LEIDSCH DAGBLAD Vierde Blad
Maandag 31 December 1934
MODERNE SYLVESTER.
Van het Oude in het Nieuwe.
NIEUW EN TOCH OUD.
Ililllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Redactie1507
Directie en Administr 7500
iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii
INGEZONDEN.
SPREEKCEL.
THIJS IJS EN DE VERLOREN SLEUTEL
Mevrouw von Balidan beijverde xlch om
der. Oudejaarsavond zoo gezellig mogelijk
te doen zijn. zoowel voor haar dochter, de
jonge weduwe, mevr. Margriet, als voor de
haar sympathieke, inwonende, betalende
logee, mej dr Zinserling Zij bracht Juist
op een blad enkele lekkernijen naar bin
nen, toen plotseling de telefoon luid, schril
en aan Mn stuk doorrinkelde.
Mevrouw von Balidan schrok onwille
keurig; zij kon maar niet wennen aan die
plnsellng-opdrlngende klanken, ofschoon
in haar huls de telefoon verre van onge
bruikt bleef.
Reeds des morgens, zeer in de vroegte,
had de vurigste der aanbidders van de
hulp in de hulshouding, juffrouw Erna,
mevrouw von Balidan uit den slaap naar
het toestel gejaagd en had een brutale
mannes tem haar toegebeten, dat hij
juffrouw Erna zelf wenschte te spreken.
Ook nu kwam Erna in vliegende haast
aangerend, want er viel heel wat te be
spreken voor een avond, die xlch tot den
volgenden morgen sou uitstrekken. Tege
lijk werden andere deuren opengegooid en
de dochter-weduwe, evenals de logée
stormden naar binnen, maar Juffrouw
Erna was reeds aan het toestel en gilde en
gierde: ,.och neen.... zeg.... Maar
goed.... dan ben ik maar dwaas! Goed.
goedl"
De dochter-weduwe, achter den rug der
druk-telefoneerende, had een klein, bru-
taal-rood- tongetje uitgestoken en maakte,
terwijl de logée grinnikte, eenlge fox-trott
passen voor den grooten spiegel, onder
wijl haar teleurstelling, dat de telefoon
haar niet gold, wegdansend. Z(J beant
woordde weinig aan het beeld, dat men
zich maakt van een weduwe, dit jonge
slanke, bewegelijke persoontje, met de
kort-geknlpte haren. ZIJ zag er in haar
rozeroode jasje met de kanten volants uit
als een van die romantische Jongens-figu
ren uit den rococo-tijd De logé maakte
een vrouwelijker indruk, was zeer een
voudig, doch goed gekleed en beheerscht
in haar bewegingen.
..Ik hoop, dat je den Oudejaarsavond
rustig bij ons zult doorbrengen?" vroeg
mevrouw von Balidan.
..Dat sou ik zeker het allerprettigste
vinden ...I"
.Mama", onderbrak de dochter (die in
een kunst-salon werkzaam was en teer be.
vriend was met den eigenaar) vanuit de
slaapkamer, „toe roep me direct als er
weer getelefoneerd wordthet is om
dien „van Dijck", weet u wel1 Kinde
ren, wanneer Ernst hem mocht verkoo-
pen aan Morgensteln en lk mijn procen
ten ontvingEen pelsjas.... een pels
jas zou het eerste zijn....l"
..Zot. je daarmee heusch zoo gelukkig
zijn?" vroeg de moeder zacht en dacht
aan de vele moeilijke, zware uren. die het
jonge vrouwtje al reeds had moeten door
maken Misschien was het zoo levensbe-
gecrig, juist omdat het zoo vroeg reeds
met de vergankelijkheid had kennis ge
maakt.
..Weet u, moesje", babbelde de jonge
vrouw vóór haar toilettafel met de moeder,
die hij den haard stond, „wanneer Zeegers
nog mocht opbellen, ga ik toch daarheen..
