De „Snip" te La Guayra - Vertrek onderzeebooten naar Indië OVERSTE SAXON" 75,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. BOKSWEDSTRIJDEN II OLE a N I)—D HITS CH la ND voor ROOKWEDSTBIJD TE OUDENBOSCH. Wie rookt het langst DE AANKOMST VAN DE ENGELSCHE PANTSERAUTO'S TE SAAB. amateurs in het Gebouw voor K. en W. in den Haag. De partij BRÜCKEN, t-. De aankomst voor het kwartier der Engelschen Ndeuwenburg, Holland, .(links) tegen Alertens, Duitschland. over één pijp tabakDe winnaar deed er 3 irnr en 10 minuten over. „Petersberger Hof". Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 1) INLEIDING. Tot goed begrip van den roman „Overste Saxon" moge het volgende dienen: Den 24sten Juni 1630 landde Gustaaf Adolf, koning van Zweden met 14000 man bij Peenemiinde om het Protestantsche Duitschland te helpen in zijn strijd tegen Ferdinand II van Oostenrijk, keizer van het Duitsche Rijk. In zijn afscheidsrede ln de Rijksvergadering te Stockholm heeft de koning van Zweden de redenen voor zijn Ingrijpen ontvouwd. Zijn woorden waren: „De keizer treedt mijn godsdienst in het stof en strekt de hand uit naar mijn kroon". De oude machtige Hanzestad Maagden burg koos de zijde van den Zweedschen koning. De beroemde opperbevelhebber van het leger des keizers, Wallenstein, hertog van Friedland, was door Ferdinand II ontsla gen en vervangen door Graaf Tilly, den man, die nog nooit een slag verloren had. De keizerlijken sloegen het beleg voor Maagdenburg, veroverden de stad, ver woestten haar en vermoordden het groot ste deel der inwoners. Wallenstein had zich in zijn weelderig paleis te Praag teruggetrokken, maar achtte zijn kansen nog niet verloren. De tijd zou komen, dat de keizer hem nederig zou moeten verzoeken, het Duitsche Rijk en den troon opnieuw te verdedigen. Overal had hij zijn agenten, hem trouw gebleven officieren, die hem van den toe stand op de hoogte hielden en uit wier rapporten hij zijn conclusies trok. Bij de bestorming van Maagdenburg werpt een dezer agenten van-Wallenstein, een Nederlander, zich ln den ongelijken strijd. Hij vlucht ln een ouden grooten tuin, die blijkt te behooren bij een klein paleis „het Huis met den Toren" en redt toevallig het leven van een Jonge vrouw. Zij begraven de vele kostbaarheden, die in het palels aanwezig zijn en na vele avonturen gelukt het hun het kamp van den Zweedschen koning te Potsdam te be reiken. Op hun vlucht worden bij her haaldelijk geholpen door een wonderdok ter, die uit wraak over den moord op zijn eenlge dochter een verbond heeft gevormd van verjaagde Maagdenburgers, welke wraak willen nemen op de keizerlijken. De beide jonge menschen hebben elkaar lief gekregen, maar het meisje blijkt de prinses Von Ebertot te zijn die verloofd is met den hofmaarschalk van Georg Wil helm, keurvorst van Brandenburg. De „avonturier" en de prinses moeten schei den, doch de wonderdokter weet ze weer tot elkaar te brengen. Zij willen trouwen maardaar begint deze nieuwe roman: Overste Saxon. HOOFDSTUK I. In het begin van Juni van het jaar 1631 woonde Gustaaf Adolf, koning van Zweden in het Stadsslot te Potsdam, waar hij in 1620 de hand had gekregen van Maria Eleonora, prinses van Brandenburg, zuster van den keurvorst Georg Wilhelm. Voor zijn 15.000 Zweden had hij buiten de wallen een ruime legerplaats laten in richten en te midden der vroolijk in de zon glanzende witte tenten lag bij den Brau- hausburg de groote koninklijke veldtent, waarop de Zweedsche banier, 't gele kruis op het blauwe veld, den achtsten Juni fleurig wapperde in den frisschen ochtend wind. De koning bevond zich ln volle wapen rusting ln rijn ontvangvertrek, de geveder de helm stond op een tafel naast hem. Zijn open gezicht had diepe rimpels, zijn hoog voorhoofd was gefronst, zijn blauwe oogen staarden in de ruimte. Zooals hij daar stond leek hij ouder dan Van Dijk hem heeft geschilderd met zijn trouwhartig ge laat, helderblauwe oogen, kortkrullend lichtblond haar, snor en puntbaard. Een krachtige en vriendelijke figuur, een eohte zoon van Zweden. Toen keek hij naar de belde jonge men- schen die binnenkwamen, naar den knap pen forschen Jongen man, nog grooter dan hij zelf en naar de slanke donkere