Indrukken uit het Saargebied. IsM Hl 758le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 Januari 1935 Derde Blad No. 22946 Er heerscht gespannen rust. Wy x/ PUROL KUNST EN LETTEREN. Van en over Plankenland. teMlHl -MÜÜ j >1 - -©?. a - O (Van onzen speclalen correspondent). Saarbrücken, 10 Jan. Volgens den Franschen filosoof Bergson lacht de mensch wanneer hij een wanver houding tusschen de werkelijkheid en zijn voorstelling daarvan vaststelt. Vandaar dat ik aan mijn aankomst te Saarbrücken een onweerstaanbare komi sche herinnering behouden zal. De stem ming staat nu al maandenlang in 't cen trum van de belangstelling der wereld. Lang genoeg in dezen snellen tijd om een legende te doen ontstaan. Wie alle dag- bladberichten nauwkeurig gevolgd heeft moet zich of hij wil of niet den indruk vormen van een ongewone opeenhooping van massa's. Het normale inwonertal van Saarbrücken is 130.000 en volgens schat ting zijn er daar dezer dagen een 30.000 bij gekomen. Reeds geruimen tijd stroo men de stemgerechtigde Saarlanders uit alle deelen van de wereld naar hun vader land toe. Voeg daarbij de troepen met hun officieren, de ambtenaren, de commissies met hun personeel, de neutrale voorzitters van de stembureaux, de dagbladschrijvers en de fotografen en men behoeft geen fantast te zijn om zich een voorstelling te maken van het bont gewemel van de tjok volle straten, verlevendigd door de bonte uniformen en een koortsig bedrijf. In wer kelijkheid bemerkt de bezoeker die Saar brücken met gespannen verwachting be treedt niets van dit alles. I Ik kwam vanmorgen aan met een trein, die maar zeer matig bezet was en vond een flinke provinciestad, welke een volko men normaal aanzien bood. Geen troepen en geen polltie-vertoon. Géén volksmenigte en geen samenscholin gen. Kortom wat ook maar eenigermate op een zenuwachtigen toestand kon wij zen. In het hotel waar mijn kamer gere serveerd was, heerschte geen bijzondere drukte. In de groote restaurants in het centrum der stad waar ik het middagmaal ge bruikte, vond ik maar een bescheiden aantal tafels bezet. Het betreden van het Saargebied gaf geeneriei moeite. Men heeft bericht, dat een strenge controle op den toevoer van vreemdelingen uitgeoefend zou worden en dat strenge orders gegeven waren niemand zonder visum toe te laten. Ik kan verze keren, dat noch aan het grensstation For- bach, noch te Saarbrücken zelf iemand zich om mijn paspoort of visum heeft be kommerd. Zonder eenig toezicht of formaliteiten heb ik mijn reisdoel bereikt. Wanneer men zich op een ongewone levendigheid of een abnormale levendigheid heeft voorbereid en men bevindt zich plotseling te midden van dit gewone schijnbaar kalme leven, gevoelt men zich in zekeren zin tekort ge daan en in elk geval kan men hier spre ken van een komische teleurstelling. De toestand, waarin ik de stad aantrof bewijst overigens, dat de Saarregeering in samenwerking met de commandanten van de vereenigde troepenafdeeling een reeks nuttige en afdoende maatregelen heeft ge troffen, waarmee ze tenminste op dit oogenblik nog alle stroomingen en tegen- stroomingen beheerscht. Het is verboden op eenige wijze aan den openbaren weg van zijn gezindheid te doen blijken. Men ziet dan ook nergens vlaggen, uniformen of opvallende kentee- kenen. Alleen op de daarvoor bestemde plaatsen mogen proclamaties en affiches worden aangeplakt. Hiervoor ziet men dan 5 of 6 menschen staan meest zwijgend en van oploopen of openbare discussies is geen sprake. Het viagverbod strekt zich ook uit tot de étalages van de winkels. Om te doen weten, dat zij zwart-wit-rood en haken kruisendoek in voorraad