Zware brand te Enschede - Huldiging zwemsters te Amsterdam OVERSTE SAXON 75<te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 12) ,.Nu dat heeft veel weg van *t Gro~ ningsch. Wij Groningers kunnen met onze taal tot in Denemarken terecht", voegde hij er niet zonder eenigen trots bij. „Je moet Edzke maar In alles als je vriend beschouwen. Je slaapt met hem in het vooronder. En nu aan de zeilen". Een uur later zaten ze weer met hun helden in de kajuit te eten. Edzke stond aan het roer. Saxon keek in den spiegel, die boven de soheepskist hing. Hij kon zichzelf nauwe lijks herkennen. „Nu zal geen Mof je voor iets anders houden dan voor een Groninger schippers knecht", meende de schipper. „Met de taal gaat het ook". Hij bekeek Saxon nauwkeu rig van het hoofd tot de voeten. „Ja, het loopen. Een beetje zwaaien, zoo van 't eene heen op 't ander, maar niet overdrijven. Zeebeenen. En vooral veel de handen in de gakken. In je eigen natuurlijk. Juist. Als er nu iemand is, die je voor een edelman uit scheldt, dan heb ik een onversneden blanke daalder verspeeld", besloot hij lachend. 's Morgens legde de tjalk aan de Elbe- oever te Maagdenburg aan. De huizen aan de kade en de vlsschers- hutten in de buurt waren ongedeerd geble ven. Ook de Sanderburgprbrug was ge spaard, maar dat was ook de eenige. Het was een stadsgedeelte dat op zichzelf stond. In de verte zag men zware muren, daarboven stak de Dom met zijn beide torens en het hooge achtergedeelte der kerk uit, een troosteloos gezicht, vooral voor hem, die de bloeiende hanzestad ln zijn gulden glorie had gekend. ,JOat is nu het verwoeste Maagden burg", zei de schipper. „Die zaak heeft wat stof opgejaagd in de wereld. Zelfs de dominé heeft er bij ons in de Martinikerk over gepreekt. Hier vechten ze nog tegen elkaar. Bij ons hebben we de Spanjaarden er al lang uitgejaagd. Ze zijn hier een beetje achterlijk. Een armzalige boel". Saxon knikte. „Straks zullen we beginnen te lossen. Eerst honderd mudden gerst. Langzaam aan. De meester zei dat u hier waarschijn lijk een week moet zijn. En voor jou, Wil lem, is het ook beter met het oog op het werk. Korendragen is ook een vak, dat ge leerd moet worden. Daar komt de kwar tiermeester om de papieren te contro leeren. „Leg de loopplank uit, jongens", klonk zijn bevel. Een oude luitenant-kwartiermeester, ge volgd door twee musketiers, kwam aan boord. „De Vrouw Margien uit Groningen onder Hollandsche vlag, Lading graan voor het garnizoen", meldde de schipper. „Komt u maar mede in de kajuit. Voorzichtig, stoot uw hoofd niet". De schlpi5er toonde chaite-partij en con nossement. „Uw monsterrol?" vroeg de kwartier meester. De gezagvoerder haalde het document te voorschijn. „Drie man aan boord", zei hij. „Kapitein Jan de Vries Dat ben ik". „Stuurman Edzke de Vries. Dat is mijn zoon". „Willem de Schipper, matroos. Dat is de andere man, die u gezien heeft". De kwartiermeester bekeek de monster rol zorgvuldig. „Niemand anders aan boord?" „Neen, luitenant". „Even onderzoeken". „Tot uw dienst". Hij gaf zijn soldaten order het schip te inspecteeren. Willem en Edzke wierpen de luiken open. Het vooronder werd nage keken. Er werd niemand gevonden, „Mag ik u een glas Schiedammer aan bieden, luitenant?" vroeg de schipper. Hij schonk twee glazen vol. Ze sloegen ze ach terover. „Op een been kan je niet loopen", meen de schipper, schonk weer de glazen vol. „Dat smaakt", oordeelde de luitenant. „Ik heb order alle schepen te onderzoeken. Het wemelt van spionnen". „Niets gevonden. Alles in orde" rappor teerde een der musketiers. De schipper schonk nog een glas in. „Alle goede dingenbestaan uit drieën", zei hij. De luitenant wisohte zijn snor af. Je kon zien, dat het zijn rooden neus goed deed. „Schrijf even uw adres op. Ik zal een paar kruiken bezorgen", zei kapitein De Vries en schonk weer in. „Een goed paard heeft vier pooten" ,,'t Zal mij aangenaam zijn", sprak de ander, sohreef zijn adres op, gaf den schip per vriendschappelijk de hand en zei: „Kapitein, als ik je van dienst kan zijn, kun je op mij rekenen". De formaliteiten waren vervuld. Daarna begonnen ze te lossen. De schip perszoon en de knecht droegen de zakken op hun schouder over de plank naar den wagen op de kade. Beurt om beurt sloegen ze den zak op. Musketiers en lansknechten, soldeniers van allerlei wapens stonden landerig toe te kijken op de kade. 