HET AFTREDEN VAN
COR v. d. LUGT MELSERT
DE POLITIEK IN CRISISDAGEN
RIEP
X/ICKS
75»te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 Januari 1935
Derde Blad
No. 22955
UITEENZETTING ZIJNER MOTIEVEN
KUNST EN LETTEREN.
KERK- EN SCH00LNIEUWS.
ALS DIRECTEUR VAN DE N.V. VER. HOFSTAD TOONEEL
Cor van der Lugt Melsert en de N.V.
Ver. R'damsch Hofstadtooneel. Een kwes
tie, die op het oogenbllk alle tooneelge-
interesseerden In spanning houdt, ln ver
band met de a.s. liquidatie van dit gezel
schap, als gevolg van het feit, dat de di
recteur aan het einde van het loopende
seizoen als zoodanig zal heengaan, om re
denen, die de Raad van Bijstand volko
men zal billijken
Welke zijn deze? Tal van gissingen doen
de ronde, w.o. het vermoeden van een
minder gunstig financleelen toestand.
Het was daarom van den heer v. d.
Lugt Melsert goed gezien, om in een gis
teren in Hotel des Indes te Den Haag ge
houden persgesprek aan alle onzekerheid
een einde te maken.
Kort saamgevat komt zijn uitvoerig be
toog hierop neer:
Rustiger werkkring noodzakelijk.
„De kwestie ls eenvoudiger dan men
denkt", aldus de heer Van der Lugt
Melsert. De reden is: „om te voor
komen, dat ik als acteur en regisseur
ten onder zal gaan aan mijn noodzakelijk
gebleken directeursbeslommeringen, heb
ik den Raad van Bijstand verzocht, mij
aan het einde van dit seizoen vrij te laten.
Gezien vooral het feit, dat mijn dok
ter mij reeds herhaaldelijk gewaar
schuwd heeft, dat een rustiger werkkring
met het oog op mijn gezondheid, voortaan
noodzakelijk is, heeft de Raad van Bij
stand zich niet meer verantwoord geacht,
er bij mij op aan te dringen, op mijn be
sluit terug te komen. Van financieele
moeilijkheden ls geen sprake! Ik wil mij
in den vervolge uitsluitend werpen op de
artistieke zijde van mijn beroep, want ge
heel uit het tooneelleven ons terug trek
ken, dat zullen mijn vrouw en ik niet. De
tijd zal leeren, wat onze toekomstige
plaats daarin zal zijn: gastrollen spelen,
regisseeren, op tournée gaan met een stuk
naar eigen smaak, lezingen houden, schrij
ven, radio, film: ik weet 't nog niet. Het
is voor ons reeds een groote geruststelling,
dat wij niet gedwongen zijn onze over
drukke werkzaamheden nog langer vol te
houden: ons verlangen gaat ook uit naar
reizen, waartoe mij tot nu toe de tijd
ontbrak eens zélf een tooneelstuk zien
in een of andere buitenlandsche hoofd
stad, of wat dan ook.... Maar op mijn
lauweren ga ik niet rusten! Ik ben van
plan eenige van bovengenoemde werk
zaamheden op een voor mij méér genoeg
doening ge).'oer,»de wijze te gaan uit
oefenen.
Viervoudige functie te zwaar.
„Reeds een paar jaar geleden heb ik
den Raad van Bijstand verzocht mijn
functie te mogen neerleggen. Men heeft
mij indertijd echter van dit plan kunnen
afbrengen. Ik was toen al van meening,
dat na mijn 35-jarlge tooneelloopbaan,
waarvan de laatste 27 Jaren heel veel van
mijn krachten vergden, aan mijn energie
een einde kon komen.
Mijn werkzaamheden als directeur sinds
17 jaren hebben mij, het publiek en de
tooneelspelers het bewijs gegeven, dat
slechts een éénhoofdige leiding in staat is
een gezelschap zóó te leiden, dat het allen
moeilijkheden het hoofd kan bieden.