Om hier nu vanavond bij u te zitten
vergeef me, maar.dat is me wat moei
lijk en voor u is alles ook zoo eenzaam
veel beter, gaat u vroeg naar bed.veel
beterl Haha!.. daar heb je Ernst!"
Meteen een wedloop der drie vrouws
persoontjes naar de telefoon.
.Zekergoed.... goed.... natuur
lijk1 Fransche champagne hoop ik.."
Mevrouw Margriet, het slanke wezentje
gierde en gilde precies zooals juffrouw
Erna uit de keuken zooeven gegierd en
verliefd gedaan had. Alle vrouwenstemmen
gelijken op elkaar, zoodra ze mannen-
grapjes moeten pareeren, dacht mevrouw
Balidan stil voor zich heen.
Haar dochter viel haar nu uitbundig om
den hals:
.Moesje.... je bent toch niet boos op
me... Zeegers laat ik schieten.... zeg
maar iets, als ze opbellen. Ik ga met Ernst
naar het cabarethij heeft een tafeltje
gereserveerd; Morgensteln komt ook
daar maken we de zaak met de van Dijck
in orde!"
„Kind.. ..kind 't klinkt alles zoo
vreemd," glimlachte de moeder hulpeloos.
„Ik begTijp eigenlijk heelemaal niet wat Jij
met die zaak te maken hebt."
„Ikwel ik heb immers toch Ernst
en Morgensteln met elkaar in kennis ge
bracht.... denkt u dan dat ik eeuwig in
dat kunst-salon als type-juffie wil blijven?
Had ik af en toe niet wat pret met Ernst,
ik zou al lang gek geworden zijr.."
,JEn zijn jullie werkelijk tot den groo
ten stap bereidgaan jullie trouwen?"
vroeg de moeder bezorgd.
.Hemel, moederwaarom dadelijk
trouwen, als men zaken met elkaar doet
en elkaar een beetje mag? Ik mag Ernst
heel graag., .maar was mijn huwelijk
nu zoo'n mooi iets? Neen ik verlang
heelemaal niet naar een herhaling. Leg
u er maar bij neer, moesje! Weet u Juf
frouw dr Zinserling.die is zoo serleux
die moest uw dochter zijn, dan was u beter
af!...."
Er werd geklopt.... de logé, dr. Zinser
ling stak haar hoofdje door de deur
opening: ..lieve mevrouwu wilt me wel
excuseerenlk moet u vanavond ook
alleen latenmeneer Haller, ambtenaar
aan 't ministerie, heeft mij gevraagd met
hem en eenige kennissen vanavond naar
den schouwburg te gaan en daarna nog
wat te „boemelen"te kijken naar de
Oudejaars-drukte van Berlijn.alles wel
interessant, ook zoo noodig voor mijn
soclaal-politleken arbeid. Het zijn allen
heeren van onze afdeelingdenkt u dat
mijn zwart Japonnetje nog netjes genoeg
is?"
..Maar zeker, lief doktertje, zekerhet
staat je zoo goed en dat is de hoofdzaak!"
De Jongedame haastte zich naar haar
kamer en Margriet barstte in lachen uit.
„Hoe opgewonden die isof er wat
van komen zal vanavond?
„Wilt u mij even helpen, mevrouw?"
klonk weer de bedeesde stem van de logé.
Mevrouw von Balidan knipte de ketting
aan haar hals toe.
Alles roezemoesde, rende, riep en lachte
door elkaar, totdat de hulssleutels ver
deeld waren en de deuren toesloegen
en de woning nlotselio" *ot een geheel
geworden'** on8enoegelijke stilte was
P? oude danJ« hen naar haar schrijf
tafel, met eenl ge correspondentie hoopte
Zij het weee leege gevoel in haar borst te
onderdrukken....
Daar klonk opnieuw de telefoon. Hemel!
de rumoerige jeugd was nu toch vertrokken
kwam er dan nooit rust?
