Nieuwe bruggen - De oude Noorderkerk te Hoorn
OVERSTE SAXON
75#te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
De nieuwe üerkeersbrug over de Lek bij VianenVreeswijk
FEUILLETON.
VEXETXë BIJ BERLIJN. Een beeld uit de nieuwe Ufa-film „Barcarole". Een HET STANDBEELD TAN SIR ROBERT PEEL den DE OUDE NOORDERKERK TE HOORN uit d© 15e eeuw datee-
stichter van het politie-corps te Londen, staat het ver- rend, is zoo bouwvallig, dat bezoekers niet meer toegelaten kunnen
mooje imitatie van een gedeelte van Venetië in de filmstudio. keer in den weg en wordt verplaatst. worden. De gewelven worden gestut, om instorten te voorkomen.
I -
De bouw van de brug aan den linkeroever.
OP DE NIEUWE SPOOR
BRUG over den IJsel bij
Zwolle werden door de spoor
wegen sterkteproeven genomen.
Zware locomotieven reden over
de brug
BETTY GOW het kindermeisje
van de familie Lindbergh, een der
getuigen uit het proces tegen
Hauptmann.
Historische Avonturenroman
door G. P. BAKKER.
8)
Een groote ruwharige hond, die met de
tong uit de bek achter zijn meester aan
sukkelde, sprong eensklaps vooruit, scheen
te begrijpen dat er eindelijk een einde aan
den langen tocht zou komen.
„Nog een half uurtje, Wolf", sprak de
zwerver „Ik denk dat we dan kunnen
rusten."
De hond blafte kort. Hij had blijkbaar
zijn baas volkomen begrepen. Deze ver
volgde.- „Ja, Wolf. Een troostelooze zand
weg, nergens een frisch beekje om je eens
even af te koelen of een vroolijke vogel om
achter aan te rennen. De gevolgen van een
alles verwoestenden oorlog.'
Wolf blafte.
„Stil! Ja ik zie het, jongen, kerels achter
dien heuvel. Roovers waarschijnlijk. Ons
zullen ze niet lastig vallen. Niets te halen.
Ze wachten zeker op een reiskoets. Jam
mer dat er geen karos in zicht is. 't Zou
een aardige afwisseling zijn- Koetsier en
bedienden op het laatste oogenblik te hulp
komen en met de schoonen prinses verder
rijden. Wat zouden we blij zijn Een roemer
wijn zou ze ons zeker schenken en een
schotel water."
„Hallo vrienden is er in dat woud een
plaatsje om te rusten!"
Een der roovers stak het hoofd boven
den heuvel uit en schreeuwde:
„Zeker 't is zelfs een prachtig plaatsje
voor de eeuwige rust, oude heer".
Een tweede stak de kop op.
„Een kwartiertje ver in 't bosch zul je
een herberg vinden. Maar zonder geld geen
kans. En geld heb je zeker niet of wel?"
„Loop jij met je armoede te koop? Of
heb jij geld? Dan zouden we er een
rondje om kunnen vechten", klonk het
vroolijke antwoord en de speelman richtte
zich in zijn volle lengte op. terwijl zijn
rechterhand bliksemsnel onder zijn buis
verdween. De hond stond met opstaande
ooren naast zijn meester.
„Ga maar door", schreeuwde de eerste.
„Collega's doen elkaar geen kwaad".
„De groeten aan den beul", riep de
zwerver terug en vervolgde zijn weg zonder
om te kijken, maar hij speurde spiedend
voor zich uit.
„Vooruit. Wolf, en pas op".
De hond rende weg met groote sprongen.
Een eind verder bleef hij rustig zijn mees
ter opwachten.
„Geen val", mompelde deze.
Na korten tijd liep hij een vrouw ach
terop. Langzaam ging ze voor hem uit.
Toen hij haar wilde voorbij gaan, bleef ze
staan, keek hem met een paar groote lok
kende oogen aan. Groene oogen dacht
hij: Hij had nooit eerder zulke oogen ge
zien. Ze was jong en slank en zag er on
danks haar eenvoudige, bijna armzalige
kleeding bekoorlijk uit.
„Heb je iets voor mij te drinken?" vroeg
ze. „Of kun je me soms waf. geld leenen,
dan kan ik straks in de herberg een glas
bier koopen".
„Ja, dat zou ik ook wel willen!" ant
woordde de schooier.
„Mag ik met je mee gaan?" en ze keek
hem met haar glinsterende oogen onder
haar bonte hoofddoek vrijmoedig aan.
