Indrukken uit het Saargebied.
IsM
Hl
758le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 Januari 1935
Derde Blad No. 22946
Er heerscht gespannen rust.
Wy x/ PUROL
KUNST EN LETTEREN.
Van en over Plankenland.
teMlHl
-MÜÜ
j
>1 - -©?.
a -
O
(Van onzen speclalen correspondent).
Saarbrücken, 10 Jan.
Volgens den Franschen filosoof Bergson
lacht de mensch wanneer hij een wanver
houding tusschen de werkelijkheid en zijn
voorstelling daarvan vaststelt.
Vandaar dat ik aan mijn aankomst te
Saarbrücken een onweerstaanbare komi
sche herinnering behouden zal. De stem
ming staat nu al maandenlang in 't cen
trum van de belangstelling der wereld.
Lang genoeg in dezen snellen tijd om een
legende te doen ontstaan. Wie alle dag-
bladberichten nauwkeurig gevolgd heeft
moet zich of hij wil of niet den indruk
vormen van een ongewone opeenhooping
van massa's. Het normale inwonertal van
Saarbrücken is 130.000 en volgens schat
ting zijn er daar dezer dagen een 30.000
bij gekomen. Reeds geruimen tijd stroo
men de stemgerechtigde Saarlanders uit
alle deelen van de wereld naar hun vader
land toe. Voeg daarbij de troepen met hun
officieren, de ambtenaren, de commissies
met hun personeel, de neutrale voorzitters
van de stembureaux, de dagbladschrijvers
en de fotografen en men behoeft geen
fantast te zijn om zich een voorstelling te
maken van het bont gewemel van de tjok
volle straten, verlevendigd door de bonte
uniformen en een koortsig bedrijf. In wer
kelijkheid bemerkt de bezoeker die Saar
brücken met gespannen verwachting be
treedt niets van dit alles.
I Ik kwam vanmorgen aan met een trein,
die maar zeer matig bezet was en vond
een flinke provinciestad, welke een volko
men normaal aanzien bood.
Geen troepen en geen polltie-vertoon.
Géén volksmenigte en geen samenscholin
gen. Kortom wat ook maar eenigermate
op een zenuwachtigen toestand kon wij
zen. In het hotel waar mijn kamer gere
serveerd was, heerschte geen bijzondere
drukte.
In de groote restaurants in het centrum
der stad waar ik het middagmaal ge
bruikte, vond ik maar een bescheiden
aantal tafels bezet.
Het betreden van het Saargebied gaf
geeneriei moeite. Men heeft bericht, dat
een strenge controle op den toevoer van
vreemdelingen uitgeoefend zou worden en
dat strenge orders gegeven waren niemand
zonder visum toe te laten. Ik kan verze
keren, dat noch aan het grensstation For-
bach, noch te Saarbrücken zelf iemand
zich om mijn paspoort of visum heeft be
kommerd.
Zonder eenig toezicht of formaliteiten
heb ik mijn reisdoel bereikt. Wanneer men
zich op een ongewone levendigheid of een
abnormale levendigheid heeft voorbereid
en men bevindt zich plotseling te midden
van dit gewone schijnbaar kalme leven,
gevoelt men zich in zekeren zin tekort ge
daan en in elk geval kan men hier spre
ken van een komische teleurstelling.
De toestand, waarin ik de stad aantrof
bewijst overigens, dat de Saarregeering in
samenwerking met de commandanten van
de vereenigde troepenafdeeling een reeks
nuttige en afdoende maatregelen heeft ge
troffen, waarmee ze tenminste op dit
oogenblik nog alle stroomingen en tegen-
stroomingen beheerscht.
Het is verboden op eenige wijze aan den
openbaren weg van zijn gezindheid te
doen blijken. Men ziet dan ook nergens
vlaggen, uniformen of opvallende kentee-
kenen.
Alleen op de daarvoor bestemde plaatsen
mogen proclamaties en affiches worden
aangeplakt. Hiervoor ziet men dan 5 of 6
menschen staan meest zwijgend en van
oploopen of openbare discussies is geen
sprake. Het viagverbod strekt zich ook uit
tot de étalages van de winkels. Om te doen
weten, dat zij zwart-wit-rood en haken
kruisendoek in voorraad hebben, maken
zij gebruik van witte papieren vlaggetjes,
■Waarop de namen der kleuren en sym
bolen met inkt geschreven staan. In een
groot kleedingmagazijn zag ik een jeugd-
optocht was wassen poppen uitgestald,
alle hadden vlaggestokken zonder vlaggen
in de hand. Ik heb ook een paar waren
huizen bezocht en daar gezien hoe er een
vrij levendige handel bestaat in nationale
emblemen, vlaggen en vanen in alle for
maten en grootten, lampions, electrische
lampen en vetpotjes met hakenkruizen.