Björnsterne Björnson nam dit standpunt
al jaren geleden in: het is gebleken juist
te zijn.
Enkele malen ben ik er van afgeweken
en het waren even zoovele teleurstellin
gen. Ik zou er niet toe kunnen overgaan,
een hulp voor de financieele zijde aan te
stellen. Er komen in dat geval noodzake
lijk conflicten, eenvoudig omdat de ar
tistieke leider dan zegt: „Ik wil dit stuk
spelen" en de zakelijke leider: „Daar is
geen geld voor".
Mijn viervoudige functie directeur-
tegisseur-dramaturg-acteur kan ik niet
meer volhouden: deze is op mijn leeftijd
te zwaar. Ik heb er geen lust, geen animo,
maar vooral geen kracht meer toe. Dat de
Raad van Bijstand besloot, het gezelschap
zonder mijn leiding te moeten ontbinden,
is niet mijn zaak. Maar deze heeft on
middellijk gezegd: „Als de leider weg
gaat, dan houden wij er ook mee op."
iDe reden, waarom tot liquidatie beslo
ten werd, is natuurlijk, dat de Raad van
Bijstand voortzetting onder een anderen
directeur niet aandurft. Red. „L. D."l
Kerngezonde financiën.
„Wat de financieele zijde betreft: ik zou
nimmer dit besluit genomen hebben, in
dien de bodem van de schatkist te zien
was. Want ik wil juist altijd gaarne tegen
moeilijkheden optornen, hetgeen meer
malen door mij bewezen werd. De finan
cien van het gezelschap zijn kerngezond.
De boeken zouden u dit kunnen aantoo-
nen! Wij konden zelfs altijd een zeker be
drag aan de reserve toevoegen. Dit is dus
geenszins de reden der liquidatie.
Het ligt natuurlijk voor de hand, dat
net belang van de 75 aan het gezelschap
„?™onden personen mij mede belet heeft,
„"der deze stap te doen. Maar ik ben er
van, dat uit het te liquideeren
8«elscnap een nieuwe troep geboren zal
worden. Dit is voor mij een geruststelling,
tüL n besluit vergemakkelijkt heeft. De
^Senwoordige tooneelverhoudingen bewij-
j dat er onder de tooneelspelers vol-
°®P.de krachten zijn, die zich voor too-
"'directeur geschikt achten Een nieuw
fino p za' echter op een totaal eigen
gjanciecle basis opnieuw moeten be-
De subsidiekwestie.
„Hoe het verder met de Kon. Schouw
burg te Den Haag moet gaan, is mij
onbekend. Wat het contract met de
Schouwburg-commissie aangaat: ik ben er
van overtuigd, dat de reden van mijn
gezondheidstoestand voldoende is ons
hiervan, evenals van de subsidie deze
bedraagt momenteel f. 42.000 die ook
voor het volgend Jaar nog geldt, te ont
heffen.
Cor v. d. Lugt Melsert.
Desnoods kan een ander gezelschap
trachten deze subsidie te verkrijgen, hoe
wel ik meen, dat dé oplossing zou zijn,
alle subsidie's te doen vervallen. Mijn
rustigste jaren zijn geweest, toen ik geen
gemeentelijke subsidie's ontving. Men is
dan geheel vrij van de „zilveren banden"
met de gemeente en staat niet bloot aan
critiek van gemeenteraadsleden. Men ver-
gete niet, dat tegenover subsidie's zware
verplichtingen staan. Inplaats daarvan
ware het veel beter, tot een aanmerkelijke
huurverlaging der zaal over te gaan en
daarvoor het geld der subsidie te besteden.
Vóórdat -liet gordijn opgaat, heeft het
gezelschap nu plus minus f. 600 onkosten,
hetgeen veel te hoog is.
Voorts dient de vermakelijkheidsbelas
ting voor ernstige tooneelspeelkunst hoog
stens 5 pet. te bedragen en moeten de
gemeenten een groot aantal abonnements
voorstellingen organiseeren. Daardoor
vervallen alle commissie's en zijn raads-,
leden, die principieel bezwaren tegen
tooneelsubsidie hebben ook tevreden.