hebben, maken zij gebruik van witte papieren vlaggetjes, ■Waarop de namen der kleuren en sym bolen met inkt geschreven staan. In een groot kleedingmagazijn zag ik een jeugd- optocht was wassen poppen uitgestald, alle hadden vlaggestokken zonder vlaggen in de hand. Ik heb ook een paar waren huizen bezocht en daar gezien hoe er een vrij levendige handel bestaat in nationale emblemen, vlaggen en vanen in alle for maten en grootten, lampions, electrische lampen en vetpotjes met hakenkruizen. Ik heb den verkoop in deze afdeelingen geruimen tijd gadegeslagen en bemerkt, dat de koopers vrijwel uitsluitend beston den uit vrouwen van de gegoede burger klasse. Van een zenuwachtige drukte was echter daar ook niets te bespeuren. Die rust is natuurlijk uiterlijk, maar er be staat niettemin een psychologische verkla ring voor. Altijd na een periode van groote agita tie en kort voordat een definitieve beslis sing moet vallen, neemt men eenige da gen van inzinking waar. De partijen, wel ke tegenover elkaar staan, hebben reeds weken lang al hun argumenten in het ge ding gebracht. Alle mogelijke en onmoge lijke middelen werden gebruikt en de pro pagandisten, die in eindelooze herhalingen vervallen gevoelen steeds duidelijker dat zij geen invloed meer op de kiezers uit oefenen. Hun fraaiste leuzen pakken niet meer, omdat het volk moe van alle woorden is geworden, maar ook omdat de positie vrij wel vaststaat. Zij, die van plan zijn voor den terugkeer naar Duitschland te stemmen doen dat van een verworven zekerheid uit en het is moeilijk denkbaar dat zij plotseling tusschen nu en Zondag van standpunt zullen veranderen. Trouwens het zijn niet de verkiezings- redenaars, die in laatste en in hoogste in stantie den doorslag geven. Lavai's onder houd met den Paus is in deze kwestie van oneindig grooter gewicht geweest dan honderd hoofdartikelen. Het feit, dat deze bespreking 40 minuten langer geduurd heeft dan den protocolairen tijd en vrij wel geheel aan de Saarkwestie gewijd was, heeft in het trouw katholieke Saargebied een diepen indruk gemaakt. Een indruk, welke nog versterkt wordt door een offi- cieele mededeeling van de Osservatore Ro mano", dat mgr. Panico opdracht heeft gekregen een pauselijke vermaning over te brengen aan de bisschoppen van Spiers en Trier, wegens hun pro-Hitieriaansche ver klaringen, welke in strijd zijn met de ab solute neutraliteit, welke Rome wenscht te handhaven. Hierdoor is plotseling het probleem verinnerlijkt. De kwestie van „terug naar Duitschland" wordt meer en meer uitgevochten in het katholieke ge deelte van de kiezers. Deze nieuwe phase draagt er vanzelf toe bij om dien indruk van rust en bezin ning, welke de stad thans tijdelijk geeft, te versterken. Alleen moet men op deze kalmte niet al te vast bouwen. De gemoederen zijn links en rechts zoo prikkelbaar, dat een geringe aanleiding toch nog altijd tot een plotse linge uitbarsting kan leiden. De journa listen, hier aanwezig, hebben allen het ge voel of zij daarop zitten te wachten, want als de stad zóó gewoon en ingetogen blijft, als zij heden was valt er waarlijk niet veel boeiends te vermelden. Men vermoedt en voelt telkens even ge vaarlijke spanningen, maar zoolang zij niet tot uitbarsting komen, bieden zij weinig stof. RECLAME. 