De roofoverval bij Velden - Het auto-ongeluk te Munsterscheveld Het geheimzinnige Landhuis 75,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE ROTTERDAMSCUE ROEIVEREENIGING „NAUTILUS" r-t hield BEGRAFENIS VAN DE SLACHTOFFERS VAN HET AUTO-ONGELUK DE TWEEDE ZOON VAN EX-KONING ALFONS heeft Nieuwjaarsdag haar jaar! ijk schen tocht door de havens van Rotterdam. MUNSTERSCHEVELD. De belangstelling voor den herdenkings- zich verloofd met gravin Manuela Dampier re De ver* dienst in de Gerei. Kerk te Emmer Compascuum was zoo groot, dat velen Een aardige reclame van de dames acht van „Nautilus "een plaats konden krijgen loofden op de banen van de golfclub van itome. OP NIEUWJAARSDAG TREKT DE JEUGD TE GRATHEM ZINGEND LANGS DE HUIZEN. U De be woners tracteeren de jongens en meisjes dan op allerlei lekkernijen. DE BRUTALE ROOFOVERVAL BIJ VELDEN. r? Drie der vier oude menschen, clie door de ge maskerde mannen, die ongeveer 5000 ont vreemdden, in bedwang werden gehouden. MISS CO WAN de rozen-koningin" van Pasadena (Californië)... uit het Engelsch van Hugh Walpole en J. B. Priestley, door H. A. C. S. 49) „Ik bedoel, dat u het heel gemakkelijk zoudt kunnen koopen". En ik knipte met mijn vingers en zag naar haar gezicht en hoe het betrok", ,,'t Is alles verhypothe keerd. Rossett is nu arm, erg arm. U zoudt hem kunnen uitkoopen, hem weg krijgen, zonder dat het u ln ongelegenheid brengt. Tenslotte zijn die Rossetts daar lang ge noeg geweest". „Ik zou er niet van droomen zoo Iets te doen. Het idee zelf! Arme mr. Rossett!" Zij was erg verontwaardigd. „Ik zou nooit één rustigen nacht in het huis doorbrengen, wanneer ik zoo iets gedaan had. En dan zoo'n gedistingueerde oude familie ook, een van onze allerbeste „Ja", zei ik, „het is erg goed bloed". Echter zou het niet heel lang duren, ver zekerde ik haar, voor iemand hen er uit zou draaien, 't Was slechts een kwestie van maanden Alles zou weg moeten. Had zij de mooie oude schatten van het huis gezien?" Neen. dat had ze niet. Op dat oogenblik kwam Marjorie binnen en ik vertelde haar met een luide stem, met opzet nadrukke lijk, dat mr. Masham nooit de schatten van Farthing Hall had bekeken, „Hoe grappig, dat je dat juist zegt!" riep Marjorie, terwijl zij een brief te voorschijn haalde en hem in de hoogte stak, opdat wij hem zouden bekijken. Hij was van Rossett, die ons alle drie ten eten vroeg, voor morgenavond. Alles hangt, geloof ik, van morgenavond af en Farthing Hall en wanneer je er over gaat nadenken te recht zal ons Trafalgar zijn. Ruim den rommel aan jouw kant op en wacht dan op den postbode. Je ROBERT. 20 Jermljn Street. Beste Bob, Enkele dagen geleden schreef je mij den langsten brief van je leven. Ik maak je mijn compliment, door nu den langsten van het mijne te schrijven den langsten, dien ik ooit aan eenig menschelijk wezen schrijven zal, behalve aan Jean en zij maakt eigenlijk ook geen uitzondering, omdat ik het plan heb, wanneer wij een maal getrouwd zijn, nooit van haar ge- schelden te blijven voor langer dan vier en twintig uren. Dit zal een lange brief worden, omdat ik geloof, dat het den climax en finale van mijn geheele avontuur beschrijft. Er moe ten nog een of twee kleinigheden opgehel derd worden Jean moet bijvoorbeeld haar bespottelijk engagement met dien mijnheer uit het Noorden afbreken, en iets moet voor den ouden man Rossett worden gedaan, maar de gebeurtenissen van twee uren geleden (ik schrijf dezen brief in mijn eigen kamer het is juist even na middernacht) maken een eind aan mijn avontuurlijke bestaan. Je zult hooren. De laatste dagen zijn erg moeilijk ge weest. De jonge Rossett allereerst, is een groote zorg geweest. Hij gaat kapot onder de behandeling van Mulligan. Ik kreeg er gisteren bij hem uit, heel duidelijk, dat hij het laatste jaar twee documenten ver- valschte, om het een of ander in bezit te krijgen, dat hij zich voorstelde aan een andere partij te verkoopen en tenslotte ook verkocht. Mulligan heeft de documen ten. Hij was ook in 'n erg onaangenaam spel van Mulligan betrokken en moest de kastanjes uit het vuur halen het een of andere dobbelspel, begreep ik. Hij be tuigt, dat hij volkomen en