't Werk valt me mee, dacht Saxon. Gelukkig dat ik een sterke kerel bent. Maar het was alsof de zak ken steeds zwaarder werden, zijn handen begonnen te branden en te barsten. Het zweet gutste hem langs het gelaat. Edzke hield den moed er in. „Langzaam aan", zei hij, „een schippersknecht heeft nooit haast aan wal". Een groote musketier vroeg: „Is zoo'n zak zwaar. Wat zat er in?" „Wintergerst, weegt honderd dertig pond?" antwoordde Edzke. De man nam den zak op en tilde hem in de hoogte met gestrekte armen. „Dat is geen kunst", zei de schippers zoon. ,Maar ik wed om een kruik bier, dat je alleen geen dertig zakken uit het schip op den wagen krijgt". „Ik neem de weddenschap aan". „Hoe heet je?" vroeg de schipper. „Wees maar niet bang. Ik zal niet uit knijpen, kwajongen. Mijn naam is Jens". „Ga je gang", zei Edzke, knipoogde ter sluiks tegen Saxon. Jens begon vol moed. Hij had moeite den zak op den schouder te krijgen, maar het gelukte en hij bracht hem veilig op den wagen. „Een goed begin", vuurde Edzke hem aan. „Maar ik geloof toch niet dat je het klaar speelt", en met een ernstig gezicht stond hij met zijn maait de handen in de zakken toe te kijken. Meer dan een half uur zwoegde de man. Eindelijk had hij den dertigsten zak op den wagen. „Wel bedankt, Jens", zei de jongen en gaf den soldaat de hand. „Je hebt je kruik bier eerlijk verdiend.". „Verrek", zei de krijgsman, wischte zich het zweet van 't gezicht. „Nog meer liefhebbers?" vroeg Edzke, maar niemand bood zich aan. „Nu weer wat anders", lachte de breede schippersjongen. „Wedden om een glas bier dat geen van jelui mij dit nadoet." Hij zette een zak op den grond, keek den strop na of die stevig zat, pakte den top van den zak met zijn tanden beet en wierp hem over zijn hoofd op den wagen. „Dat doe ik ook", zei een zware dragon der. pij zette zijn tanden in den top, hief den zak op. „Brr", rilde de oude veteraan. „Alleen van 't kijken krijg je kiespijn" De dragonder trachtte zijn last naar boven te werken. Eensklaps liet hij hem los. „Ik trek me zelf de kiezen uit den mond. Ik vertik het." „Nu jij, Willem. Laat hen zien wat wij schippers kunnen." „Top", zei hij Wat een ander kan. kan ik ook dacht hij. Hij had goed toe gekeken, steunde met zijn handen op zijn knieën, boog door, beet toe en slingerde met een forsch beweging den zak over den wagen. De zak barstte, een gedeelte van den inhoud vloog over de straat. „(Wordt vervolgd). DE BEKENDE ZWEMSTERS v.r.n.l. Willy dan Ouden, Rie Mastenbroek en Annie Timmermans ontvangen van den voorzitter van de zwemclub het „IJ" te Amsterdam de gouden IJ-medaille. EMIGRANTEN UIT HET1 SAARGEBIED komen Frankrijk TE BLOEMENDAAL werd de hockeywedstrijd B.D.H.C. binnen. De oontróle aan de Fransche grens. H.H.IJ. C. gespeeld. Valpartij tijdens den wedstrijd. EEN ZWARE MACHINE viel te Amsterdam, doordat een rails brak, om. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. DE NIEUWE WATERLEIDING TE OSS is officieel jn gebruik genomen. De heer Kipp, lid der Ged. Staten, draait de kraan open. Links de burge meester van Oss. Rechts burgemeester mr. van Lanschot van den Bosch. EEN FELLE BRAND WOEDDE TE ENSCHEDE in een garage en in een timmermanswerkplaats. Beide perceelen brandden geheel uit. Vijf autobussen en een personenauto werden een prooi der vlammen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5