4556 i ^Gesprongen mjj/7 handen Vectocucfvb -e+x, g&ruee&t Doos 30 en 60ct. Bij Apoth. en Drogisten, j BOEKBESPREKING. Heeren, Knechten en Vrouwen, de geschiedenis van 'n Amsterdamsche Regentenfamilie in de jaren 1778 tot 1815. Oorspronkelijke roman door Jo van Ammers—Küller. Bandont werp van Rie Cramer. Uitgegeven door J. M. Meulenhoff Amsterdam, in het jaar 1934. Het is moeilijk in kort bestek een zuiver beeld te geven van het laatste boek van deze zoo graag gelezen schrijfster, een boek dat enkele maanden na zijn verschijning reeds een 3e druk beleeft en dat in menig opzicht knap geschreven is. Het werk ge tuigt van veel studie en arbeid, van veel snuffelen en speuren in oude dagboeken en archieven en wij krijgen dan ook gede tailleerd uitgesponnen het leven, de ge woonten en gebruiken bij huwelijk en over lijden, de kleederdrachten en tafelmanie ren, de verhouding tusschen ouders en kin deren enz. enz. van deftige Amsterdam mers in de Jaren 1778 tot 1815, den glorie tijd van Amsterdam, dat, geregeerd door zijn al-machtige kooplieden, de Staten en den Prins van Oranje het hoofd dorst te bieden. Een tijd ook waarin het woord „democratie" ontstond, waarin Rousseau gelezen werd, waarin het slaafsche volk dat nog gebukt ging onder de tirannie van zijn regenten voor het eerst het hoofd dorst op te heffen en begon zich zelf bewust te wor den. In deze rijke periode van machtswel lust en overdaad bedoelt de schrijfster ons te schilderen den bloei en den ondergang van het geslacht der Tavelincks, van vader op zoon burgemeester van Amsterdam. Wat wij op dit boek in de eerste plaats tegen hebben is, dat de geschiedkundige achtergrond veel te zwaar is en te massief, waartegen de „fantasie" zooals de schrijf ster het verhaal in haar naschrift noemt (waarmee zij dan zeggen wil dat de ge schiedenis niet waar gebeurd is), zwak en weinig uitgewerkt afsteekt. Het geschied kundige deel benadert een goed en hier en daar smakelijk geschreven geschiedenis boek, maar daarvoor neemt men toch geen roman ter hand! Wat de personen in het boek betreffen, zij leven niet, het zijn marionetten, die geduldig luisteren naar de touwtjes waaraan de schrijfster trekt, zij zijn niet bezield door eenige spanning of intense beroeringhet zijn typen ieder voor zich, maar geen karakteruitbeeldingen. Dit geldt dan voor de Heeren en Vrouwen, want op de karakters der Knechten, waar aan van de 34 hoofdstukken er 6 gewijd zijn, gaat de schrijfster heelemaal niet dieper in. Het komt ons zelfs voor, dat zij machteloos staat tegenover het moeten uitbeelden van innerlijke conflicten bij alles wat het eigenlijke volk raakt. Dit is een teleurstelling, want de titel beloofde iets anders. De volgorde „Heeren, Knechten en Vrouwen" duidt op een opzettelijk geko zen volgorde; zoodra men die verandert, bijvoorbeeld: Heeren, Vrouwen en Knech ten, is er een andere beteekenis aan te hechten en een beteekenis, die meer in overeenstemming zou zijn geweest met den geest van den tijd waarin dit verhaal zich afspeelt, een tijd waarin al wat dienstbaar was, zeker verre achterstond bij de Vrou wen hunner meesters. Als wij niettegenstaande veie zwakke plekken, saaiheid en den overdaad van stu diemateriaal die op den lezer afgeschoven wordt, het boek toch knap geschreven vin den, dan is dat omdat de schrijfster haar vak zoo door en door verstaat. Het boek is goed samengesteld, heeft hier en daar ook wel korte momenten die treffen en even vasthouden, maar „oorspronkelijk" is het niet en „literatuur" is het ook niet; het is een leesbare roman, die door een groot deel van het publiek veel gelezen zal worden, maar waarvan dan ook niets zal blijven hangen. Dit boek is het eerste van een trilogie, waarvan het tweede deel „De Sans-Culot- ten" zal heeten. Dorp aan de Rivier door Anton Coolen. Uitgegeven door Nijgh en van Ditmar N.V., Rotterdam. 