Zóó. u, meneer von DleklrchJa
zekerhartelijk welkom. Zóó. ook al
leen? De kinderen naar de wintersport?....
met een half uurtje? Goed heel graagl"
Mevrouw van Balidan schikte de vaas
met bloemen wat recht en bemerkte hoe
ook haar handen even trilden Juist als bij
Margriet en het doktertje. Zij schudde
ironisch haar hoofd, terwijl zij bij zichzelf
glimlachte.
Baron von Dlekirch was ln geen jaren
bij haar geweest: :|]n vrouw was haar
nooit zeer sympathiek geweest: nu was
deze sinds eentgen tUd gestorven Wat
dreef hem nu tot haar?
De oude heer begroette mevrouw von
Balidan met groote hartelijkheid; hij kuste
haar de hand. keek lang. ontroerd, naar
het lieve, fijne vrouwe-gelaat naar de
grijze, kroesende haren, naar de zachte
bewegingen van haar voorname gestalte.
„Wat dank ik u. dat u mij wel asyl hebt
willen verleenen dezen avond, inplaats dat
lk mijn troost moest zoeken in een of
ander restaurant. Hoe gezellig is het hier
bij u.... en hoe gaat het uwe dochter
Margriet? Ja, Ja, die prefereert zeker weer
een restaurant".
Mevrouw von Balidan glimlachte ver
legen: "Ja, Ja. ze had afspraak met ken
nissen. het arme ding.... lk gun het haar
zóó, wat afleiding!"
Von Dlekirch zag opnieuw naar het
vriendelijke gezicht, ondanks ouderdom
nog zoo vyl bekoring
„Weet u wel", zelde hij nadenkend, „dat
er spoedig ln ons vaderland geen vrouwen
meer zullen zijn als u?"
..De vrouwen antwoordde zij wor
den misschien energieker, kordater en
staan meer paraat tegenover het leven....
Merkwaardig, dat lk ook eens tot de ener
gieken behoorde en mij onder de leiders
telde...."
.En lk.... lk heb als officier eveneens
mijn man gestaanen nuWeet u,
dat ik kom om afscheid te nemen?"
„Afscheid.... u legt zoo'n elgenaardlgen
klemtoon op dat woord. Waar gaat de reis
heen?"
„Naar de helde, naar de ontginningen.
Ik heb er een post van opzichter aange
nomen. Javan opzichter!"
„U waart altijd dapper en resoluut!"
Ironisch krulde zich de lip van den grij
zen bezoeker.
„In leder geval liever die ongewone ar
beid dan het genade-brood bl] mijn
dochter!"
„Heel begrijpelijk...."
Een stilte ontstond. De vriend nam een
slok van zijn punch.
„Als men oud wordt," zei hij langzaam,
„dan doemen des te levendiger soms de
visioenen van 't verleden weer op. MIJ gaf
het een rust, als lk u nog eenmaal mocht
zien Wij hebben eens veel van elkaar
gehouden.
Vier handen vonden elkaar, twee
ietwat omsluierde paar oogen keken elkaar
weemoedlg-lachend aan.
De herinneringen ontwaakten.
Weet Je nog. den Oudejaarsnacht,
toen we hij je ouders naar den toren klom.
men om de klokken over het verre land te
hooren galmen en wij allen mee instem
den: „Loof den Heer. mijne ziel 1
De oude mevrouw boog haar grijze
hoofd wat dieper.
„Bij elk Oudjaar heb lk aan dat mkirier-
nachtuur op den toren gedacht," zei ze
zacht. „Het jaar door vergat men wel....
vele plichten
„Wij zijn heel verstandig geweest al
te zeer! Heden ten dage is de jeugd niet
meer zoo verstandig".
„Die neemt wat ze kan krijgen en mis
schien heeft ze gelijk", riep mevrouw Bali
dan levendig uit. want ze verdedigde van
ganscher harte een afwezige.