Overigens denke men niet, dat een sub
sidie ooit een gezelschap in stand kan
houden, want zij bedraagt nimmer meer
dan 1/9 1/10 der inkomsten.
Drukke Directeurs-
beslommeringen.
Breedvoerig heeft de heer v. d. Lugt Mel
sert nog verteld van zijn drukke werk
zaamheden als directeur en de tegenwer
king, die hij meermalen moest ondervin
den, wat mede op zijn besluit van invloed
was.
Het directeurschap trok den heer v. d.
Lugt nimmer aan: hij had er teveel narig
heid van gezien. Maar in den oorlogstijd
dwongen de omstandigheden hem er toe.
Zijn aanvankelijk doel was Nederlandsche
stukken te spelen: winstbejag zat daar
nooit bij voor. want wie een nederlandsch
stuk uit dat oogpunt opvoert, is een idioot,
zoo verzekerde hij. Merkwaardig was wel,
dat zoodra bekend werd, dat een Neder
lander het geschreven had dit wanneer
het pseudoniem werd opgeheven niet
alleen het publiek, maar ook een deel der
critiek onmiddellijk omzwaaide. Wat eerst
was opgehemeld heette dan onmiddellijk
slecht. Toch ben ik er langen tijd mee
doorgegaan. Onlangs is nog met „Helder
ziend" gebleken, dat een Hollandsch stuk
geen succes heeft.
Voor een acteur, die een behoorlijken
smaak bezit, is het niet zoo moeilijk, direc
teur te worden, zoo vervolgde de heer v. d.
Lugt Melsert. Acteurs toch zijn prettige,
gemakkelijke menschen. Zij gelooven alles
en vragen nooit naar bewijzen. Wanneer
men zegt: „er is f. 50.000 kapitaal, dan heet
het bij hen den volgenden dag: „Er is
f. 100.000 en eenigen tijd later spreken zij
al van een millioen!
En tóch is de financieele zijde der exploi
tatie de moeilijkste. Ik heb mijn heele
leven als een paard gewerkt: op zichzelf
geen verdienste. Maar dat ik den zakelij-
ken kant steeds naar behooren behartigde,
is in zekeren zin mijn noodlot geworden.
Als acteur en regisseur behoefde ik nooit
te klagen over welwillendheid van het
publiek, noch van de critiek. Maar wél zijn
er critici geweest, die mij verweten, dat
er nimmer een financieele débacle is ge
komen.
Het is mij gebleken, dat men artistiek
véél meer bereikt, wanneer men failliet
gaat. Dat ls vervelend! Ik heb er juist
altijd voor gezorgd, niet failliet te gaan en
dat hebben sommigen mij uit artistiek
oogpunt kwalijk genomen!
„Men verweet mij mijn „noodzakelijke
zakelijkheid". Ik moest echter toch ooi
aan de kas denken en kon daarom lan"
niet altijd komen met stukken, die ik zelf
graag wilde geven. Wanneer men uitslui
tend denkt aan het artistieke succes, aan
schitterende décors enz., dan volgt na
een maand het failliet. Dat wilde ik steeds
verhoeden. Zoo hebben wij uit en in den
treure stukken als „Overschotje" en
„Boefje" (475 maal) gespeeld terwijl 't
mijn vrouw haar stem kost! Doch wij
wilden niet voor leege zalen spelen en
dus moesten meestal stukken ln het stille,
melancholieke genre, waartoe ik mij zoo
aangetrokken gevoel, vervallen. Maar die
„doen" het niet. Het publiek heeft nu
eenmaal een andere smaak. Zoo gaven wij
niet altijd „kunst"-werkenwanneer U
mij vraagt hoeveel rollen ik werkelijk
voor mijn „plezier" gespeeld heb, dan zijn
't er misschien maar twee of drie.