1934, Anton Coolen geeft ons ditmaal zuivere romantiek. Hoofdfiguur uit zijn boek is Dr. Tjerk van Taeke, een man, die alle oerbegrippen van goed en kwaad en van lichamelijke sterkte in zich vereenigt en die op traditioneele wijze, teeder en bescher mend en een beetje herablassend zijn vrouw bemint. Die zijn jongens als wilde mannen grootbrengt, zooals men zich kan voorstellen hoe de oude Germanen hun kinderen opvoedden, wanneer men in belde gevallen het woord opvoeden zou mogen gebruiken! Dr. van Taeke schrikt er zelf even van als hij op een keer tegen zijn jongens zegt: „wordt goede heidenen", maar hij beseft niet hoezeer zijn kinderen in hun sportiviteit, hun ongebreideldheid, in hun brutalen durf ook, reeds ware hei denen zijn. Rond dezen dokter, die als ge neesheer een voorbeeld van menschlie- vendheid is, leven zijn patiënten, de ver schillende dorpsbewoners waarmede hij in aanraking komt, Brabantsche typen allen, scherp geteekend. Coolen is daar sterk in. Hij kent het Brabantsche land door en door en zijn bewoners goed, hun deugden en hun streken, hij beschrijft het alles even liefdevol, raak en met humor. Doch de romantiek overweegt in dit boek: in de begrafenis van de doktersvrouw, in de gru welen van den vervloekten molen, in de operatie die de dokter zelf ondergaat en in zijn tocht over het kruiende ijs van de Maas, als de nonnetjes uit het klooster op den oever verkleumd voor zijn behouden terugkomst bidden, ook in het grappige verhaalte hoe Cis den Doove, de strooper, in handen van de marechaussees valt! En dat is jammer, want het strakke en be- heerschte in Coolen's styl, elders een ken merk van zijn talent, verwateren in dit boek. Hij vervalt in herhalingen die eento nig worden, bladzijden lang, niets dan woorden en nog eens woorden, die een ge beurtenis in moeten leiden. Het geheele boek doet aan een vertraagde film den ken, heeft hier en daar ook dat yle, zwe vende, dat de bewegingen van zoo'n film kenmerkt en wij houden meer van Coolen, wanneer hij met zijn beide voeten stevig op zijn geliefden Brabantschen grond staat Niettegenstaande deze opmerkingen blijft ieder boek van den schrijver Anton Coo len waard gelezen te worden. Het bandontwerp en de knappe teeke- ningen zijn van Hendrik Wiegersma. Tel-Aviv, Palestina-roman door A. Wissotzky. Uitgegeven bij W. J. Thieme en Co. Zutphen 1934. Hier is een roman over Het leven en de moeilijkheden van de in de laatste 14 jaren uit alle deelen der wereld naar Palestina uitgeweken Joden. Zij komen daar aan. de meesten als armzalige emigranten zonder bezittingen, om te trachten 'n nieuw leven op te bouwen in het oude land. het land van hun voorvaderen, waarvan zij den grond als hun rechtmatige erfenis be schouwen. Het is een hard en haast troos teloos bestaan voor deze pioniers, die in tenten of houten loodsen moeten leven. Zij leggen wegen aan: dat wil zeggen, dat er rotsblokken stuk geslagen worden, in groo- tere en kleinere blokken de vrouwen hakken gruis in den brandenden zon, dag in dag uit wordt er gehakt en lang zaam ontstaat de geplaveide weg, midden door de zandwoestijn. Dan is er geen geld meer; het werk moet gestaakt en zij hok ken bijeen in hun armzalige behuizing; Er zijn daar werkloozen, niet enkelen, maar honderden. Soms treedt er een in dienst van een Arabier, eigenaar van een sinaas appelplantage. maar bijna nooit, want Arabische werkkrachten leven goedkooper en kunnen meer presteeren. Tusschen dat alles in is er de politieke beroering, de eeuwige strijd tusschen Arabieren en Joden, de moorden en kloppartijen, het communisme ook, door Russische broeders geimporteerd en ook de samenhang en het innige familieleven. Velen keeren terug of trekken naar Zuid-Amerika, ais het leven hun in Palestina te bar wordt, anderen