De volksstemming in het Saargebied - Rijksiveer en OVERSTE SAXON 75®te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Vervoer der stembussen onder de scherpste bewaking der Nederlandsche mariniers. FEUILLETON. Onder de scherpste bewaking der Nederlandsche mariniers zijn Maandag de bussen, waarin zich. de door de Saarlanders ingeleverde stembriefjes bevonden, naar Saarbï ücken gebracht. De vrachtauto, waarmede de bussen gedurende een wilde sneeuwjacht werden vervoerd, was voorzien van een machinegeweer (links) bij het uitladen hadden de mariniers het geweer in den aanslag (midden) terwijl ook de bewaking van het station St. Ingbert door onze troepen (rechts) geschiedde op een wijze, waaruit bleek, dat elke poging om zich van de stembussen meester te maken, met de krachtigste middelen zou worden tegengegaan. Na 13 uur tellen. De uitslag wordt bekend gemaakt. De tellers der stemmen in .den Wartburg, die van 's avonds 5 tot 's morgens 6 uur telden, in lustelooze De Zweed Rhode deelt den uitslag der stemming, die een overweldigende meerderheid voor de aansluv* stemming des morgens na afloop der telling. ting van het Saargebied bij Duitschland opleverde, mede. RUKS'WEER EN S.S. De Rijksweerminister generaal von Blomberg bood een bieravond aan de hooge S.S.-leiders HET NIEUWE MUSEUM BOYMANS TE ROTTERDAM nadert zijn voltooiing. Jeug-. aan. V.l.n.r. generaal von Leeb, freiherr von Fritsch., Reichsführer der S.S. Himmler, generaal von Blomberg. dige werkloozen leggen den grooten museum-tuin aan. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 8) „Geen wonder", zei de jonge vrouw en ze keek den zanger met haar schitterende oogen aan, „dat u de menschen tot u trekt als de rattenvanger van Hameien". Toen stond de dokter op. „Vrienden", klonk zijn besluit, ,,'t was een prettige mid dag maar het is mijn tijd. Ik heb nog een stevige wandeling voor de borst. Ik ga". „Ik ook", sprak de mooie vrouw. „Ik ben reeds veel te laat". „En ik", zei de zwerver. „Ik ben weer de gelukkigste van ons drieën. Ik vlei me neër op het zachte mos, blijf liggen en rust uit". De dokter nam afscheid. „Dank u, beste vriend", klonk de wensch van den zanger, „dat ik u spoedig weer mag ontmoeten en in dezelfde gelukkige omstandigheden". „Hoe durft u zich alleen zoover van de menschen wagen in dit eenzame woud?" vroeg de zanger, toen ze met hun beiden waren achter gebleven. Ze lachte minachtend. „Ik kan best op me zelf passen. Ik woon in een huisje bij den Zwarten Arend". „Dat is toch een heel eind van hier". „Ja, maai' ik ken het geheele woud. Overal zijn schuilplaatsen. Nooit is mij iets ernstigs overkomen. Dit is mijn eerste groote avontuur en het zal ook goed af- loopen", „Daarop kunt u vertrouwen. Maar waar om zou u weggaan. De zon schijnt heet op de landen, hier is het koel Zacht ritselt de wind door de bladeren. De vogels zingen en fluiten boven onze hoofden. Anders is alles stil en niemand zal ons storen. Alleen in het woud. Wij beiden alleen". „Neen", zei ze. „Ik moet gaan. Ik heb andere plichten. Al is u oud, uw hart schijnt jong". „Is dat een groot geluk?" antwoordde hij. „Oudere mannen zijn beter te vertrou wen, heeft u zelf gezegd". Ze bloosde. „Ja. En toch. Waarom? Hij weet het niet. Waarom hij haar verliet". „Vrouwen zijn veranderlijk. Een oude waarheid", zuchtte de zwerver. „Vaarwel". „Vaarwel of tot weerziens". Hij keerde haar den rug toe, strekte zich uit op het mos. het hoofd op den arm en sliep. De hond ging naast zijn meester liggen. Eenige minuten later keek hij spiedend om zich heen en begaf zich eveneens op pad. HOOFDSTUK VI. De avond begon te vallen. Op den top van een hoogen heuvel, te midden van wild struikgewas, lag een man op den rug naar den hemel te staren. Langzamerhand verflauwden de omtrek ken der boomen en de groen begroeide stukken van een brokstuk bouwvalligen muur. Boven hem begonnen de sterren te fonkelen. Venus, de Groote Beer, de Kleine Beer en van het zuidwesten naar het noordoos ten de sterrenbeelden de Schutter, de Zwaan, Cassiopeia. Perseus en de Wagen man, waar doorheen tal van lichtende sterren, groot en klein, de Melkweg. Dan ziet hij Mars ver in het Oosten. Mars: en zijn gedachten keeren terug tot den koning van Zweden. Gustaaf Adolf was werkelijk met zijn geheele krijgsmacht opgetrokken naar Berlijn. Hij stelde het leger in slag orde en liet de stukken zoo plaatsen, dat ze de stad bestreken. Door een trompetter liet hij melden dat men de poorten moest openen. Gebeurde dit niet, dan zou er een rechtmatige verontschuldiging zijn voor bestorming, plundering en bloedver gieten 1). De koning had er bij gevoegd, dat hij door zijn zwager niet slechter behandeld wenschte te worden dan de keizerlijken. Er ontstond groote schrik in de stad. Het dreigement had geholpen. De poorten gin gen open. De keurvorst teekende een ver drag. waarin hij afstand deed van Span- dau, van Küstrin en bovendien beloofde, maandelijks 30.000 daalders te betalen voor onderhoud van het Zweedsche leger. 