Ik heb den verkoop in deze afdeelingen
geruimen tijd gadegeslagen en bemerkt,
dat de koopers vrijwel uitsluitend beston
den uit vrouwen van de gegoede burger
klasse. Van een zenuwachtige drukte was
echter daar ook niets te bespeuren. Die
rust is natuurlijk uiterlijk, maar er be
staat niettemin een psychologische verkla
ring voor.
Altijd na een periode van groote agita
tie en kort voordat een definitieve beslis
sing moet vallen, neemt men eenige da
gen van inzinking waar. De partijen, wel
ke tegenover elkaar staan, hebben reeds
weken lang al hun argumenten in het ge
ding gebracht. Alle mogelijke en onmoge
lijke middelen werden gebruikt en de pro
pagandisten, die in eindelooze herhalingen
vervallen gevoelen steeds duidelijker dat
zij geen invloed meer op de kiezers uit
oefenen.
Hun fraaiste leuzen pakken niet meer,
omdat het volk moe van alle woorden is
geworden, maar ook omdat de positie vrij
wel vaststaat.
Zij, die van plan zijn voor den terugkeer
naar Duitschland te stemmen doen dat
van een verworven zekerheid uit en het
is moeilijk denkbaar dat zij plotseling
tusschen nu en Zondag van standpunt
zullen veranderen.
Trouwens het zijn niet de verkiezings-
redenaars, die in laatste en in hoogste in
stantie den doorslag geven. Lavai's onder
houd met den Paus is in deze kwestie van
oneindig grooter gewicht geweest dan
honderd hoofdartikelen. Het feit, dat deze
bespreking 40 minuten langer geduurd
heeft dan den protocolairen tijd en vrij
wel geheel aan de Saarkwestie gewijd was,
heeft in het trouw katholieke Saargebied
een diepen indruk gemaakt. Een indruk,
welke nog versterkt wordt door een offi-
cieele mededeeling van de Osservatore Ro
mano", dat mgr. Panico opdracht heeft
gekregen een pauselijke vermaning over te
brengen aan de bisschoppen van Spiers en
Trier, wegens hun pro-Hitieriaansche ver
klaringen, welke in strijd zijn met de ab
solute neutraliteit, welke Rome wenscht
te handhaven. Hierdoor is plotseling het
probleem verinnerlijkt. De kwestie van
„terug naar Duitschland" wordt meer en
meer uitgevochten in het katholieke ge
deelte van de kiezers.
Deze nieuwe phase draagt er vanzelf
toe bij om dien indruk van rust en bezin
ning, welke de stad thans tijdelijk geeft,
te versterken.
Alleen moet men op deze kalmte niet al
te vast bouwen. De gemoederen zijn links
en rechts zoo prikkelbaar, dat een geringe
aanleiding toch nog altijd tot een plotse
linge uitbarsting kan leiden. De journa
listen, hier aanwezig, hebben allen het ge
voel of zij daarop zitten te wachten, want
als de stad zóó gewoon en ingetogen blijft,
als zij heden was valt er waarlijk niet
veel boeiends te vermelden.
Men vermoedt en voelt telkens even ge
vaarlijke spanningen, maar zoolang zij
niet tot uitbarsting komen, bieden zij
weinig stof.
RECLAME. 4556
i ^Gesprongen
mjj/7 handen
Vectocucfvb -e+x, g&ruee&t
Doos 30 en 60ct. Bij Apoth. en Drogisten, j
BOEKBESPREKING.
Heeren, Knechten en Vrouwen, de
geschiedenis van 'n Amsterdamsche
Regentenfamilie in de jaren 1778 tot
1815. Oorspronkelijke roman door
Jo van Ammers—Küller. Bandont
werp van Rie Cramer. Uitgegeven
door J. M. Meulenhoff Amsterdam,
in het jaar 1934.