blijven, zullen zij overwinnen? Het schijnt intusschen een feit te zijn, dat thans land bouw en vruchtenteelt met succes uitge oefend worden en dat Tel-Aviv 'n bloeiende handelsstad is. In ieder geval is dit objectief aandoende beeld van de ontwikkeling der Joodsche kolonisatie in Palestina zeer interessant, jammer, dat het boek in de vertaling van Dr. B. Raptschinsky, zoo stroef leest. Menschen onder Schijnwerpers door Leo Ott. Uitgegeven bij de N.V. Uitgevers Maatschappij C. A. J. van Dishoek Bussum 1934. Deze geschiedenis begint met het aan plakbiljet van een variété theater, het programma, dat 1 November aanvangt ea ze eindigt met het volgende programma bestemd voor 15 November. Menschen on der Schijnwerpers zijn de variété-arties ten, die veertien dagen achtereen met hetzelfde programma, in hetzelfde theater in dezelfde stad optreden. Wij beleven de aankomst der verschillende artiesten per trein, per boot, per auto, met al den rom mel en het geharrewar van toestellen, ba gage en de leeuwen voor het groote leeu wennummer. De eerste repetitie, de wen ken voor muziek en lichteffecten, het in- deelen der kleedkamers, het gemopper over de plaatsing op het programma, het draven van den onvermoeiden tooneel- meester, die aan alles denken moet, alles weet en alles onthoudt, de duvelstoejager en vraagbaak van iedereen, die straks grijnzend de procenten opsteekt van de armoedige pensions die hij de artiesten recommandeert. Veertien dagen lang le ven wij mede in heel het roezige bedrijf van een dergelijk theater. Bij de cassière en den iichtmachinist, bij den stoker eri bij het orkest, bij de tooneelknechts en bij de directie, in de kleedkamers, vóór iedere voorstelling en na iedere voorstelling, bij de artiesten thuis.Al de „ins and outs" van dit bohèmeleven, dat zijn zeer speciale kanten heeft, worden hier blootgelegd en het strekt den schrijver tot eer niet alleen vakkundig, maar ook zeer mensch- kundig. Zonder valsche sentimentaliteit beschrijft hij ons den aanval van den on- betrouwbaren leeuw Sultan op zijn domp- teuse; de uitvoering van een nieuwen truc door den jongleur, van welks slagen zijn wereldreputatie zal afhangen; de stille amourette tusschen den muzikalen clown en „het draadnummer" en het dramati sche conflict tusschen de vier acrobaten, de Caspadinis. Er ontgaat ons niets in dit theater, zelfs niet de tragiek in het leven van den ouden directeur Rothenstein en zijn doodsangst voor leeuwen. Ott is een suggestief schrijver, die zijn onderwerp volkomen beheerscht. Sommige nummers beschrijft hij ons in hun uitvoering eenige malen, zonder dat 't ons ook maar eenigs- zins verveelt, hoewel wij weten wat er ko men gaat. Integendeel, de spanning is iedere keer nieuw en groot; wij kunnen dit knappe, met zooveel hartelijk senti ment geschreven boek een ieder aanbe velen. Semmelweis de Redder der Moe ders, het Levenswerk van een Dokter, door Th MalaÖe. Verta ling van M. L. van Hasselt. Uit gegeven door W. J. Thieme en Co. Zutphen 1934. Vroeger hebben wij in dit blad het be langwekkende boek van Paul de Kruyf be sproken, die in „Strijders voor het Leven" professor Semmelweis als menschenredder gekwalificeerd heeft. Th. Malade wijdt thans een geheel boek aan het leven vol moeilijkheden en strijd van dezen Hon- gaarschen medicus. Hij toch is de bestrij der der kraamvrouwenkoorts geweest, meer dan dat, hij vond de oorzaak van deze vreeselijke ziekte, die nog aan het einde der vorige eeuw zoo'n groot percen tage gezonde, jonge vrouwen ten grave sleepte. Merkwaardig beeld van alle tij den is wel de tegenwerking, zoowel van collega's als van hoogerhand, die