Iedere generatie houdt er ten slotte haar
eigen smaak op na".
Terwijl ze bleven phllosofeeren over
Jeugd en onderdom. dreunde opeens de
groote torenklok. Zij traden op het bal-
con, waar het kabaal der straat tot hun
omhoog sloeg, het geknetter van vuurwerk
de wegdeinende slagen der groote klok
overstemde. Zwijgend stonden de belde
oude menschen naast elkaar en zochten
naar de eeuwige sterren boven hun hoofd.
Achter hen ln de kamer rinkelde de
telefoon met brutale heftigheid.
Blij riep mevrouw von Balidan:
.Hind. Margriet, jij?"
„Ja. lk, moesje; veel heil en zegen!"
„Je stem klinkt zoo fleurig hebben
Jullie den van Dijck verkocht?"
„Beware me, neen.... Morgenstein heeft
Inmiddels een rococo-palelsje doen ver
rijzendaarin heeft lüj ook noodig ge
poeierde dames. Moesje, luister, lk heb me
verloofd...."
„Kind.... kind willen Jullie het toch
maar wagen, met alléén jullie liefde?"
„U denkt zeker aan Ernst? Neen. moes,
zoo dwaas ben lk niet. Het Is Morgensteln.
Hij zegt. lk ben heelemaal rococoeen
kleine rococo-page! Welnu, dan pas lk ln
dat palelsje!"
Mevrouw von Balidan nam een gerulsch
van lachende stemmen waar
.Jamoesjemorgen komt hij: u
kunt hem dan zelf zien! Dageen zalige
shimmy wordt er ingezetneem 't maar
niet kwalijk.lk versta u zoo slecht....
de jazzband maakt zoo'n helsch lawaai....
dag!"
Mevrouw von Balidan legde de haak
neer en met een weemoedige trek op haar
gezicht kon zij niet anders zeggen: de
tegenwoordige jeugd.... de tegenwoordige
Jeugd...."
In sommige streken en kringen van
onze groote wereld vindt men een gebruik
in zwang, hierin bestaande, dat de men
schen op Sylvesteravond even voor mid
dernacht op een stoel klimmen, het slaan
van twaalven afwachten en dan, bij den
laatsten klokslag, er afspringen en elkaar
omhelzen. Zij springen aldus symboli-
seeren zij ,,ln het nieuwe". Misschien
doen ze daarbij iets, wat te verbinden is
aan de zeer oude Oud-Germaansche
mythe, die de zon vergelijkt met 'n sprin
gend hert, en waaraan de Dultsche volks
uitspraak ontleend ls: „Met Nieuwjaar
wordt de dag een sprong van een hert
langer."
De datum van bet nieuwe Jaar ls ech
ter niet altijd dezelfde geweest. Ook die
heeft sprongen gedaan, vooruit en terug.
In de landen om de Mlddellandsche Zee
werd in de lente het begin van het jaar
gevierd. De Christelijke Kerk stelde het
eeuwen lang afwisselend, nu eens op
Kerstmis, dan weer op één of op zes Ja
nuari (Eplphaniën). In de Middeleeuwen
wa« de datum verschillend ln enkele lan
den: In de Republiek Florence 23 Maart;
in Venetië 1 Maart; ln sommige deelen
van Frankrijk bij het begin der lente Te
Keulen en te Trier weer 25 Maart; ln het
overige Dultschland en ln Zwitserland
weer Kerstmis. Bij de Dultschers zat sterk
de herinnering aan het wlntersche Joel
feest: het feest van de zon. Op dat feest,
dat feest van het licht, werd het Christus
kind geboren, het kind dat tevens Nieuw
jaar is: de llcht-retne God, de vorst van
het licht, van wien Johannes de Dooper
getuigde. „Hij moet wassen, lk moet min
der worden". Sporen daarvan vindt men
ook elders: Zoo heet hier en daar ln Zwit
serland het Christuskind niet alleen
„ChrlstUndll", maar ook „Neujahrsklndli"
Doch het Romelnsch geaag, met zijn
ijzeren greep, zou den Nieuw) aarsdztum
bepalen, alle afwijkingen van links en van
rechts ten spijt. Julius Caesar verlegde
ln zijn kalender, dien hij in het jaar 48
vóór Christus invoerde, den Nieuwjaars
dag van 1 Maart op 1 Januari Op den
langen duur heeft deze regeling het ge
wonnen. De toevoeging van twee maan
den, Januari en Februari, vóór Maart,
verklaart dan ook, waarom de laatste vier
maanden van ons kalenderjaar, ofschoon
de negende, tiende, elfde en twaalfde, toch
nog September (de zevende), October (de
achtstei, November (de negende) en De
cember (de tiende) heeten.