Het is moeilijk in kort bestek een zuiver
beeld te geven van het laatste boek van
deze zoo graag gelezen schrijfster, een boek
dat enkele maanden na zijn verschijning
reeds een 3e druk beleeft en dat in menig
opzicht knap geschreven is. Het werk ge
tuigt van veel studie en arbeid, van veel
snuffelen en speuren in oude dagboeken
en archieven en wij krijgen dan ook gede
tailleerd uitgesponnen het leven, de ge
woonten en gebruiken bij huwelijk en over
lijden, de kleederdrachten en tafelmanie
ren, de verhouding tusschen ouders en kin
deren enz. enz. van deftige Amsterdam
mers in de Jaren 1778 tot 1815, den glorie
tijd van Amsterdam, dat, geregeerd door
zijn al-machtige kooplieden, de Staten en
den Prins van Oranje het hoofd dorst te
bieden. Een tijd ook waarin het woord
„democratie" ontstond, waarin Rousseau
gelezen werd, waarin het slaafsche volk dat
nog gebukt ging onder de tirannie van zijn
regenten voor het eerst het hoofd dorst op
te heffen en begon zich zelf bewust te wor
den. In deze rijke periode van machtswel
lust en overdaad bedoelt de schrijfster ons
te schilderen den bloei en den ondergang
van het geslacht der Tavelincks, van vader
op zoon burgemeester van Amsterdam.
Wat wij op dit boek in de eerste plaats
tegen hebben is, dat de geschiedkundige
achtergrond veel te zwaar is en te massief,
waartegen de „fantasie" zooals de schrijf
ster het verhaal in haar naschrift noemt
(waarmee zij dan zeggen wil dat de ge
schiedenis niet waar gebeurd is), zwak en
weinig uitgewerkt afsteekt. Het geschied
kundige deel benadert een goed en hier en
daar smakelijk geschreven geschiedenis
boek, maar daarvoor neemt men toch geen
roman ter hand! Wat de personen in het
boek betreffen, zij leven niet, het zijn
marionetten, die geduldig luisteren naar de
touwtjes waaraan de schrijfster trekt, zij
zijn niet bezield door eenige spanning of
intense beroeringhet zijn typen ieder voor
zich, maar geen karakteruitbeeldingen. Dit
geldt dan voor de Heeren en Vrouwen,
want op de karakters der Knechten, waar
aan van de 34 hoofdstukken er 6 gewijd
zijn, gaat de schrijfster heelemaal niet
dieper in. Het komt ons zelfs voor, dat zij
machteloos staat tegenover het moeten
uitbeelden van innerlijke conflicten bij
alles wat het eigenlijke volk raakt. Dit is
een teleurstelling, want de titel beloofde
iets anders. De volgorde „Heeren, Knechten
en Vrouwen" duidt op een opzettelijk geko
zen volgorde; zoodra men die verandert,
bijvoorbeeld: Heeren, Vrouwen en Knech
ten, is er een andere beteekenis aan te
hechten en een beteekenis, die meer in
overeenstemming zou zijn geweest met den
geest van den tijd waarin dit verhaal zich
afspeelt, een tijd waarin al wat dienstbaar
was, zeker verre achterstond bij de Vrou
wen hunner meesters.
Als wij niettegenstaande veie zwakke
plekken, saaiheid en den overdaad van stu
diemateriaal die op den lezer afgeschoven
wordt, het boek toch knap geschreven vin
den, dan is dat omdat de schrijfster haar
vak zoo door en door verstaat. Het boek is
goed samengesteld, heeft hier en daar ook
wel korte momenten die treffen en even
vasthouden, maar „oorspronkelijk" is het
niet en „literatuur" is het ook niet; het is
een leesbare roman, die door een groot deel
van het publiek veel gelezen zal worden,
maar waarvan dan ook niets zal blijven
hangen.
Dit boek is het eerste van een trilogie,
waarvan het tweede deel „De Sans-Culot-
ten" zal heeten.