Semmel weis bij zijn pogingen tot verbetering van de hygiëne in ziekenhuizen en klinieken heeft ondervonden, vooral toen hij meende met het eenvoudige voorschrift van een grondige desinfectatie van instrumenten en handen vóór het onderzoek van een patiënte, de afschuwelijke infectie te kun nen bestrijden. Eerst vele jaren later heeft men hem gelijk gegeven. Hij heeft echter zelf niet mogen beleven hoe de geheele medische wereld tenslotte zijn inzicht deelde. Een vreeselijke dood nam dezen menschlievenden arts, verbitterd en ver eenzaamd en op 't laatst volslagen krank zinnig, te vroeg weg. Op zijn geboortehuis in Budapest prijkt thans het opschrift: „aan den redder der menschheid". De stijl van dit boek is niet zeer fraai en de vertaling is daaraan waarschijnlijk ook niet vreemd, maar het is een loflijke daad geweest, het leven van dezen waar- devollen mensch onder de oogen van het publiek te brengen. o MEVR. FAASSEN—BRAAKENSIEK 60 JAAR. Een oud-gediende feitelijk mag men daarvan op het tooneel niet spreken! is heden 60 jaar geworden: mevrouw Faassen—Braakensiek. Of in Leiden zich velen haar nog zullen herinneren, be twijfelen we. Zij werd als het ware op het tooneel geboren. Haar vader was souffleur en zag zijn dochtertje wat graag zich thuis voelen in deze wereld van schmink! Reeds als meisje van 5 jaar speelde zij in Paljas. Willem van Zuylen, mevr. Saalborn—de Groot, mevr. MannBouwmeester en mevr. Ellenberger waren haar groote voor beelden en deze figuren lieten niet na op het ontvankelijke kind diepen indruk te maken. En toen zij zestien was, stond zij op de planken in het oude salon des variëté's bij Kreukniet en Poolman. De Doofpot kwam en met de Doofpot het groote succes voor Mien Braakensiek. Dit stuk, dat meer dan 250 opvoeringen haalde, was ook de aanleiding voor haar huwelijk met Lex Faassen, die zij daar leerde kennen en met wie zij in 1894 trouwde. De mooiste tijd echter kwam bij de Nederlandsche Tooneelvereeniglng, waaraan zij 16 jaar verbonden bleef. Het tooneel bloeide hoog op en Mien Faassen vond in de Heijermansstukken de gelegen heid zich in vollen omvang aan haar werk te geven. In „Beschuit, met muisjes" speel de zij de dienstmeid, in „Op Hoop van Zegen", Clementine Bos, in „De Meid" de kruiersvrouw, terwijl zij in allerlei oudere stukken grootere en kleinere rollen ver vulde. Na 1911, in het jaar, dat haar echtge noot stierf, raakte zij ambulant en sinds dien is zij op den achtergrond gekomen, al speelt zij nog wel. Bij het thans ont bonden gezelschap Bouber speelde zij de vrouw in „De Ploert", Blonde Greet in „Jantjes II" en in „Jantjes I" tante Piet. Voorts speelde zij bij Saalborn juffrouw v. d. Kooy in „Tropenadel", terwijl zij regelmatig medewerkt in het gezelschap van Jan Nooy. JOHAN BUZIAU 40 JAAR OP DE PLANKEN. ONZE GROOTSTE CLOWN-KOMIEK. Eerstdaags zal het 40 jaar geleden zijn dat Johan Buziau voor het eerst de plan ken betrad. Johan Buziau. Wie in ons land kent den held der revue niet of heeft nooit van hem gehoord? Hc' zullen er maar heel weinigen zijn! En zijn reputatie heeft hij eerlijk ver worven: zonder eenigen twijfel is Buzia Nederlandsch grootste clown-komiek, di zich kan meter, met een Grock en o. i. de Fratellini's verre overtreft. Hij geniet dan ook een wereldreputatie. Hij heeft door scherpe observatie zijn publiek door en door leeren kennen; hij weet door één simpel grimas, door één enkel gebaar, soms door één enkel woord een heele zaal te doen daveren van den lach. Wie kan zoolang het tooneel vullen door te zwijgen? Meestal zijn deze zwijgende scènes zelfs de krachtigste.... Hoeveel ware, onvervalschte