen in dat geval noodzake lijk conflicten, eenvoudig omdat de ar tistieke leider dan zegt: „Ik wil dit stuk spelen" en de zakelijke leider: „Daar is geen geld voor". Mijn viervoudige functie directeur- tegisseur-dramaturg-acteur kan ik niet meer volhouden: deze is op mijn leeftijd te zwaar. Ik heb er geen lust, geen animo, maar vooral geen kracht meer toe. Dat de Raad van Bijstand besloot, het gezelschap zonder mijn leiding te moeten ontbinden, is niet mijn zaak. Maar deze heeft on middellijk gezegd: „Als de leider weg gaat, dan houden wij er ook mee op." iDe reden, waarom tot liquidatie beslo ten werd, is natuurlijk, dat de Raad van Bijstand voortzetting onder een anderen directeur niet aandurft. Red. „L. D."l Kerngezonde financiën. „Wat de financieele zijde betreft: ik zou nimmer dit besluit genomen hebben, in dien de bodem van de schatkist te zien was. Want ik wil juist altijd gaarne tegen moeilijkheden optornen, hetgeen meer malen door mij bewezen werd. De finan cien van het gezelschap zijn kerngezond. De boeken zouden u dit kunnen aantoo- nen! Wij konden zelfs altijd een zeker be drag aan de reserve toevoegen. Dit is dus geenszins de reden der liquidatie. Het ligt natuurlijk voor de hand, dat net belang van de 75 aan het gezelschap „?™onden personen mij mede belet heeft, „"der deze stap te doen. Maar ik ben er van, dat uit het te liquideeren 8«elscnap een nieuwe troep geboren zal worden. Dit is voor mij een geruststelling, tüL n besluit vergemakkelijkt heeft. De ^Senwoordige tooneelverhoudingen bewij- j dat er onder de tooneelspelers vol- °®P.de krachten zijn, die zich voor too- "'directeur geschikt achten Een nieuw fino p za' echter op een totaal eigen gjanciecle basis opnieuw moeten be- De subsidiekwestie. „Hoe het verder met de Kon. Schouw burg te Den Haag moet gaan, is mij onbekend. Wat het contract met de Schouwburg-commissie aangaat: ik ben er van overtuigd, dat de reden van mijn gezondheidstoestand voldoende is ons hiervan, evenals van de subsidie deze bedraagt momenteel f. 42.000 die ook voor het volgend Jaar nog geldt, te ont heffen. Cor v. d. Lugt Melsert. Desnoods kan een ander gezelschap trachten deze subsidie te verkrijgen, hoe wel ik meen, dat dé oplossing zou zijn, alle subsidie's te doen vervallen. Mijn rustigste jaren zijn geweest, toen ik geen gemeentelijke subsidie's ontving. Men is dan geheel vrij van de „zilveren banden" met de gemeente en staat niet bloot aan critiek van gemeenteraadsleden. Men ver- gete niet, dat tegenover subsidie's zware verplichtingen staan. Inplaats daarvan ware het veel beter, tot een aanmerkelijke huurverlaging der zaal over te gaan en daarvoor het geld der subsidie te besteden. Vóórdat -liet gordijn opgaat, heeft het gezelschap nu plus minus f. 600 onkosten, hetgeen veel te hoog is. Voorts dient de vermakelijkheidsbelas ting voor ernstige tooneelspeelkunst hoog stens 5 pet. te bedragen en moeten de gemeenten een groot aantal abonnements voorstellingen organiseeren. Daardoor vervallen alle commissie's en zijn raads-, leden, die principieel bezwaren tegen tooneelsubsidie hebben ook tevreden. Overigens denke men niet, dat een sub sidie ooit een gezelschap in stand kan houden, want zij bedraagt nimmer meer dan 1/9 1/10 der inkomsten. Drukke Directeurs- beslommeringen. Breedvoerig heeft de heer v. d. Lugt Mel sert nog verteld van zijn drukke werk zaamheden als directeur en de tegenwer king, die hij meermalen moest ondervin den, wat mede op zijn besluit van invloed was. Het directeurschap trok den heer v. d. Lugt nimmer aan: hij had er teveel narig heid van gezien. Maar in den oorlogstijd dwongen de omstandigheden hem er toe. Zijn aanvankelijk doel was Nederlandsche stukken te spelen: winstbejag zat daar nooit bij voor. want wie een nederlandsch stuk uit dat oogpunt opvoert, is een idioot, zoo verzekerde hij. Merkwaardig