Nu ik dus niet langer meer de „kunst
koopman" uit Den Haag behoef te zijn
een man in bonis ben ik er nooit door ge
worden! en mij meer op het tooneel-
spelen ga specialiseeren, kan ik misschien
nog een nuttige taak ln de kunstwereld
vervullen. Mogelijk zal ik in de toekomst
in dit opzicht meer genoegdoening kunnen
vinden dan tot nu toe."
Dit was een van de vele redenen, die
de heer v. d. Lugt Melsert ons noemde,
waarom hij van den zakelijken kant nu
eigenlijk genoeg heeft.
„U kunt zich overigens niet voorstellen,
wat een directeurschap verlangt: 's mor
gens kantoor, 's middags acteur en regis
seur, in den trein dramaturg doorlezen
van stukken enz., 's avonds haast lederen
dag van de week optreden, in de korte
zomervacantie het winterrepertolre voor
bereiden, misère met acteurs en actrice's
enz., dat alles is voor mij op den duur
wel wat te zwaar geweest. Het heeft van
mijn persoon het ergste geëischtDe
dokter zegt: „Zóó loopt het mis, denk
aan je huisgezin.
„Ik zou graag in de toekomst nog wil
len spelen, zonder de commercieele zorgen
die mij vervelen
Prettig vond ik 't, altijd voor zooveel
menschen te mogen zorgen. Maar als ik
plotseling ziek wordt, wat dan?
Met mijn artisten kon ik steeds prettig
samenwerken; er heerschte altijd een
goede sfeer. Nimmer was er bij mijn ge
zelschap sprake van een z.g. „bijwagen".
Ieder stuk, door welken regisseur ook ten
tooneele gebracht, had steeds mijn volle
belangstelling. Stukkenkeus, rolverdeeling,
décors, alles ging door mijn handen. De
laatste repetitie's woonde ik steeds bij.
Alle acteurs onder mijn leiding speel
den er meer dan 170 hadden bij mij
hun kansen; veel heb ik mij toegelegd op
hun individueel spel. Ik zie echter een
tooneelgezelschap niet als een fabriek,
maar als een „doorgangshuis" voor de
artisten, die contractanten zijn. Zij zullen
nu wel nieuwe troepen vormen.
Naar Winschoten.
Zoo heeft de heer v. d. Lugt Melsert ons
nog menig interessant staaltje uit zijn veel
bewogen leven verteld. Er is voorts nog
gediscussieerd over problemen als de oor
zaak der verminderde belangstelling van
het publiek voor de tooneelspeelkunst,
over de houding der critiek, over de ge
volgen van de opheffing van het gezel
schap voor de Schouwburg te Rotterdam
en andere brandende tooneelvraagstukken,
totdat de heer v. d. Lugt Melsert plotse
ling uitriep .,Mijhè°'heêren, ik moet naar
Winschoten!" Gedachtig aan zijn verzuch
ting tijdens het gesprek „O, mijn hemel,
dan moesten wij terwille van de kas maar
wéér „Boz-Je" spelen", hopen wij voor den
artist v. d. Lugt, dat hij gisteravond in het
hooge Noorden niet dit lucratieve stuk
behoefi'e te gevenAlhoewel: „Boefjes
brengen geld in 't laadje!"
REDE VAN MINISTER SLOTEMAKER DE BRUINE
OPWEKKING TOT NATIONALE
SAMENWERKING.
RECLAME.
5035
G
en verkoudheid DIRECT
behandelen! V/rljf In mei
vVapoRub
HET RESIDENTIE-ORKEST.
TIJDSCHRIFTEN.
Minister Slotemaker de Bruine.
Gisteravond sprak minister Slotemaker
de Bruine in de groote zaal van het A.M.
J.V.-gebouw voor de Kamerkringvereeni-
glng „Amsterdam" van de Christelijk-His-
torische Unie.
I Als wij ons afvragen, zoo zeide de minis
ter, hoe wij tegenover de crisis moeten
staan: luidt mijn antwoord, dat de eenlg
werkelijke oplossing, waardoor met name
de teisterende werkeloosheid wordt wegge
nomen, deze is, dat het bedrijfsleven wordt
hersteld en dat het de beschikbare krach
ten beter kan opnemen. Alles wat men
daarnaast doet of beproeft, ook alles,
waardoor men den toestand probeert dra
gelijk te maken, is werk van tweede klasse.