volstrekt misse lijk is van de geschiedenis. Of het alleen een kwestie van de druiven, die zuur zijn, is, weet ik niet, maar ik verbeeld mij, dat er iets behoorlijks in den jongen is hoe kan het anders bij Jean's broer? Als een vrouw, die een sterken geest heeft, hem maar met haar beide handen vastpakte! Maar waar Is de vrouw, die zichzelf plagen zou met zulk een creatuur? Ik trachtte hem te overtuigen, dat Mul ligan niet zoo iets verschrikkelijks is, als hij zich voorstelt, dat hij slechts een vieze windzak van een bullebak is, waar je mak kelijk doorheen prikken kunt, maar twee vervalschte documenten zijn aardig con crete dingen en gisteravond zat hij op mijn vuile sofa en besproeide haar met zijn heete tranen. Hij schijnt nu tot niets in staat als tot huilen. Zijn zenuwen zijn nu heusch heele- maal in de war; of waren het, tot op de wonderlijke gebeurtenissen van dezen avond, waarvan ik je nu ga vertellen. Maar er is in ieder geval dit zeer behoor lijke aan hem: hij haat de gedachte aan de gevangenis, natuurlijk dat is vrij natuurlijk maar erger voor hem is de schok, diep het schandaal geven zal aan den familietrots van zijn vader. Hij haat den ouden man, maar respecteert dien trots in hem; niet voor zichzelf natuurlijk hij zegt herhaaldelijk, dat hij wenscht, dat hij nooit familie had gehad maar hij heeft precies genoeg verbeelding om zich ln te denken, dat die hartstocht bij zijn vader een groote hartstocht is, iets grooters en fijners dan iets, dat hij zelf heeft. Mijn andere moeilijkheid is die met Jean geweest. Zij heeft zich gedurende de laat ste dagen opgewerkt tot een toestand van krankzinnigheid, met het oog op haar broer. Hij wil haar niets vertellen en, om hem recht te doenhij tracht zich te ver mannen, wanneer hij bij haar is. Maar zij kent hem goed genoeg om te begrijpen, dat hij een booze angst heeft over iets of iemand, en, dat zij in het donker verkeert, maakt het, natuurlijk, des te zwaarder voor haar. Ik ben niet in staat geweest haar iets te vertellen dat zij mij moet vertrouwen, dat ik er allen moed op heb, dat ik de zaak redden zal dien ik, tot vanavond, niet had. Maar haar moed en dapperheid zijn van de mooiste soort. Ik heb jou gezegd, dat zij ouderwetsch is jij hebt het zelf gemerkt. Zij heeft oude idee's, oude manie ren, oud geloof en al wat ik kan zeggen is, dat zij haar zóó prachtig ten dienste staan, dat, als de moderne, waar zoo over gepocht wordt, even goed zijn, ik mijn hoed voor ze afneem. Niettemin is zij wanhopend angstig. Ik heb tenminste dit om mij mee te troosten, dat, als ik niet naast haar stond, zij over haast gek, dapper iets zou doen, dat waarschijnlijk beiden, haar zelf en haai broer, in de een of andere noodlottige be roerdigheid zou brengen. Zij is, moet ik er bijvoegen, zich nauwe lijks bewust van het bestaan van onzen vriend Mulligan of was het niet tot van avond. Zij had hem tweemaal ontmoet en hij maakte heelemaal geen indruk op haar. Hij is eenvoudig een vriend van haar broer, die vriendelijk is geweest voor dat veel belovend jongmensch en dus is zij hem dankbaar. Of juister gezegd zij1 was het tot vanavond. Ik geloof, dat zij hem nu beter kent. Nu het verhaal, 't Was na een hoop heen en weer gepraat afgesproken, dat ik vanavond Mulligan zou ontmoeten op de kamers van Rossett. 't Was verder afge sproken dat Mulligan de twee vervalschte documenten mee zou brengen. Hij was erg aangenaam op dit punt en zei, dat het hem niet het minst kon schelen wie ze zag, zoolang het Rossett niet kon schelen, 't Was de zaak van dien jongen. Alleen, voegde hij er bij, hij zou niet gedacht heb ben, dat Rossett wenschte dat meer men schen dan noodig was ze zagen. Zijn nieuwsgierigheid was geprikkeld, stel ik mij voor. Hti kon zich niet voorstellen wat voor bedoelingen ik had. Hij veronder stelde, geloof ik, dat ik een groote som gelds voor ze zou bieden en, ofschoon hij tegenover mij had ontkend, dat hij geld noodig had, toch, als de geboden som groot genoeg was, nu, misschien, zou hij het in overweging nemen. En dan was voortdurend ook de gestalte van Jean op den achtergrond. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5