was wel, dat zoodra bekend werd, dat een Neder lander het geschreven had dit wanneer het pseudoniem werd opgeheven niet alleen het publiek, maar ook een deel der critiek onmiddellijk omzwaaide. Wat eerst was opgehemeld heette dan onmiddellijk slecht. Toch ben ik er langen tijd mee doorgegaan. Onlangs is nog met „Helder ziend" gebleken, dat een Hollandsch stuk geen succes heeft. Voor een acteur, die een behoorlijken smaak bezit, is het niet zoo moeilijk, direc teur te worden, zoo vervolgde de heer v. d. Lugt Melsert. Acteurs toch zijn prettige, gemakkelijke menschen. Zij gelooven alles en vragen nooit naar bewijzen. Wanneer men zegt: „er is f. 50.000 kapitaal, dan heet het bij hen den volgenden dag: „Er is f. 100.000 en eenigen tijd later spreken zij al van een millioen! En tóch is de financieele zijde der exploi tatie de moeilijkste. Ik heb mijn heele leven als een paard gewerkt: op zichzelf geen verdienste. Maar dat ik den zakelij- ken kant steeds naar behooren behartigde, is in zekeren zin mijn noodlot geworden. Als acteur en regisseur behoefde ik nooit te klagen over welwillendheid van het publiek, noch van de critiek. Maar wél zijn er critici geweest, die mij verweten, dat er nimmer een financieele débacle is ge komen. Het is mij gebleken, dat men artistiek véél meer bereikt, wanneer men failliet gaat. Dat ls vervelend! Ik heb er juist altijd voor gezorgd, niet failliet te gaan en dat hebben sommigen mij uit artistiek oogpunt kwalijk genomen! „Men verweet mij mijn „noodzakelijke zakelijkheid". Ik moest echter toch ooi aan de kas denken en kon daarom lan" niet altijd komen met stukken, die ik zelf graag wilde geven. Wanneer men uitslui tend denkt aan het artistieke succes, aan schitterende décors enz., dan volgt na een maand het failliet. Dat wilde ik steeds verhoeden. Zoo hebben wij uit en in den treure stukken als „Overschotje" en „Boefje" (475 maal) gespeeld terwijl 't mijn vrouw haar stem kost! Doch wij wilden niet voor leege zalen spelen en dus moesten meestal stukken ln het stille, melancholieke genre, waartoe ik mij zoo aangetrokken gevoel, vervallen. Maar die „doen" het niet. Het publiek heeft nu eenmaal een andere smaak. Zoo gaven wij niet altijd „kunst"-werkenwanneer U mij vraagt hoeveel rollen ik werkelijk voor mijn „plezier" gespeeld heb, dan zijn 't er misschien maar twee of drie. Nu ik dus niet langer meer de „kunst koopman" uit Den Haag behoef te zijn een man in bonis ben ik er nooit door ge worden! en mij meer op het tooneel- spelen ga specialiseeren, kan ik misschien nog een nuttige taak ln de kunstwereld vervullen. Mogelijk zal ik in de toekomst in dit opzicht meer genoegdoening kunnen vinden dan tot nu toe." Dit was een van de vele redenen, die de heer v. d. Lugt Melsert ons noemde, waarom hij van den zakelijken kant nu eigenlijk genoeg heeft. „U kunt zich overigens niet voorstellen, wat een directeurschap verlangt: 's mor gens kantoor, 's middags acteur en regis seur, in den trein dramaturg doorlezen van stukken enz., 's avonds haast lederen dag van de week optreden, in de korte zomervacantie het winterrepertolre voor bereiden, misère met acteurs en actrice's enz., dat alles is voor mij op den duur wel wat te zwaar geweest. Het heeft van mijn persoon het ergste geëischtDe dokter zegt: „Zóó loopt het mis, denk aan je huisgezin. „Ik zou graag in de toekomst nog wil len spelen, zonder de commercieele zorgen die mij vervelen Prettig vond ik 't, altijd voor zooveel menschen te mogen zorgen. Maar als ik plotseling ziek wordt, wat dan? Met mijn artisten kon ik steeds prettig samenwerken; er heerschte altijd een goede sfeer. Nimmer was er bij mijn ge zelschap sprake van een z.g. „bijwagen". Ieder stuk, door welken regisseur ook ten tooneele gebracht, had steeds mijn volle belangstelling. Stukkenkeus, rolverdeeling, décors, alles ging door mijn handen. De