humor, hoeveel brullende lachsalvo's heeft de a.s. jubilaris geschonken en veroorzaakt? Heele zalen lagen soms in een lachstuip, waar uit velen haast niet konden bijkomen. Doch hoe vaak bracht hij in al die gijn niet plotseling een ernstige noot, die te feller schrijnde door het scherpe contrast? Hij is de geboren humorist van groot- sc.he allure, die nimmer zijn kracht zoekt in het banale; steeds blijft hij „op peil" en telkens weet hij zich te vernieuwen en te verjongen, trots het stijgen der jaren. Johan Buziau stamt uit een artisten- familie; hij werd geboren te Den Haag en gevoelde zich reeds als kleine jongen tot het tooneel aangetrokken. Zijn moeder was een liederen-zangeres van internatio nale vermaardheid en zijn vader was een bekend musicus. Daar de jonge Johan al vroeg een groot muzikaal talent bezat en heel aardig viool speelde, wilde zijn vader hem naar een muziekschool zenden. Johan verzette zich echter hiertegen; hij wilde, wanneer hij van school kwam, veel liever naar een tooneelschool, doch daarvan is niets ge komen. Reeds tijdens de schooljaren was het Buziau, die voor de vroolijke avondjes moest zorgen. Dan trad hij op als tooneel- directeur, regisseur, souffleur en acteur. I De jeugd mocht al vroeg genieten van Buziau's geestig spel, voorgedragen op eenige wankele eierkisten! Buziau kwam het eerst met „het too neel" in aanraking, toen hij als 15-jarige knaap programma-jongen werd in „Arena" en vervoleens in het theater „De Vereeni- ging" te Amsterdam. In zijn vrijen tijd ging hij aan het knutselen; hij maakte zijn eigen muziekinstrumenten en eigen l decors. 1 Toen hij wat ouder was, kwam hij bij Frits van Haarlem, toentertijd het grootste variëté-gezelschap in Nederland en na dien trad hij op in de grootste lokalen in het buitenland. Bij Frits van Haarlem begon Buziau's tooneelsucces; vooral in zijn goochelparodie werd hij bewonderd om zijn geestigheid en scherp vernuft. In de nieuwe revue „Met vlag en wimpel" herinnert hij in een welgeslaagde scène aan zijn prof. „Kirikl". Door dit succes aangemoedigd, ondernam hij een tournée door Europa en kwam zelfs in Tunis. Later werkte hij ook met andere num mers, waarmede hij wederom in alle groote Europeesche variëtézalen optrad. Het uitbreken van den wereldoorlog maakte echter een plotseling eind aan Buziau's buitenlandsche reizen. Hij keerde terug naar Nederland, waar Henri ter Halle hem engageerde om mee te spelen In zijn revue's, welk engagement door Buziau dadelijk werd geaccepteerd, om dat hij een groote sympathie had voor het revuetooneel. Bij Ter Hall bleek Buziau volkomen op zijn plaats te zijn. En sindsdien heeft hij, trots zeer aan lokkelijke aanbiedingen, vooral uit Enge land, ons land niet meer verlaten. Hij ls gebleven onze „revue-koning" par droit de naissance et par droit de conquëte! Zijn eigen scènes ontwerpt hij vrijwel geheel alleen en worden ook door hem uitgewerkt. En welke origineele invallen heeft hij niet. Hij maakt, in tegenstelling met de an dere artisten der revue, zijn eigen klee- ren; hij ontwerpt ze en zendt de model len naar zijn kleermaker, die een wassen pop van zijn postuur heeft. Hoeden, schoenen, jassen, requisieten, dat alles is het ontwerp van Buziau, het resultaat van een paar geestige invallen, soms op straat, soms in zijn atelier, soms zelfs onder een gesprek, opgedaan Hoe knutselt hij niet in zijn eigen „laboratorium" bij zich thuis! Waar vandaan al zijn moppen en Wit- zen komen.... Nederland zal hem thans kunnen huldi gen en zal het doen ook! :v.fAW, Wffi&BBÊsm ilSKI» Buziau „aan 't werk".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9