Hieruit volgt, dat het bedrijfsleven niet
meer dan volstrekt noodzakelijk ls door
lasten belemmerd mag worden om op te
leven. Er volgt ook uit, dat aanvaard moet
worden, het leven voor alle groepen van
ons volk op een lager peil. Er volgt einde
lijk uit, dat kapitaalbewaring en kapitaal
winning noodzakelijk is, omdat kapitaal de
onmisbare voorwaarde is voor de uitbrei
ding van het bedrijfsleven. Daarnaast zal,
zeker zoolang de Internationale dwaasheid
van de internationale afsluiting duurt, ge
poogd moeten worden door ordenend optre
den. bezwaren weg te nemen en nieuwe
mogelijkheden te openen.
Een nieuw punt is het omlaagdringen
van de lasten. Met betrekking tot de huren
b.v. moet meer worden bereikt dan tot nu
toe bereikt is; zoodra het eenigermate mo
gelijk zal blijken, moeten sommige belas
tingen worden verminderd. Alweder niet
om aan bezitters 'n zeker cadeau te doen,
doch om het bedrijfsleven in staat te stel
len zijn functie te blijven vervullen of te
hervatten.
Naast dit werk, dat beoogt het normale
bestek niet mogelijk te maken, staat nu
ten tweede de enorme taak om zoolang
het noodige herstel toeft, het leven zoo
veel mogelijk dragelijk te houden. Onze
werkloozen moeten arbeid vinden. Ook
dan, wanneer die arbeid zuiver economisch
gezien, in dezen'tijd niet aanbevelenswaar
dig is.
Geen nieuwigheden.
Bovendien zal men moeten pogen, het
geen thans nog bestaat op het gebied van
het bedrijfsleven, zooveel doenlijk in stand
te houden. Ik denk aan den steun, die ge
boden worden kan aan landbouw, scheep
vaart en industrie. Hetgeen bereikt is op
het gebied van sociale, cultureele en mo-
reele voorzieningen, zal zooveel Immer
doenlijk moeten bewaard blijven: bij jus
titie en onderwijs evenzeer als bij sociale
zaken.
Wq hebben hygiënische voorzieningen
arbeidsverrekening en arbeidsbescher-
Programma Vijfde Abonnemensconcert.
Het programma voor het vijfde Leidsche
abonnementsconcert 1934/35 van het Resi
dentie-Orkest op Maandag 4 Februari luidt
als volgt: voor orkest: Symphonle No. 2
van L. van Beethoven, Die Okeaniden van
J. Sibelius (eerste uitvoering) en ouverture
„Tannhauser" van R. Wagner. Voor zang
(soliste Hertha Glückman): Es blaut die
Nacht van G. E. Handel. Lamento d'Arian-
na van C. Monteverdi, Staendchen en
Wenn ich das gewusst van P. T. Tschai-
kowsky. Dirigent Is dr. Peter van Anrooy.
Bij den aanvang van den 33sten jaar
gang heeft het maandblad „Groot Neder
land" (uitgave N.V. Van Holkema en Wa-
rendorf te Amsterdam) een belangrijke
wijziging ondergaan. In de eerste afleve
ring wordt een aanvang gemaakt met de
publicatie van den nieuwen roman van
Top Naeeff „Een Huis in de Rij", welke ge
heel in het maandblad zal verschijnen;
tevens is in dit nummer het nagelaten
werk van Cyriel Buysse opgenomen.
Het bij dezelfde uitgeefster verschij
nende maandblad „Onze Aarde" is den 8en
jaargang ingetreden en evenals haar voor
gangsters maakt de eerste aflevering in
den frisschen omslag een keurigen Indruk
èn door de verschillende fotografische Il
lustraties èn door de talrijke artikelen. In
de redactie welke in 1934 was uitgebreid
met mr. W. J. van Balen, is thans opge
nomen de heer J C Hollema.