Dus op 1 Januari Nieuwjaar en de dagen
gaan lengen. Het leest der Onverwonnen
Zon der Romeinen, bet Joelfeest der Oude
Germanen is voorbij, Onverwonnen stijgt
de bron van het licht uit de duisternis der
korte dagen voor de aarde omhoog. De
dag maakt een sprong en wij moeten me-
desprlngen of wij willen of niet en ons
huls, ons bedrijf, ons leven regelen naar
dien machtigen factor van het bestaan:
het licht. Maar het zal goed zijn, zoo de
menschen niet alleen den sprong mede
wagen, omdat het moet, maar ook omdat
zij willen, omdat zij het meerdere licht
willen zien en er gebruik van willen ma
ken. Alle aanvang, zegt men, ls moeilijk;
alle aanvang ls een dappere sprong in een
nieuwe toekomst: toekomst van leven,
toekomst van kunnen, toekomst van doen.
En bij den grooten. voortgezetten gang
van arbeid, geestelijk en lichamelijk, is
het niet kwaad, van tijd tot tijd een
sprong te doen, die ons ver brengt van
sleur en gewoonte, die den arbeid zou kun
nen ontdoen van zijn glans. Zoo zouden
we ons dus den sprong in het Nieuwe
Jaar kunnen voorstellen als een poging
tot hernieuwing, verfrisschlng, verjonging,
als een wilsuiting om mee te gaan met
den tijd, die vqotftUU, met het licht, dat
zich verlengt over de donkere dagen
Uit den schoot van den Nleuwsjaarsdag
groeit het Jaar. :Wij. die medegroelen, ont
plooien ons, verbreedep ons, door tal van
ervaringen, door niet te tellen Indrukken
en ondervindingen; zoo wij vatbaar zijn
voor de opvoeding van het leven, worden
we grooter ln geestelijken omvang, dieper
en rijker van Inzicht.
En.... aan arbeid zal het niet falen. Er
ls zoo veel werk ln 't veschlet, werk van
herstel en opbouw van wat afbrokkelde of
verviel. In het dagelUksch leven, dat dit
proces van vergaan en herleven ziet, zijn
de tegenstrijdigheden niet te tellen: willen
en nlet-willen, liefhebben en haten, zich
verheugen en bedroefd zijn, vertrouwen
hebben en bezorgdheid koesteren. Het
leven heeft zijn werkdagen en zijn Zon
dagen; 't ls waar, meer werkdagen dan
Zondagen, meer onrust dan rust, meer
twijfel dan geloof, meer beuzelarij dan
ernst och, eiken dag zouden we wel
„schoonmaak", een „kleine" beurt of een
„groote" beurt, maar tóch schoonmaak,
willen houden. Maar van ons zelf hangt
het af of die beurt „groot" of „klein" zal
wezen, moeilijk of licht.