laatste repetitie's woonde ik steeds bij. Alle acteurs onder mijn leiding speel den er meer dan 170 hadden bij mij hun kansen; veel heb ik mij toegelegd op hun individueel spel. Ik zie echter een tooneelgezelschap niet als een fabriek, maar als een „doorgangshuis" voor de artisten, die contractanten zijn. Zij zullen nu wel nieuwe troepen vormen. Naar Winschoten. Zoo heeft de heer v. d. Lugt Melsert ons nog menig interessant staaltje uit zijn veel bewogen leven verteld. Er is voorts nog gediscussieerd over problemen als de oor zaak der verminderde belangstelling van het publiek voor de tooneelspeelkunst, over de houding der critiek, over de ge volgen van de opheffing van het gezel schap voor de Schouwburg te Rotterdam en andere brandende tooneelvraagstukken, totdat de heer v. d. Lugt Melsert plotse ling uitriep .,Mijhè°'heêren, ik moet naar Winschoten!" Gedachtig aan zijn verzuch ting tijdens het gesprek „O, mijn hemel, dan moesten wij terwille van de kas maar wéér „Boz-Je" spelen", hopen wij voor den artist v. d. Lugt, dat hij gisteravond in het hooge Noorden niet dit lucratieve stuk behoefi'e te gevenAlhoewel: „Boefjes brengen geld in 't laadje!" REDE VAN MINISTER SLOTEMAKER DE BRUINE OPWEKKING TOT NATIONALE SAMENWERKING. RECLAME. 5035 G en verkoudheid DIRECT behandelen! V/rljf In mei vVapoRub HET RESIDENTIE-ORKEST. TIJDSCHRIFTEN. Minister Slotemaker de Bruine. Gisteravond sprak minister Slotemaker de Bruine in de groote zaal van het A.M. J.V.-gebouw voor de Kamerkringvereeni- glng „Amsterdam" van de Christelijk-His- torische Unie. I Als wij ons afvragen, zoo zeide de minis ter, hoe wij tegenover de crisis moeten staan: luidt mijn antwoord, dat de eenlg werkelijke oplossing, waardoor met name de teisterende werkeloosheid wordt wegge nomen, deze is, dat het bedrijfsleven wordt hersteld en dat het de beschikbare krach ten beter kan opnemen. Alles wat men daarnaast doet of beproeft, ook alles, waardoor men den toestand probeert dra gelijk te maken, is werk van tweede klasse. Hieruit volgt, dat het bedrijfsleven niet meer dan volstrekt noodzakelijk ls door lasten belemmerd mag worden om op te leven. Er volgt ook uit, dat aanvaard moet worden, het leven voor alle groepen van ons volk op een lager peil. Er volgt einde lijk uit, dat kapitaalbewaring en kapitaal winning noodzakelijk is, omdat kapitaal de onmisbare voorwaarde is voor de uitbrei ding van het bedrijfsleven. Daarnaast zal, zeker zoolang de Internationale dwaasheid van de internationale afsluiting duurt, ge poogd moeten worden door ordenend optre den. bezwaren weg te nemen en nieuwe mogelijkheden te openen. Een nieuw punt is het omlaagdringen van de lasten. Met betrekking tot de huren b.v. moet meer worden bereikt dan tot nu toe bereikt is; zoodra het eenigermate mo gelijk zal blijken, moeten sommige belas tingen worden verminderd. Alweder niet om aan bezitters 'n zeker cadeau te doen, doch om het bedrijfsleven in staat te stel len zijn functie te blijven vervullen of te hervatten. Naast dit werk, dat beoogt het normale bestek niet mogelijk te maken, staat nu ten tweede de enorme taak om zoolang het noodige herstel toeft, het leven zoo veel mogelijk dragelijk te houden. Onze werkloozen moeten arbeid vinden. Ook dan, wanneer die arbeid zuiver economisch gezien, in dezen'tijd niet aanbevelenswaar dig is. Geen nieuwigheden. Bovendien zal men moeten pogen, het geen thans nog bestaat op het gebied van het bedrijfsleven, zooveel doenlijk in stand te houden. Ik denk aan den steun, die ge boden worden kan aan landbouw, scheep vaart en industrie. Hetgeen bereikt is op het gebied van sociale, cultureele en mo- reele voorzieningen, zal zooveel Immer doenlijk moeten bewaard blijven: bij jus titie en onderwijs evenzeer als bij sociale zaken. Wq hebben hygiënische voorzieningen arbeidsverrekening en arbeidsbescher- Programma