PREDIKBEURTEN.
VOOR WOENSDAG 23 JANUARI.
ALPHEN AAN DEN RIJN.
Lokaal v. Mandersloostr.: Nam. 7.15 uur,
de heer Wijnen, van Oldebroek.
BOSKOOP.
Chr. Geref. Kerk: Nam. 7 uur, ds. Bij-
demast.
Geref. Gem.: Nam, half acht, de heer
Wijting van Rijssen.
HILLEGOM.
Chr. Geref. Kerk: Nam. 7 uur, ds. Hen-
driksen.
KATWIJK AAN ZEE.
Zaal Prot. Belangen: Nam. 7 uur, ds.
Pras.
Geref. Gem. (Remisestr.)Nam. half-
acht, ds. Van Dijke van Nieuw-Beyerland.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Noordwijk (Gron.) M. G.
Roosbergen te Westerlee (Gron.)
GEREF. GEM.
Beroepen: Te Dordrecht M. Heikoop te
Utrecht.
CHR. GEREF KERK.
Aangenomen: Naar Assen L. Floor te
Ulrum
HERST. EVANG. LUTH. KERK.
Bedankt: Voor Den Helder B. E. J. Bik
te Enkhulzen.
ming. Het ls m'n ernstig streven',
om zooveel immer doenlijk het be
staande te bewaren, maar het is duide
lijk, dat volkomen uitgesloten zijn moet
het beginnen van eenige nieuwe dingen,
hoe aanbevelenswaardig op zichzelf ook.
Enkele nieuwe dingen, die thans begonnen
worden, vormen een olievlek; uit het eer
ste volgt schier automatisch het tweede
enz. Elke nieuwigheid, die begonnen wordt,
stelt bovendien het bestaande ln de waag
schaal.
Bij de overweging van dit alles zal men
niet mogen vergeten, dat het geldelijk
kunnen van ons volk, als geheel en van
groote kringen in ons volk ernstig heeft
geleden, terwijl daarentegen de nooden
stijgen. Men weet wel, dat in 1933 de over
heidskassen 123.000.000 gegeven hebben al
leen voor werkloozensteun aan valide
werklooze arbeiders. Gezwegen dus van de
velen, die in dit aantal niet zijn begrepen,
en wier nood eveneens groot is. Ook de
cijfers voor armenverzorging zijn van 1929
tot 1932, het laatste jaar waarover de sta
tistiek compleet is, opgeloopen van 94.1
millioen tot 110.7 millioen.
Thans een woord over het politieke; dat
wil zeggen: hoe men naar mijn oordeel
over den toestand en over het doen en'
laten der Regeering in ons volk zal moe
ten oordeelen. Ik wijs dan eerst op het ge
vaar de bemoeizucht. Het is niet waar, dat
iedereen van alles verstand heeft: het is
ook niet waar, dat het publiek de bijzon
derheden kan beoordeelen, het moet dit
dus ook niet willen doen.
Als deze gedachte van zuiver feitelijken
aard niet voldoende in ons volk doordringt
of bewaard wordt, dan zal naar mijn over
tuiging dit misbruik van den volksinvloed
de dood van den volksinvloed beteekenen,
omdat een dergelijke bemoeizucht op den
duur en in de zware problemen waarvoor
wij staan, onduldbaar wordt. Ten tweede
zal men zich moeten hoeden voor dema
gogie. De methode is bekend, zij is pikant
en belooft succes. Toch ben ik niet zeker,
dat op den duur de demagogie een be
langrijk succes onder ons volk zal boeken.
Wie den uitslag van de verkiezingen na
gaat, nadat hij eenigen tijd zich verdiept
heeft in redevoeringen, couranten en ma
nifesten, verbaast zich toch altijd over
dien uitslag.
Nationale opbouw.