Dorp aan de Rivier door Anton
Coolen. Uitgegeven door Nijgh en
van Ditmar N.V., Rotterdam. 1934,
Anton Coolen geeft ons ditmaal zuivere
romantiek. Hoofdfiguur uit zijn boek is
Dr. Tjerk van Taeke, een man, die alle
oerbegrippen van goed en kwaad en van
lichamelijke sterkte in zich vereenigt en die
op traditioneele wijze, teeder en bescher
mend en een beetje herablassend zijn
vrouw bemint. Die zijn jongens als wilde
mannen grootbrengt, zooals men zich kan
voorstellen hoe de oude Germanen hun
kinderen opvoedden, wanneer men in belde
gevallen het woord opvoeden zou mogen
gebruiken! Dr. van Taeke schrikt er zelf
even van als hij op een keer tegen zijn
jongens zegt: „wordt goede heidenen",
maar hij beseft niet hoezeer zijn kinderen
in hun sportiviteit, hun ongebreideldheid,
in hun brutalen durf ook, reeds ware hei
denen zijn. Rond dezen dokter, die als ge
neesheer een voorbeeld van menschlie-
vendheid is, leven zijn patiënten, de ver
schillende dorpsbewoners waarmede hij in
aanraking komt, Brabantsche typen allen,
scherp geteekend. Coolen is daar sterk in.
Hij kent het Brabantsche land door en
door en zijn bewoners goed, hun deugden
en hun streken, hij beschrijft het alles even
liefdevol, raak en met humor. Doch de
romantiek overweegt in dit boek: in de
begrafenis van de doktersvrouw, in de gru
welen van den vervloekten molen, in de
operatie die de dokter zelf ondergaat en in
zijn tocht over het kruiende ijs van de
Maas, als de nonnetjes uit het klooster op
den oever verkleumd voor zijn behouden
terugkomst bidden, ook in het grappige
verhaalte hoe Cis den Doove, de strooper,
in handen van de marechaussees valt! En
dat is jammer, want het strakke en be-
heerschte in Coolen's styl, elders een ken
merk van zijn talent, verwateren in dit
boek. Hij vervalt in herhalingen die eento
nig worden, bladzijden lang, niets dan
woorden en nog eens woorden, die een ge
beurtenis in moeten leiden. Het geheele
boek doet aan een vertraagde film den
ken, heeft hier en daar ook dat yle, zwe
vende, dat de bewegingen van zoo'n film
kenmerkt en wij houden meer van Coolen,
wanneer hij met zijn beide voeten stevig
op zijn geliefden Brabantschen grond staat
Niettegenstaande deze opmerkingen blijft
ieder boek van den schrijver Anton Coo
len waard gelezen te worden.
Het bandontwerp en de knappe teeke-
ningen zijn van Hendrik Wiegersma.
Tel-Aviv, Palestina-roman door A.
Wissotzky. Uitgegeven bij W. J.
Thieme en Co. Zutphen 1934.
Hier is een roman over Het leven en de
moeilijkheden van de in de laatste 14 jaren
uit alle deelen der wereld naar Palestina
uitgeweken Joden. Zij komen daar aan. de
meesten als armzalige emigranten zonder
bezittingen, om te trachten 'n nieuw leven
op te bouwen in het oude land. het land
van hun voorvaderen, waarvan zij den
grond als hun rechtmatige erfenis be
schouwen. Het is een hard en haast troos
teloos bestaan voor deze pioniers, die in
tenten of houten loodsen moeten leven. Zij
leggen wegen aan: dat wil zeggen, dat er
rotsblokken stuk geslagen worden, in groo-
tere en kleinere blokken de vrouwen
hakken gruis in den brandenden zon,
dag in dag uit wordt er gehakt en lang
zaam ontstaat de geplaveide weg, midden
door de zandwoestijn. Dan is er geen geld
meer; het werk moet gestaakt en zij hok
ken bijeen in hun armzalige behuizing; Er
zijn daar werkloozen, niet enkelen, maar
honderden. Soms treedt er een in dienst
van een Arabier, eigenaar van een sinaas
appelplantage. maar bijna nooit, want
Arabische werkkrachten leven goedkooper
en kunnen meer presteeren. Tusschen dat
alles in is er de politieke beroering, de
eeuwige strijd tusschen Arabieren en
Joden, de moorden en kloppartijen, het
communisme ook, door Russische broeders
geimporteerd en ook de samenhang en het
innige familieleven. Velen keeren terug of
trekken naar Zuid-Amerika, ais het leven
hun in Palestina te bar wordt, anderen
blijven, zullen zij overwinnen? Het schijnt
intusschen een feit te zijn, dat thans land
bouw en vruchtenteelt met succes uitge
oefend worden en dat Tel-Aviv 'n bloeiende
handelsstad is.