Vijfde Abonnemensconcert. Het programma voor het vijfde Leidsche abonnementsconcert 1934/35 van het Resi dentie-Orkest op Maandag 4 Februari luidt als volgt: voor orkest: Symphonle No. 2 van L. van Beethoven, Die Okeaniden van J. Sibelius (eerste uitvoering) en ouverture „Tannhauser" van R. Wagner. Voor zang (soliste Hertha Glückman): Es blaut die Nacht van G. E. Handel. Lamento d'Arian- na van C. Monteverdi, Staendchen en Wenn ich das gewusst van P. T. Tschai- kowsky. Dirigent Is dr. Peter van Anrooy. Bij den aanvang van den 33sten jaar gang heeft het maandblad „Groot Neder land" (uitgave N.V. Van Holkema en Wa- rendorf te Amsterdam) een belangrijke wijziging ondergaan. In de eerste afleve ring wordt een aanvang gemaakt met de publicatie van den nieuwen roman van Top Naeeff „Een Huis in de Rij", welke ge heel in het maandblad zal verschijnen; tevens is in dit nummer het nagelaten werk van Cyriel Buysse opgenomen. Het bij dezelfde uitgeefster verschij nende maandblad „Onze Aarde" is den 8en jaargang ingetreden en evenals haar voor gangsters maakt de eerste aflevering in den frisschen omslag een keurigen Indruk èn door de verschillende fotografische Il lustraties èn door de talrijke artikelen. In de redactie welke in 1934 was uitgebreid met mr. W. J. van Balen, is thans opge nomen de heer J C Hollema. PREDIKBEURTEN. VOOR WOENSDAG 23 JANUARI. ALPHEN AAN DEN RIJN. Lokaal v. Mandersloostr.: Nam. 7.15 uur, de heer Wijnen, van Oldebroek. BOSKOOP. Chr. Geref. Kerk: Nam. 7 uur, ds. Bij- demast. Geref. Gem.: Nam, half acht, de heer Wijting van Rijssen. HILLEGOM. Chr. Geref. Kerk: Nam. 7 uur, ds. Hen- driksen. KATWIJK AAN ZEE. Zaal Prot. Belangen: Nam. 7 uur, ds. Pras. Geref. Gem. (Remisestr.)Nam. half- acht, ds. Van Dijke van Nieuw-Beyerland. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Noordwijk (Gron.) M. G. Roosbergen te Westerlee (Gron.) GEREF. GEM. Beroepen: Te Dordrecht M. Heikoop te Utrecht. CHR. GEREF KERK. Aangenomen: Naar Assen L. Floor te Ulrum HERST. EVANG. LUTH. KERK. Bedankt: Voor Den Helder B. E. J. Bik te Enkhulzen. ming. Het ls m'n ernstig streven', om zooveel immer doenlijk het be staande te bewaren, maar het is duide lijk, dat volkomen uitgesloten zijn moet het beginnen van eenige nieuwe dingen, hoe aanbevelenswaardig op zichzelf ook. Enkele nieuwe dingen, die thans begonnen worden, vormen een olievlek; uit het eer ste volgt schier automatisch het tweede enz. Elke nieuwigheid, die begonnen wordt, stelt bovendien het bestaande ln de waag schaal. Bij de overweging van dit alles zal men niet mogen vergeten, dat het geldelijk kunnen van ons volk, als geheel en van groote kringen in ons volk ernstig heeft geleden, terwijl daarentegen de nooden stijgen. Men weet wel, dat in 1933 de over heidskassen 123.000.000 gegeven hebben al leen voor werkloozensteun aan valide werklooze arbeiders. Gezwegen dus van de velen, die in dit aantal niet zijn begrepen, en wier nood eveneens groot is. Ook de cijfers voor armenverzorging zijn van 1929 tot 1932, het laatste jaar waarover de sta tistiek compleet is, opgeloopen van 94.1 millioen tot 110.7 millioen. Thans een woord over het politieke; dat wil zeggen: hoe men naar mijn oordeel over den toestand en over het doen en' laten der Regeering in ons volk zal moe ten oordeelen. Ik wijs dan eerst op het ge vaar de bemoeizucht. Het is niet waar, dat iedereen van alles verstand heeft: het is ook niet waar, dat het publiek de bijzon derheden kan beoordeelen, het moet dit dus ook niet willen doen. Als deze gedachte van zuiver feitelijken aard niet voldoende in ons volk doordringt of bewaard wordt, dan zal naar mijn over tuiging dit misbruik van den volksinvloed de dood van den volksinvloed beteekenen, omdat een dergelijke bemoeizucht op den duur en in de zware problemen waarvoor wij staan, onduldbaar wordt. Ten tweede zal