Installatie burgemeester van Naarden - Nederl. paviljoen te Brussel OVERSTE SAXON 75*,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE INSTALLATIE VAN DEN NIEUWEN BURGE MEESTER VAN NAARDEN, DEN HEER J. E, BOD DEN 8 HOSANG. De hartelijke begroeting van den burge meester aan de grens der gemeente. DE BOUW VAN HET NEDERLANDSCHE PAVILJOEN OP DE WERELDTEN. TOONSTELLING TE BRUSSEL. Het opbouwen van het stalen geraamte. INFANTE BEATRICE EN PRINS TORLONIA zijn na hun huwelijk te Rome, te Londen aangekomen voor een bezoek aan de moeder der prinses, ex-koningin Ena van Spanje. EEN BRUG ZONDER KLINKNAGELS. Een geheel electrisch gelaschte stalen brug over de mijnspoorlijnen te North. LATE TERUGKEER UIT DEN WERELDOORLOG. De 47-jarige Holenetein, die in 1915 in het OostenrijkschHon- gaarsche leger diende, is uit Siberische gevangenschap terug gekeerd. Holenstein met zijn moeder. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 10) „Neen. Wel weet ik dat er in dat huis van de prinses groote familleschatten aan wezig geweest zijn, dat de Pappenheimers er overal naar hebben gezocht, maar dat ze niets gevonden hebben Mijn vriend heeft echter nimmer met mij dit punt aan geraakt." De overste zweeg. Waarom zou zijn vriend zijn opvolger niets hebben gezegd. Hij vertrouwde dezen dokter, maar er was goud, veel goud. „Overste", verbrak de meester de stilte. „U behoeft mij uw volkomen vertrouwen niet te schenken. Nu nog niet ten minste Het zal van zelf wel komen. Ik wil niet in uw geheimen dringen. Laat ik u liever iets van onzen gemeenschappelijken vriend vertellen. „We waren samen aan de academie, werkten samen als gevangen studenten in de kelders. Kent u dat leven?" „Neen", zei Saxon. „Ik heb aan een paar universiteiten gestudeerd, maar nooit als kelderstudent „Water, brood en boeken." „Later hebben we getracht goud te ma ken, zijn bijna samen in de lucht gevlogen. Daarna hebben we ons als heelmeesters gevestigd en samen gestreden tegen de heksenvervolgingen. Wij doktoren hebben bijna altijd vooruitstrevende denkbeelden. Wat we daarbij ondervonden hebben, was niet veel fraais. Wraak, nijd en geldzucht. Hij is getrouwd. Ik niet. Waarom, dat kan ik u gerust zeggen, We werden verliefd op dezelfde vrouw. Zij trouwde hem en dit is het buitengewone: het bracht geen ver wijdering. Zij was een lieve, verstandige vrouw Ze kreeg een dochter, blond met blauwe oogen, even als zij. De moeder stierf. Wij beiden hielden, geloof ik, even veel van dit bloeiende, onschuldige meisje Ze was in Maagdenburg toen de stad werd geplunderd. Wij kwamen te laat. Zij redde haar eer door uit doodsangst in een put te springen." De meester zweeg een oogen- blik. Toen vervolgde hij: „Wij zwoeren het meisje te zullen wre ken tot onzen dood. Hij heeft zijn eed ge houden en ik zal het ook doen. We hebben samen den bond opgericht. Het veemge recht geschoeid op de oude leest van de vorige eeuw." De overste kon in het half duister het gezicht van den dokter niet zien, maar hij hoorden de stem. Hij zocht de hand van den ander en drukte die stevig „Vergeef mij", zei hij, „als ik door mijn wantrouwen uw verdriet weer heb opge wekt, de oude wonden opengehaald heb." Hij aarzelde even. „Maar goud, veel goud is zoo'n groote verleider voor de meeste menschen. Ik zal u alles vertellen en geen geheimen meer voor u hebben, meester." „Overste, ik vraag niet naar uw gehei men. Indien u meent dat mijn hulp u van nut kan zijn, ben ik geheel tot uw dienst en kunt u op mij bouwen U be grijpt dat lk een vijand ben van Tilly en Pappenheim, die Maagdenburg hebben overgegeven aan de plunderende solda tesks. Wij zijn uw vrienden. Wij werken langzaam en in stilte. Maar wie langzaam gaat „Gaat zeker". „Juist. Aan geld hebben we geen be hoefte- Duizenden zijn gestolen en worden nog gestolen, geld, goud, kostbaarheden en mijn mannen nemen van de dieven. We geven bestolen menschen het hunne terug maar de meesten hebben het niet meer noodig. Wij voeren den kleinen oorlog, maar wij voeren hem op een gerechte wijze zullen hem voeren