Haar roode, zinnelijke mond lachte, .Er is
met ons beiden meer kans iets te verdie
nen. Jij kunt muziek maken. Een vrouw
alleen is
De ridderlijke geest van den landlooper
had hem bijna doen antwoorden: „Ga
maar mee". Toen zei hij lachend haar
monsterend: „Zoo'n mooie vrouw is nooit
alleen Je zult wel een jongeren man vin
den".
„Geeft niets", antwoordde ze. „Oudere
mannen zijn beter te vertrouwen".
,,'t Ga je goed" wenschte de schooier,
zwaaide niet zonder gratie de hand en
stapte flink door.
Hij kwam op den heirweg, naderde de be
woonde wereld. Er waren meer menschen.
Een marskramer. Een paar verloopen lans
knechten. Broeders van het regiment van
Mérode dacht de zwerver. Een armzalige
boerenfamilie met al haar have op een
handkar. Een drietal goed gekleede. zwaar
gewapende ruiters op forsche Brabanders.
Een marktgoochelaar op een ezel. voort-
geleid door een hansworst. Een reizend
handwerksgezel. Een kwakzalver met hooge
puntmuts in oostersche talaar met zijn
zwart knechtje op een grooten wagen,
moeizaam voortgetrokken door een man
ken hit. Een verarmde jonge edelman op
een mager paard. Een woonwagen met
zwervende zigeuners, wier gjrc kinderen
met groote zwarte oogen iederen reiziger
aanklampten en smeekten om een aal
moes. In 't kort, de geheele bonte ver
scheidenheid van reizend volk op den
grooten weg
De zwerver wandelde het bosch in langs
het breede met dennennaalden bezaaide
pad waarop de zon lichte plekken wierp
en zag spoedig in de verte tusschen de
boomen de strooien daken van eenige
verspreide huizen.
Een wonder dat ze zijn blijven staan,
maar ergens moeten toch reizigers langs
den weg een onderdak vinden peinsde
hij. Aan de bocht stond een vrij groot ge
bouw van roode baksteen met zwart-hou-
ten gebinten. Onder het stroodak was een
lage verdieping met een houten balkon
langs de geheele breedte. Voor de herberg
stonden onder drie oude linden eenige
banken bij vaste houten tafels op afge
kapte boomstammen. Hier zaten en lagen
allerlei soort gasten, een meer schilder
achtig dan vertrouwenwekkend gezelschap.
Hij trad de lage breede deur binnen,
baarboven hing een half verroest ijzeren
uithangbord waarop een zwarte adelaar
geschilderd was. Hij kwam in een groote
jachtweide.
Achter de tapkast zat de waard, een
grove kerel en zoo scheel dat de vreemde
ling hem even vol verwondering aanstaar
de. De uitdrukking van zijn gezicht zou
grappig geweest zijn als ze niet zoo ge
meen was.
Naast hem stonden twee knechten. Een
aan de bierkraan. De ander bij stapels
met vet besmeerd brood, spek en andere
eetwaren.
De ruwe houten tafels waren nagenoeg
alle in beslag genomen. Tegen de witge
kalkte muren stonden banken, planken op
leege biervaatjes.
De zwerver stapte op den waard toe.
,Een beetje muziek maken?" vroeg hij,
de luit ter hand nemend.
„Ben je gek, er is al lawaai genoeg. Als
je spelen wilt. kan je 't buiten doen, maar
je moet niet meenen dat je van iemand
een duit krijgt", klonk het vriendelijke
antwoord van den schele.
De muzikant keek rond, zag een leegen
stoel, ging er heen en riep een der knech
ten, forsche kerels met opgestroopte mou
wen die in de zaal bedienden:
„Breng mij bier en wat te eten, drinken
voor mijn hond en een kluif of iets beters,
als je 't hebt" Hij ging op den stoel zitten,
de hond strekte zich uit. aan zijn voeten.
De knecht monsterde den zwerver:
„Heeft U Edele geld?,, vroeg hij spottend.
„Hier wordt vooruit betaald, dat is de
vaste gewoonte van het huis. 't Is hier
geen klooster".
„Dat merk ik" klonk het schampere ant
woord. De landlooper wierp een zilverstuk
op de tafel.
„Een daalder", zei de ander, „daarvoor
kan je een paar kroezen bier en een maal
krijgen. Gortepap met brood, een plak ge
rookt spek. een stuk worst. Alles is razend
duur tegenwoordig".
„En een maaltje voor mijn hond", vulde
de gast aan.
De knecht wilde het zilverstuk oppak
ken. maar de speelman greep de gretige
hand zoo stevig dat hij het weer op de
tafel liet vallen. „Laat het daar liggen.
Eerst bedienen", zei hij rustig.
De man keek hem verbaasd aan
„Voor een ouden kerel heb je sterke
pooten aan je lijf".
„(Wordt vervolgd), j