's Avonds werd buiten tafel gehouden. De beide vorsten waren aanwezig. Een groot feest volgde. De bloem van den Berlijn- schen adel met hun dames verscheen. Maar de mooiste van allen was Marion ge weest. Zij was de verwezenlijking van den schoonsten droom, die een man ooit zou kunnen droomen. Nooit had hij gedacht dat een vrouw zoo op een bovenaardsche verschijning zou kunnen gelijken als Ma rion in haar feestkleed, een gedicht van lichtgrijze zijde en zilveren kant, eng om sluitend haar sierlijke, slanke gestalte, een prinses uit een sprookje. Edelen en officieren, de tee gezochte courtiers van het hof van den keurvorst, nadden haar vol bewondering aangestaard, maar zij had die vurige blikken niet be merkt en alleen oogen voor hem gehad. Hij had het gezien, maar hij begreep het niet. Alleen met den koning van Zweden had ze een kleine wandeling gemaakt. Alsof Zijne Majesteit, die dezen avond heel vroo- lijk was en alle zorgen op zij gezet scheen te hebben, aan het hof wilde toonen hoe hoog ze stond in zijn achting. Generaal Banner was achter gebleven om hem dien korten tijd gezelschap te houden. Hij had hem op den schouder ge slagen en gezegd: „Gelukkige kerel zoo'n vrouw te verove ren. Als ik naar de prinses kijk, voel ik me weer twintig". „Alsof Uwe Excellentie een grijsaard is", had hij geantwoord, maar de nog jeugdige generaal had lachend een afwerende be weging gemaakt. ,,Als ik in jou positie verkeerde, zou ik gaarne je plaats innemen. Voor onze hei lige zaak wel te verstaan. Kerel, ik weet, dat het een groot waagstuk is wat je gaat ondernemen. Als het misloopt, kunnen we je niet helpen, dat weet je, maar onze ge dachten zullen je volgen op je avontuur lijke reis. Jij bent de eenige, wien het kan gelukken. Als we nauwkeurige inlichtingen krijgen, kunnen we de keizerlijken mis schien te pakken krijgen. Anders zijn onze kansen tegen Tilly, gesteund door Pappen- heim, zeer twijfelachtig. Maar daar komen ze terug. Verder veel genoegen en een ge lukkigen tocht". „Ik zal mijn best doen, generaal. Ik heb wel voor heeter vuren gestaan". Toen had Marion hem in den arm ge nomen en ze hadden gedanst, gelachen en pret gemaakt tot twee uur in den morgen. Op dat uur had de koning van Zweden af scheid genomen en was naar Feyenwald vertrokken om scheep te gaan en den Oder af te zakken naar Stettin. Voor hij optrok tegen Tilly moest eerst heel Pommeren en Mecklenburg in zijn macht zijn om een mogelijken terugtocht te verzekeren. Zijn sneeuwploeg het leger van generaal Ake Tod moest het land schoon vegen van vijanden. Marion en hij waren in haar karos naar Berlijn terug gereden. Onbekommerd om haar palfreniers, had ze zich in zijn armen gevleid en met zachte trillende stem gezegd „Lieveling. Wat zijn we dom geweest, als ik er aan denk, dat we altijd bij elkaar hadden kunnen zijn en dat ik het ben ge weest die je aangemoedigd heb om je weer in al die gevaren te begeven, dat je mis schien niet weer bij mij terugkomt, dat de mogelijkheid bestaatWaarom zijn we niet bij elkaar gebleven wij beiden al leen. Wat kunnen andere menschen ons eigenlijk schelen". „Maar liefste", was hij haar in de rede gevallen. „We mogen toch niet zoo zelf zuchtig zijn. We hebben den koning be loofd hem te helpen met onze beste krach ten. We konden hem niet in den steek laten. Een lafaard zou je nooit kunnen be minnen. Je vader was ook een dappere krijgsman. En ik wil, dat mijn prinsesje trotsch op mij zal zijn". „Kan ik niet met je meegaan? Ik zou zoo graag je gevaren deelen. Als ik bij je was zou mijn verdriet niet half zoo groot zijn". „Heb geen zorg, ik zal mij er best door heen slaan". 1) Rikskansleren Axel Oxenstierna's Skrifter. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5