Jonge vrouw, vol kracht en gratie. Een glimlach verscheen op zijn gezicht als een zonne straal op een regenachtigen Aprilmorgen. „Het schijnt mij", zei Gustaaf Adolf ter wijl hij het jonge paar oplettend bekeek dat alle hinderpalen uit den weg zijn geruimd. Mijn dappere overste en mijn be koorlijke nicht hebben elkander weer ge vonden. Het afscheid in Mei leek me ook te droevig om voor langen tijd te kun nen zijn". „Sire", antwoordde de jonge man. „Ik kom Uwe Majesteit mijn ontslag vragen. We gaan trouwen en verlangen samen naar een rustig leven. We hebben het plan opgevat eerst naar Nederland te gaan en dan naar Hongarije waar, zooals Uwe Majesteit weet, de prinses bezittingen heeft". „Gelukkige menschen", was het ant woord. „Ook ik verlang naar een kalm be staan aan de zijde van mijn lieve vrouw. Maar voor ons vorsten is dat niet wegge legd. En thans? Het is vechten of vernie tigd worden. Het spijt mij, overste Saxon, dat je mij verlaat nu ik trouwe vrienden zoo bitter noodig heb". In den blik van den koning las Saxon een stil verwijt. Het bloed steeg hem naar de wangen. Zijn verloofde, Marion prinses Von Ebertot zu Quetschen, keek hem tersluiks aan. „Het ls een moeilijke tijd voor mij", ver volgde de koning, „Maagdenburg is geval len. Mijn tegenstander Graaf Hlly, de opperbevelhebber van keizer Ferdinand II is een bekwaam veldheer, die nog nooit een slag heeft verloren. Het leger der kei zerlijken ls sterker dan het mijne. Noch mijn zwager Georg Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, noch Johan Georg, de keur vorst van Saksen, hebben mijn zijde geko zen. Zelfs heeft mijn zwager mij aange zegd Spandau te verlaten en mijn troepen terug te trekken. De soldaten worden op standig, zij hebben den laatsten tijd niet te veel soldij gehad. Ik heb geldgebrek. De opbrengst van de Zweedsche kopermijnen van dit jaar heb Ik reeds in Hamburg ver kocht. De republiek der Zeven Provinciën zendt mij geen hulp, ofschoon Zweedsche en Hollandsch ebelangen meer en meer hand ln hand gaan en beide landen, als ik overwin, groote mogendheden zullen wor den met een ultgebreiden Oostzeehandel. Nu reeds heb ik ambachtslieden en bouw meesters uit Nederland laten komen en de Amsterdammers beginnen belang te stel len in onze nijverheid. Nederland en Zweden rijn de groote toekomststaten. Jonge Zweedsche edelen studeeren in Lel den, Groningen en elders. Wel vechten vele Hollanders in de Zweedsche gelederen om dat zij voelen voor onze rechtvaardige zaak, maar heeren Staten zenden mij geen leger; rooskleurig is de toestand aller minst". Saxon keek Marion en Marion keek Saxon aan. „En nu wil een van mijn beste oversten mij verlaten. Mijn bondgenoot nog wel. Je weet dat ik je zoo noemde, toen je ln Mei mijn zijde koos". Saxon boog het hoofd, voelde een duw van Marion en begreep haar bedoeling. „Majesteit!" zei hij, de woorden kwamen moeilijk over zijn lippen. „Niemand zal ooit kunnen zeggen dat ik u als een lafaard in den steek heb gelaten". „Bravo!" klonk het zacht van Marion's lippen. „Tien jaren ben ik nu in den oorlog ver van mijn vaderland, dan moet er nog maar een jaartje bij". „En geld kunnen we Uwe Majesteit mis schien ook verschaffen", opperde Marion zacht. „Geld?" vroeg de koning verwonderd. „Maar weet je wel dat voor mijn legers veel geld noodig is, onmenschelijk veel". „Zeker Sire", antwoordde Marion. „Maar de door ons in Maagdenburg begraven schatten zijn heel groot". Een vroolijk lachje speelde om de lippen van Gustaaf Adolf. 1) Dit ls een vervolg van den onzen lezers vroeger aangeboden roman „Haar Avonturier" van denzelfden Nederland- schen schrijver. (Wordt vervolgd), j DE ONDERZEEBOOTEN K. 16 EN K. 17 zijn gisteren uit den Helder naar Indië vertrokken. De K. 16 verlaat de haven.. DE „SNIP" TE LA GUAYRA. BovenGezagvoerder Hondong met zijn twee passa giers: mej. Kielstra, de dochter van deD gouverneur van Suriname en den heer Bouman yan de K.L.M. Onder: V.l.n.r. de tweede piloot, gezagvoerder Hondong, de heer Bouman van de K.L.M.de marconist en de mecanicien. EEN NIEUWE AANWINST V OOR OEN HAAGSCHEN DIERENTUIN. «-•De vorige week gearriveerde Sumaiara-tijger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5