In ieder geval is dit objectief aandoende
beeld van de ontwikkeling der Joodsche
kolonisatie in Palestina zeer interessant,
jammer, dat het boek in de vertaling van
Dr. B. Raptschinsky, zoo stroef leest.
Menschen onder Schijnwerpers
door Leo Ott. Uitgegeven bij de
N.V. Uitgevers Maatschappij C. A.
J. van Dishoek Bussum 1934.
Deze geschiedenis begint met het aan
plakbiljet van een variété theater, het
programma, dat 1 November aanvangt ea
ze eindigt met het volgende programma
bestemd voor 15 November. Menschen on
der Schijnwerpers zijn de variété-arties
ten, die veertien dagen achtereen met
hetzelfde programma, in hetzelfde theater
in dezelfde stad optreden. Wij beleven de
aankomst der verschillende artiesten per
trein, per boot, per auto, met al den rom
mel en het geharrewar van toestellen, ba
gage en de leeuwen voor het groote leeu
wennummer. De eerste repetitie, de wen
ken voor muziek en lichteffecten, het in-
deelen der kleedkamers, het gemopper
over de plaatsing op het programma, het
draven van den onvermoeiden tooneel-
meester, die aan alles denken moet, alles
weet en alles onthoudt, de duvelstoejager
en vraagbaak van iedereen, die straks
grijnzend de procenten opsteekt van de
armoedige pensions die hij de artiesten
recommandeert. Veertien dagen lang le
ven wij mede in heel het roezige bedrijf
van een dergelijk theater. Bij de cassière
en den iichtmachinist, bij den stoker eri
bij het orkest, bij de tooneelknechts en bij
de directie, in de kleedkamers, vóór iedere
voorstelling en na iedere voorstelling, bij
de artiesten thuis.Al de „ins and outs"
van dit bohèmeleven, dat zijn zeer speciale
kanten heeft, worden hier blootgelegd en
het strekt den schrijver tot eer niet
alleen vakkundig, maar ook zeer mensch-
kundig. Zonder valsche sentimentaliteit
beschrijft hij ons den aanval van den on-
betrouwbaren leeuw Sultan op zijn domp-
teuse; de uitvoering van een nieuwen truc
door den jongleur, van welks slagen zijn
wereldreputatie zal afhangen; de stille
amourette tusschen den muzikalen clown
en „het draadnummer" en het dramati
sche conflict tusschen de vier acrobaten,
de Caspadinis. Er ontgaat ons niets in dit
theater, zelfs niet de tragiek in het leven
van den ouden directeur Rothenstein en
zijn doodsangst voor leeuwen. Ott is een
suggestief schrijver, die zijn onderwerp
volkomen beheerscht. Sommige nummers
beschrijft hij ons in hun uitvoering eenige
malen, zonder dat 't ons ook maar eenigs-
zins verveelt, hoewel wij weten wat er ko
men gaat. Integendeel, de spanning is
iedere keer nieuw en groot; wij kunnen
dit knappe, met zooveel hartelijk senti
ment geschreven boek een ieder aanbe
velen.
Semmelweis de Redder der Moe
ders, het Levenswerk van een
Dokter, door Th MalaÖe. Verta
ling van M. L. van Hasselt. Uit
gegeven door W. J. Thieme en Co.
Zutphen 1934.
Vroeger hebben wij in dit blad het be
langwekkende boek van Paul de Kruyf be
sproken, die in „Strijders voor het Leven"
professor Semmelweis als menschenredder
gekwalificeerd heeft. Th. Malade wijdt
thans een geheel boek aan het leven vol
moeilijkheden en strijd van dezen Hon-
gaarschen medicus. Hij toch is de bestrij
der der kraamvrouwenkoorts geweest,
meer dan dat, hij vond de oorzaak van
deze vreeselijke ziekte, die nog aan het
einde der vorige eeuw zoo'n groot percen
tage gezonde, jonge vrouwen ten grave
sleepte. Merkwaardig beeld van alle tij
den is wel de tegenwerking, zoowel van
collega's als van hoogerhand, die Semmel
weis bij zijn pogingen tot verbetering van
de hygiëne in ziekenhuizen en klinieken
heeft ondervonden, vooral toen hij meende
met het eenvoudige voorschrift van een
grondige desinfectatie van instrumenten
en handen vóór het onderzoek van een
patiënte, de afschuwelijke infectie te kun
nen bestrijden. Eerst vele jaren later heeft
men hem gelijk gegeven. Hij heeft echter
zelf niet mogen beleven hoe de geheele
medische wereld tenslotte zijn inzicht
deelde. Een vreeselijke dood nam dezen
menschlievenden arts, verbitterd en ver
eenzaamd en op 't laatst volslagen krank
zinnig, te vroeg weg. Op zijn geboortehuis
in Budapest prijkt thans het opschrift:
„aan den redder der menschheid".