Dus, nog eens, we moeten met een dap
peren sprong beginnen, des te dapperder,
naarmate de tijdsomstandigheden moei
lijker zijn, doch ten slotte maken wij zelf
ook voor een deel die tijdsomstandighe
den. Er ls een oud rijmpje, dat zegt:
Du selber machst die Zeit;
Das Uhrwerk sind die Slnnen;
HeAmst du die Unruh nur,
So 1st die Zelt von hlnnen.
Wat wil zeggen, dat men van het leven
dat maakt, wat men er zelf van gemaakt
heeft. Met minder onrust minder last.
Met meer blijmoedigheid, hoop en durf,
grooter vreugde en helderder licht. Het
verleden leert ons, dat vele onzer be
zorgdheden niet belangrijk bleken te zijn
en óók. dat waar zij inderdaad ernstig wa
ren, wij dikwijls kracht vonden ze onder
de oogen te zien en ze ten goede.te leiden.
Zoo was het ln het Oude jaar. Het zal ln
het Nieuwe wel niet anders zijn.
Maar we moeten beginnen met te ver
trouwen en opgewekt te zijn. Dat ls de
eerste kracht met welke wij tegenover de
onbekende toekomst moeten staan, Met
vertrouwen en opgewektheid moet de
eerste sprong gedaan worden. Er is ln
leder van ons lets van een overwinnaar,
die van het Nieuwe Jaar iets kan halen
aan bult, lets van de zegeningen, die het
zal kunnen brengen hem, wiens hart daar
voor openstaat. Voor 193S zoude lk enkele
verzen van Blerbaun willen hechten aan
Ieders dagkalender. Hier zijn zij:
Schicke deine BUcke aus: die ganze Erde
Bluht dlr an's Herz: was schön 1st, das
1st dein!
Denn der 1st Könlg über alle Dlnge
Und den berührt der Engel goldne
Schwlngen,
Der selne Bllche so aussenden kann,
Dasz sle wie Adler Beute helmwarts
tragen,
Und dem die Morgenstunden leuchtend
sagen:
Du, Mensch mlt hellen Augen, nimm
uns an.
A. J. B. B.
EEN OUDEJAARSAVOND-MIJMERING.
We zijn gewend te spreken van het
Nieuw Jaar. Inderdaad Is het ook nieuw.
We schrijven een nieuw Jaartal, 1935; we
nemen een nieuw kasboek; aan den wand
hangen we een nieuwen kalender. Zoo ls
er nog heel wat nieuws, dat we ln het
nieuwe Jaar nemen of krijgen.
Er ls nog meer. Niet alleen ln verhaaltjes,
maar ook Inderdaad maken we nieuwe
plannen. We zullen dit en dat anders
doen. Anders: dat beteekent ln dit ver
band: beter. We hebben tegen het einde
van het oude jaar de rekening eens opge
maakt en bevonden, dat dit ln het geheel
niet goed was; dat daaraan nog wel ëén
en ander ontbrak. We verontschuldigen
ons dan wel, dat niemand volmaakt ls
wij zelf dus ook niet en dat dus ook ons
werk niet volmaakt wezen kan; dat aan
ons zelf, aan ons doen en laten nog wel
een en ander ontbreekt. Maar als een heel
Jaar leven achter ons gaat liggen; als we
een en ander weer zien, heel even maar
misschien, onder het heldere licht van
ontwaakte herinneringen, dan wordt het
toch wel een beetje anders. We beloven
dan graag ons zelf om ln het komende
Jaar zoo veel anders en beter te zullen
gaan doen. 't Wordt immers nieuw jaar
met een nieuwe kans.
We kunnen nu al eenlgszlns over dat
nieuwe Jaar oordeelen. Wat ls nieuw ge
worden behalve het Jaartal? Sterker nog:
wat ls bezig om nieuw te worden? De
goede voornemens waren niet veel anders
dan een fopspeen met suiker! Het nieuwe
gaat niet veel verder dan tot aan de op
pervlakte der dingen. We zouden het zoo
kunnen zeggen: het nieuwe jaar maakt
geen nieuwe menschen!