Eindelijk maak ik eenige opmerkingen
over den eisch, dat het werk nationaal
geschiedde. Het beteekent, dat wij allen
samen het moeten doen. Ik versta dit niet
zoo, dat wij een amalgama worden, waar
bij ieder zijn eigen overtuiging vergeet,
opdat wij saam kunnen werken uit het
geen er dan nog overblijft. Dit kan reeds
daarom niet, omdat wij allen dus verlie
zen zouden, wat het meest eigenlijke voor
ons allen is. Indien iemand uit Gods
Openbaring heeft ontdekt, wat als richt
snoer en levenskracht ons lelden moet bij
onzen sociaal-politieken arbeid, dat kan
hij niet zonder een zeer groote verarming
aan te richten, dit ter zijde stellen. Maar
wel is het mogelijk, dat men zich saam
verantwoordelijk gevoelt; dat men dus,
hetgeen men uit eigen overtuiging bezit,
aandraagt om daarmede het geheel te
dienen. Zoo geschiedt het in het huidige
kabinet, dat zeer verschillende overtui
gingen in zijn midden ziet saamgebracht
en deze niettemin aaneengesloten pogen
de zware taak te volbrengen. Ik ben over
tuigd, dat men aan ons volk geen slechter
dienst kan doen, dan aan dit volk te leeren
dat het werk niet nationaal behoeft te ge
schieden, of wel, dat het werk geschieden
moet nationaal zonder Inslag van eigen
bezit. Ik ben overtuigd, dat men in dezen
tijd ons volk geen grooter dienst kan doen,
dan door saam te werken en het voor
beeld van samenwerking aan anderen te
geven. De groote meerderheid van ons
volk zal het zeker weten te waardeeren
wanneer de Ministers met elkander maar
evengoed wanneer allen, die verantwoor
delijkheid dragen met elkander er zich
voorzetten om aan ons volk een betere
toekomst te bereiden, en om, zoolang deze
toekomst nog toeft, het mogelijke te doen
om den nood draagbaar te doen wezen.
SOMBERE VOORUITZICHTEN VOOR
HET ZENDINGSWERK.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest (giro
6074) vraagt ons opname van het volgen
de bericht:
De hoofdbesturen der Samenwerkende
Zendings-Corporaties, op 17 Januari 1935
in gecombineerde vergadering samen,
kennis nemend van het feit, dat de
financieele toestand sedert de oorlogsjaren
nog niet zoo somber is geweest als op dit
oogenblik, daar het jaar 1933 na alle toe
gepaste bezuiniging een tekort liet van
f. 86.000 en dat het jaar 1934 dit waar
schijnlijk met een bedrag van f. 200.000
zal verhoogen;
hebben besloten om, wanneer op 15
Februari de geldmiddelen niet beschik
baar zijn om het Indische werk te be
kostigen, (hiervoor zal nog f. 40.000 noo-
dig zijn) alleen dat bedrag te zenden, dat
zal zijn ingekomen;
wat tengevolge zal hebben, dat de sala
rissen van degenen, die in Nederland die
nen, en van de zendelingen en goeroes in
Ned.-Indlè (na de reeds toegepaste kor
tingen) slechts gedeeltelijk zullen worden
uitgekeerd en dat in de overige kosten
van het werk niet kan worden voorzien.
DS. J. TEN BRUGGENKATE t.CZN.
Ds. J. ten Bruggenkate L.Czn., Ned.-
Herv. predikant te 's-Hertogenbosch, is
voornemens met emeritaat te gaan.
Ds. Ten Bruggenkate werd 25 Aug. 1869
geboren en in 1893 candidaat in Friesland
om 12 Mei 1895 het predikambt te aan
vaarden te Lobith. Vandaar vertrok nij in
1899 naar Oostvoorne, welke standplaats
in 1901 met Herwen verwisseld werd. In
1907 ging hij naar Borculo. In 1910 deed
hfj zijn intrede te Terwolde, vanwaar hij
6 Dec. 1914 naar zijn tegenwoordige ge
meente vertrok. Ds. Ten Bruggenkate is
lid van het classicaal bestuur van Maas
tricht en praetor van den ring Maas
tricht.