De stijl van dit boek is niet zeer fraai
en de vertaling is daaraan waarschijnlijk
ook niet vreemd, maar het is een loflijke
daad geweest, het leven van dezen waar-
devollen mensch onder de oogen van het
publiek te brengen.
o
MEVR. FAASSEN—BRAAKENSIEK
60 JAAR.
Een oud-gediende feitelijk mag men
daarvan op het tooneel niet spreken!
is heden 60 jaar geworden: mevrouw
Faassen—Braakensiek. Of in Leiden zich
velen haar nog zullen herinneren, be
twijfelen we.
Zij werd als het ware op het tooneel
geboren. Haar vader was souffleur en zag
zijn dochtertje wat graag zich thuis voelen
in deze wereld van schmink! Reeds als
meisje van 5 jaar speelde zij in Paljas.
Willem van Zuylen, mevr. Saalborn—de
Groot, mevr. MannBouwmeester en
mevr. Ellenberger waren haar groote voor
beelden en deze figuren lieten niet na op
het ontvankelijke kind diepen indruk te
maken. En toen zij zestien was, stond zij
op de planken in het oude salon des
variëté's bij Kreukniet en Poolman. De
Doofpot kwam en met de Doofpot het
groote succes voor Mien Braakensiek. Dit
stuk, dat meer dan 250 opvoeringen
haalde, was ook de aanleiding voor haar
huwelijk met Lex Faassen, die zij daar
leerde kennen en met wie zij in 1894
trouwde. De mooiste tijd echter kwam bij
de Nederlandsche Tooneelvereeniglng,
waaraan zij 16 jaar verbonden bleef. Het
tooneel bloeide hoog op en Mien Faassen
vond in de Heijermansstukken de gelegen
heid zich in vollen omvang aan haar werk
te geven. In „Beschuit, met muisjes" speel
de zij de dienstmeid, in „Op Hoop van
Zegen", Clementine Bos, in „De Meid" de
kruiersvrouw, terwijl zij in allerlei oudere
stukken grootere en kleinere rollen ver
vulde.
Na 1911, in het jaar, dat haar echtge
noot stierf, raakte zij ambulant en sinds
dien is zij op den achtergrond gekomen,
al speelt zij nog wel. Bij het thans ont
bonden gezelschap Bouber speelde zij de
vrouw in „De Ploert", Blonde Greet in
„Jantjes II" en in „Jantjes I" tante Piet.
Voorts speelde zij bij Saalborn juffrouw
v. d. Kooy in „Tropenadel", terwijl zij
regelmatig medewerkt in het gezelschap
van Jan Nooy.
JOHAN BUZIAU 40 JAAR
OP DE PLANKEN.
ONZE GROOTSTE CLOWN-KOMIEK.
Eerstdaags zal het 40 jaar geleden zijn
dat Johan Buziau voor het eerst de plan
ken betrad.
Johan Buziau.
Wie in ons land kent den held der revue
niet of heeft nooit van hem gehoord? Hc'
zullen er maar heel weinigen zijn!
En zijn reputatie heeft hij eerlijk ver
worven: zonder eenigen twijfel is Buzia
Nederlandsch grootste clown-komiek, di
zich kan meter, met een Grock en o. i. de
Fratellini's verre overtreft. Hij geniet dan
ook een wereldreputatie.
Hij heeft door scherpe observatie zijn
publiek door en door leeren kennen; hij
weet door één simpel grimas, door één
enkel gebaar, soms door één enkel woord
een heele zaal te doen daveren van den
lach. Wie kan zoolang het tooneel vullen
door te zwijgen? Meestal zijn deze
zwijgende scènes zelfs de krachtigste....