Zooals het ln ons ls, zoo ls het ook om
ons. We legden op den laatsten dag van
het oude jaar onzen arbeid neder en op
den tweeden dag van het nieuwe Jaar vat
ten we den ouden arbeid weer op. En het
was altemaal hetzelfde: het huls, waarin
we wonen; de kleeren, die we dragen;
degenen, die ons hulsgezin vormen of met
wie we arbeidden: onze kennissen, onze
vriendenwat ls nu eigenlijk nieuw ge
worden. Er ls niets nieuws onder de zon.
Ook niet ln ons leven, 't Is alles bij het
oude gebleven.
Er ls door den dood Iemand uit onzen
kring weggerukt. We hebben een nieuw
arbeidsveld gekregen. Doch dat zUn maar
weinigen. We hebben misschien een be
trekking verloren. Dat zijn er heel wat
meer! Kortom hier en daar kan Iets, mis
schien zelfs veel veranderd zijn aan de
vormen van ons leven ls niet zoo heel veel
veranderd. Het ls wel duidelijk, dat het
nieuwe niet veel anders ls dan het oude.
Maar moeten we dan niet klagen over
eentonigheid ln ons leven? Inderdaad zijn
er heel wat menschen, die meenen, dat
hun leven zoo eentonig ls. Zou het niet
zijn. omdat aan hun leven de geest ont
breekt? Want de geest maakt levend en
waar het leven zich openbaart daar kan
de eentonigheid niet wezen. Want de geest
geeft ook aan de oude misschien versleten
dingen van het dagelllksche leven kleur
en Inhoud en beteekenis.
Het komt er dus voor alle dingen maar
op aan, dat we ons laten beheerschen door
den geest. En dit ls het nu wat zoo velen
niet doen. Indien ze het deden, hoe anders
zou hun leven worden. Ook ln het jaar
over welks dorpel we amper binnengetre
den zijn,
Het is de geest, die ln den tUd Indraagt
iets uit de eeuwigheid; ln de wereld der
stoffelijke dingen Iets uit de geestelijke
wereld. Als daaruit licht valt op de gewone
dingen van al den dag, dan wordt hét
oude als nieuw. Dan blijkt, hoeveel waarde
dat oude heeft, wanneer het maar goed
wordt bezien; wanneer het maar gedragen
wordt door een hooger ideaal; door een
levensbeschouwing, die verre uitgaat boven
het gelljkvloersche. Dat is dus: door den
geest.
Wie daardoor ziln leven laat bezielen,
die weet de oude dingen van het oude
leven telkens nieuw.
ONZE TELEFOONNUMMERS:
(op 2 lijnen)
(Bulten verantwoordelijkheid der Regf
Cople van de al of niet geplaatste
stukken wordt niet teruggegeven.
DE KOE.
Weled. Heer.
Uit het ingezonden schrijven van den
Oud-Hoofdagent van Politie C. A. SUerlngs
ln het Leldsch Dagblad van 12 Dec. '54 zult
U hebben bemerkt dat deze de eenlgste
schrljvende-belangstellende, maar tegelij
kertijd de speurder en ontdekker van het
toentertijd metalen beest blijkt te zijn.
Helaas ls hij echter ln den waan komen te
verkeeren, dat deze „de Koe" zou zijn,
welke de ln-brulkleen-gevlge-gemeente-
archivaris Mr. Dozy liet dienen als wind
vaan op het buitenhuisje „Noolt-Gedacht"
gelegen ln Zoeterwoudzche Singel—Hee
renstraat.
HU betoogt nameUJk ten slotte dat, toen
„Noolt-Gedacht" werd gesloopt en ter
plaatse een nieuw winkelpand (de tegen
woordige sigarenwinkel van den heer Ver
burg) werd gebouwd, „de Koe" op dat
pand ls overgebracht en thans zou deze
windvaan, verguld, nog op het pand prij
ken.