men zich moeten hoeden voor dema gogie. De methode is bekend, zij is pikant en belooft succes. Toch ben ik niet zeker, dat op den duur de demagogie een be langrijk succes onder ons volk zal boeken. Wie den uitslag van de verkiezingen na gaat, nadat hij eenigen tijd zich verdiept heeft in redevoeringen, couranten en ma nifesten, verbaast zich toch altijd over dien uitslag. Nationale opbouw. Eindelijk maak ik eenige opmerkingen over den eisch, dat het werk nationaal geschiedde. Het beteekent, dat wij allen samen het moeten doen. Ik versta dit niet zoo, dat wij een amalgama worden, waar bij ieder zijn eigen overtuiging vergeet, opdat wij saam kunnen werken uit het geen er dan nog overblijft. Dit kan reeds daarom niet, omdat wij allen dus verlie zen zouden, wat het meest eigenlijke voor ons allen is. Indien iemand uit Gods Openbaring heeft ontdekt, wat als richt snoer en levenskracht ons lelden moet bij onzen sociaal-politieken arbeid, dat kan hij niet zonder een zeer groote verarming aan te richten, dit ter zijde stellen. Maar wel is het mogelijk, dat men zich saam verantwoordelijk gevoelt; dat men dus, hetgeen men uit eigen overtuiging bezit, aandraagt om daarmede het geheel te dienen. Zoo geschiedt het in het huidige kabinet, dat zeer verschillende overtui gingen in zijn midden ziet saamgebracht en deze niettemin aaneengesloten pogen de zware taak te volbrengen. Ik ben over tuigd, dat men aan ons volk geen slechter dienst kan doen, dan aan dit volk te leeren dat het werk niet nationaal behoeft te ge schieden, of wel, dat het werk geschieden moet nationaal zonder Inslag van eigen bezit. Ik ben overtuigd, dat men in dezen tijd ons volk geen grooter dienst kan doen, dan door saam te werken en het voor beeld van samenwerking aan anderen te geven. De groote meerderheid van ons volk zal het zeker weten te waardeeren wanneer de Ministers met elkander maar evengoed wanneer allen, die verantwoor delijkheid dragen met elkander er zich voorzetten om aan ons volk een betere toekomst te bereiden, en om, zoolang deze toekomst nog toeft, het mogelijke te doen om den nood draagbaar te doen wezen. SOMBERE VOORUITZICHTEN VOOR HET ZENDINGSWERK. Het Zendingsbureau te Oegstgeest (giro 6074) vraagt ons opname van het volgen de bericht: De hoofdbesturen der Samenwerkende Zendings-Corporaties, op 17 Januari 1935 in gecombineerde vergadering samen, kennis nemend van het feit, dat de financieele toestand sedert de oorlogsjaren nog niet zoo somber is geweest als op dit oogenblik, daar het jaar 1933 na alle toe gepaste bezuiniging een tekort liet van f. 86.000 en dat het jaar 1934 dit waar schijnlijk met een bedrag van f. 200.000 zal verhoogen; hebben besloten om, wanneer op 15 Februari de geldmiddelen niet beschik baar zijn om het Indische werk te be kostigen, (hiervoor zal nog f. 40.000 noo- dig zijn) alleen dat bedrag te zenden, dat zal zijn ingekomen; wat tengevolge zal hebben, dat de sala rissen van degenen, die in Nederland die nen, en van de zendelingen en goeroes in Ned.-Indlè (na de reeds toegepaste kor tingen) slechts gedeeltelijk zullen worden uitgekeerd en dat in de overige kosten van het werk niet kan worden voorzien. DS. J. TEN BRUGGENKATE t.CZN. Ds. J. ten Bruggenkate L.Czn., Ned.- Herv. predikant te 's-Hertogenbosch, is voornemens met emeritaat te gaan. Ds. Ten Bruggenkate werd 25 Aug. 1869 geboren en in 1893 candidaat in Friesland om 12 Mei 1895 het predikambt te aan vaarden te Lobith. Vandaar vertrok nij in 1899 naar Oostvoorne, welke standplaats in 1901 met Herwen verwisseld werd. In 1907 ging hij naar Borculo. In 1910 deed hfj zijn intrede te Terwolde, vanwaar hij 6 Dec. 1914 naar zijn tegenwoordige ge meente vertrok. Ds. Ten Bruggenkate is lid van het classicaal bestuur van Maas tricht en praetor van den ring Maas tricht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9