Hoeveel ware, onvervalschte humor,
hoeveel brullende lachsalvo's heeft de a.s.
jubilaris geschonken en veroorzaakt? Heele
zalen lagen soms in een lachstuip, waar
uit velen haast niet konden bijkomen.
Doch hoe vaak bracht hij in al die gijn
niet plotseling een ernstige noot, die te
feller schrijnde door het scherpe contrast?
Hij is de geboren humorist van groot-
sc.he allure, die nimmer zijn kracht zoekt
in het banale; steeds blijft hij „op peil"
en telkens weet hij zich te vernieuwen en
te verjongen, trots het stijgen der jaren.
Johan Buziau stamt uit een artisten-
familie; hij werd geboren te Den Haag en
gevoelde zich reeds als kleine jongen tot
het tooneel aangetrokken. Zijn moeder
was een liederen-zangeres van internatio
nale vermaardheid en zijn vader was een
bekend musicus.
Daar de jonge Johan al vroeg een groot
muzikaal talent bezat en heel aardig viool
speelde, wilde zijn vader hem naar een
muziekschool zenden. Johan verzette zich
echter hiertegen; hij wilde, wanneer hij
van school kwam, veel liever naar een
tooneelschool, doch daarvan is niets ge
komen.
Reeds tijdens de schooljaren was het
Buziau, die voor de vroolijke avondjes
moest zorgen. Dan trad hij op als tooneel-
directeur, regisseur, souffleur en acteur. I
De jeugd mocht al vroeg genieten van
Buziau's geestig spel, voorgedragen op
eenige wankele eierkisten!
Buziau kwam het eerst met „het too
neel" in aanraking, toen hij als 15-jarige
knaap programma-jongen werd in „Arena"
en vervoleens in het theater „De Vereeni-
ging" te Amsterdam. In zijn vrijen tijd
ging hij aan het knutselen; hij maakte
zijn eigen muziekinstrumenten en eigen
l decors. 1
Toen hij wat ouder was, kwam hij bij
Frits van Haarlem, toentertijd het grootste
variëté-gezelschap in Nederland en na
dien trad hij op in de grootste lokalen
in het buitenland. Bij Frits van Haarlem
begon Buziau's tooneelsucces; vooral in
zijn goochelparodie werd hij bewonderd
om zijn geestigheid en scherp vernuft. In
de nieuwe revue „Met vlag en wimpel"
herinnert hij in een welgeslaagde scène
aan zijn prof. „Kirikl". Door dit succes
aangemoedigd, ondernam hij een tournée
door Europa en kwam zelfs in Tunis.
Later werkte hij ook met andere num
mers, waarmede hij wederom in alle groote
Europeesche variëtézalen optrad.
Het uitbreken van den wereldoorlog
maakte echter een plotseling eind aan
Buziau's buitenlandsche reizen. Hij keerde
terug naar Nederland, waar Henri ter
Halle hem engageerde om mee te spelen
In zijn revue's, welk engagement door
Buziau dadelijk werd geaccepteerd, om
dat hij een groote sympathie had voor het
revuetooneel. Bij Ter Hall bleek Buziau
volkomen op zijn plaats te zijn.
En sindsdien heeft hij, trots zeer aan
lokkelijke aanbiedingen, vooral uit Enge
land, ons land niet meer verlaten. Hij ls
gebleven onze „revue-koning" par droit de
naissance et par droit de conquëte!
Zijn eigen scènes ontwerpt hij vrijwel
geheel alleen en worden ook door hem
uitgewerkt. En welke origineele invallen
heeft hij niet.
Hij maakt, in tegenstelling met de an
dere artisten der revue, zijn eigen klee-
ren; hij ontwerpt ze en zendt de model
len naar zijn kleermaker, die een wassen
pop van zijn postuur heeft. Hoeden,
schoenen, jassen, requisieten, dat alles is
het ontwerp van Buziau, het resultaat van
een paar geestige invallen, soms op straat,
soms in zijn atelier, soms zelfs onder een
gesprek, opgedaan
Hoe knutselt hij niet in zijn eigen
„laboratorium" bij zich thuis!
Waar vandaan al zijn moppen en Wit-
zen komen....
Nederland zal hem thans kunnen huldi
gen en zal het doen ook!
:v.fAW,
Wffi&BBÊsm
ilSKI»
Buziau „aan 't werk".