Uit nrüjn vorig schrUven aan U gericht,
zal het U gebleken zUn ten eenenmale deze
„Koe" niet te hebben bedoeld.
De „Koe" van het vroegere buitenhuisje
„Noolt-Gedacht" waarvan de Oud-Hoofd
agent van Politie gewaagd en die later her
plaatst zou zUn en weder prUkte op de
plaats die de gemeente-archivaris Mr. Dozy
haar Indertijd had be-dacht (maar niet
ge-dacht aan.verjaren?) niet dezelfde
ls die zich nü zou „uitvieren!" op dat plet-
luttlg-archltectonische bouwsel van voor
noemd winkelhuls.
De Hoe-vaan" van de voormalige Kof-
poort, waarover lk U schreef was de orlgi-
neele „Koe". Op welke wUze zU daar weder
zou zUn terecht gekomen, nk de toedracht
die de Oud-Hoofdagent van Politie ervan
ten beste geeft ls mU evenmin helder, als-
dat lk vorige week ter plaatse tot mUn
groote verbazing ontdekken moest, dat zij,
de orlglneele ,Koe" van haar jarenlange
standplaats was verdwenen. ZU stond daar
bUkans onzichtbaar, eenerzUds door de
hoogere bebouwing vlak er naast en an-
derzUds door de boomenrU die men er tot
kort geleden nog had staan. Tot de lnge-
wUden moest men behooren om te weten
dat dóir de Koe-vaan ln eenzaamheid ver
scholen stond.
Als een slot-apotheose kan lk U ln het
„geheim" mededeelen dat de „koe" (Oud-
Hoofdagent van Politie) welke zich bevindt
op het bewuste winkelhuls, voor ruim 45
jaren op het bureau van wUlen mUn vader
werd gecopiëerd naar de orlglneele Koe
poort-vaan.
Aan deze „Koe" werd echter het relief
niet gegeven, welke de orlglneele wel bezat
(z.g.n. bol) maar werd eenvoudig gevolgd
naar haar contour en alzoo uit een plaatje
koper (lk meen van 3 m.M. dikte) uitge
hakt.
Dit alles is nog te vinden als beschrijving
ln het destijds gemaakte bestek en als tec-
kenlng gedetailleerd voor het aldaar bou
wen van twee woningen onder één kap
(z.g.n. mansarde-kap) aan den Zoeter-
woudschen Singel, thans genummerd 4 en 5
Wat de vraag betreft door den Oud-
Hoofdagent van Politie gesteld: „Wie ls de
rechtmatige elgenaarl" geldt dus niet
direct de „Koe" van No. 1 maar de ver
dwenen „Koe" van No. 4. Maar het ant
woord op die vraag zal zUn de gebruikelUke
„reddingsgordel" in dergelijke „Malle Ge
vallen" voor kennisgeving aangenomen
en ter zUde gelegd!....
Hiermede ls de gemeente Lelden dan een
Bok rUker en een koe armer geworden.
Hoogachtend,
JACQUES VAN DER HEYDEN,
Garenmarkt 9.
Lelden, 15 Dec. '34.
BESTRATING JAN VAN HOUTKADE.
Een lezer vestigt de aandacht der be
treffende autorieiten op de zeer slechte
bestrating der Jan van Houtkade, vooral
voor de tuinen is het bU regenweer een
ware modderpoel.
9. Wat Je geteekend ziet hier boven, kan Je misschien haast
niet gelooven en toch is 't werkelijk waar.
Hoe verandert hier nu Michlas, de toovenaar! Door veel spreuken
en getoover gaat hU langzaam in een water-monster over.
HU roept: „Akaboelabalabob acht armen en een groote kop.
Gieregaregang wedden dat ik daarmee 't beertje vang!"
ThUsje, pas nu op die toovenaar bezorgt Je nog een strop 1
1-41