tot het bittere einde. U moet onze macht niet onderschatten. Wij vormen een klein leger, allen vastberaden mannen, allen getroffenen. Ontrouw en verraad bestaat bij ons niet. Ieder heeft een strenge proef achter den rug. Zelfs de kluizenaar, die u straks heeft gesproken, zal zijn leven voor u opofferen. En als de groote slag geslagen wordt, sta ik met een goed regiment aan uw zijde. De wonder dokter vroeg het u eens als een groote gunst. Ik vraag hetzelfde. Maar laten wij ons niet verdiepen in krijgsmuziek van de toekomst Het mag u nu wonderlijk schij nen, maar het is de zuivere waarheid. En als eens op uw tocht uw toestand hopeloos mag schijnen, geeft dan nooit den moed op. Vrienden zullen over u waken." „Ik geloof u", antwoordde de overste. „Ik zal u mijn volledig vertrouwen schen ken. Toen wij, de prinses en ik, gevlucht zijn, hebben we alle kostbaarheden begra ven. De koning van Zweden heeft geld noodig en de prinses beloofde hem alles voor de goede zaak. Ik ken de plaats waar de schat is geborgen! maar Maagdenburg is in handen van den vijand. Zou het mo gelijk zijn de kostbaarheden te lichten?" „Wij zullen he probeeren. Op onze hulp kunt u rekenen. De schippers van Maag denburg zijn onze vrienden. Wij zullen nu den maaltijd van onzen kluizenaar ver orberen en dan eenige uren rust nemen- Om vier uur heb ik paarden besteld om u naar de Oude Herberg van Rudolf te bren gen. Een ruiter heeft van loopen spoedig zijn bekomst. „Dat stem ik van ganscher harte toe", antwoordde Saxon. „Een goed paard onder je te voelen is een weelde. Een prachtig denkbeeld". „Overste", sprak de dokter. „Dit is voor mij zoo'n gelukkige dag, dat ik tweehon- derduizend daalders aan den koning van Zweden zal zenden op vooruitbetaling van de te vinden schatten en uit uw naam. Wie spoedig helpt, helpt dubbel. Neen, neen, geen dank. Het ls een voorschot uit onze bondskas. Als we de kostbaarheden vinden, mag u het geld er weer in storten, desnoods rente op rente, zooals de woekeraars zeg gen. Afgesproken?" „Afgesproken", antwoordde Saxon en gaf den meester de hand. „Ik wist wel", meende deze, „dat we spoedig goede vrienden zouden worden". HOOFDSTUK VUL Rustig als altijd lag de Oude Herberg van Rudolf aan de kruising der beide breede wagen in het woud, aan drie zijden omgeven door een bloeienden tuin, afge sloten door een hooge ligusterhaag. Rudolf zelf stond in de deur, een knecht, de hand vol kruiken voor zijn leeren schootsvel, bediende de gasten, die in de schaduw der oude boomen op het grasveld aan de voorzijde beveiliging hadden gë- zocht tegen de heete zon, die hoog aan den blauwen hemel stond. Een oude zwerver met grijzen baard en snor, een groote bril voor zijn bijziende oogen, achter zich een oude, grauwe hond met hangende staart, kwam langzaam aanslenteren, oververmoeid van een lan gen tocht. De herbergier keek met weinig belangstelling naar het tweetal. De hond wilde vooruitspringen. Koest, vriend", sprak de zwerver. „Koest. Ja, 't is Rudolf. Ik zie het wel, maar hou je kalm. Je moet er aan denken, dat je nu even goed een rol speelt als je baas. Juist, zoo is het goed". Ze kwamen bij de herberg. De zwerver ging op een bank zitten en riep: „Waard, bier als t u belieft". De waard knikte tegen een der knechten. Bij hem zou niemand het wagen iéts te bestellen als hij geen geld had. Hij was bekend in heel het Duitsche land van de Elbe tot den Oder. Hij trad op den zwerver toe. „Een heete zomer, vreemdeling. Een koele kruik bier is nu een der grootste gaven van den goeden God". Onderwijl nam hij den vreemdeling met zijn grijze oogen nauwkeurig op. „Je bent nog altijd een wijsgeer, Rudolf", sprak de zwerver met een sprankje ironie. Nauwelijks had hij dit gezegd of de ander sprong op van de plaats waar hij juist was gaan zitten (Wordt vervolgd), j NEDERLAND PAVS-BAS HET VERVAARDIGEN VAN DE GROOTE OVERSPANNING voor de Waalbrug bij Nijmegen, op -de terreinen van de N.V. Werkspoor te Utrecht. De boog heeft een lengte van 244 meter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5