LEIDSCH DAGBLAD Vierde Blad Maandag 31 December 1934 MODERNE SYLVESTER. Van het Oude in het Nieuwe. NIEUW EN TOCH OUD. Ililllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Redactie1507 Directie en Administr 7500 iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii INGEZONDEN. SPREEKCEL. THIJS IJS EN DE VERLOREN SLEUTEL Mevrouw von Balidan beijverde xlch om der. Oudejaarsavond zoo gezellig mogelijk te doen zijn. zoowel voor haar dochter, de jonge weduwe, mevr. Margriet, als voor de haar sympathieke, inwonende, betalende logee, mej dr Zinserling Zij bracht Juist op een blad enkele lekkernijen naar bin nen, toen plotseling de telefoon luid, schril en aan Mn stuk doorrinkelde. Mevrouw von Balidan schrok onwille keurig; zij kon maar niet wennen aan die plnsellng-opdrlngende klanken, ofschoon in haar huls de telefoon verre van onge bruikt bleef. Reeds des morgens, zeer in de vroegte, had de vurigste der aanbidders van de hulp in de hulshouding, juffrouw Erna, mevrouw von Balidan uit den slaap naar het toestel gejaagd en had een brutale mannes tem haar toegebeten, dat hij juffrouw Erna zelf wenschte te spreken. Ook nu kwam Erna in vliegende haast aangerend, want er viel heel wat te be spreken voor een avond, die xlch tot den volgenden morgen sou uitstrekken. Tege lijk werden andere deuren opengegooid en de dochter-weduwe, evenals de logée stormden naar binnen, maar Juffrouw Erna was reeds aan het toestel en gilde en gierde: ,.och neen.... zeg.... Maar goed.... dan ben ik maar dwaas! Goed. goedl" De dochter-weduwe, achter den rug der druk-telefoneerende, had een klein, bru- taal-rood- tongetje uitgestoken en maakte, terwijl de logée grinnikte, eenlge fox-trott passen voor den grooten spiegel, onder wijl haar teleurstelling, dat de telefoon haar niet gold, wegdansend. Z(J beant woordde weinig aan het beeld, dat men zich maakt van een weduwe, dit jonge slanke, bewegelijke persoontje, met de kort-geknlpte haren. ZIJ zag er in haar rozeroode jasje met de kanten volants uit als een van die romantische Jongens-figu ren uit den rococo-tijd De logé maakte een vrouwelijker indruk, was zeer een voudig, doch goed gekleed en beheerscht in haar bewegingen. ..Ik hoop, dat je den Oudejaarsavond rustig bij ons zult doorbrengen?" vroeg mevrouw von Balidan. ..Dat sou ik zeker het allerprettigste vinden ...I" .Mama", onderbrak de dochter (die in een kunst-salon werkzaam was en teer be. vriend was met den eigenaar) vanuit de slaapkamer, „toe roep me direct als er weer getelefoneerd wordthet is om dien „van Dijck", weet u wel1 Kinde ren, wanneer Ernst hem mocht verkoo- pen aan Morgensteln en lk mijn procen ten ontvingEen pelsjas.... een pels jas zou het eerste zijn....l" ..Zot. je daarmee heusch zoo gelukkig zijn?" vroeg de moeder zacht en dacht aan de vele moeilijke, zware uren. die het jonge vrouwtje al reeds had moeten door maken Misschien was het zoo levensbe- gecrig, juist omdat het zoo vroeg reeds met de vergankelijkheid had kennis ge maakt. ..Weet u, moesje", babbelde de jonge vrouw vóór haar toilettafel met de moeder, die hij den haard stond, „wanneer Zeegers nog mocht opbellen, ga ik toch daarheen.. Om hier nu vanavond bij u te zitten vergeef me, maar.dat is me wat moei lijk en voor u is alles ook zoo eenzaam veel beter, gaat u vroeg naar bed.veel beterl Haha!.. daar heb je Ernst!" Meteen een wedloop der drie vrouws persoontjes naar de telefoon. .Zekergoed.... goed.... natuur lijk1 Fransche champagne hoop ik.." Mevrouw Margriet, het slanke wezentje gierde en gilde precies zooals juffrouw Erna uit de keuken zooeven gegierd en verliefd gedaan had. Alle vrouwenstemmen gelijken op elkaar, zoodra ze mannen- grapjes moeten pareeren, dacht mevrouw Balidan stil voor zich heen. Haar dochter viel haar nu uitbundig om den hals: .Moesje.... je bent toch niet boos op me... Zeegers laat ik schieten.... zeg maar iets, als ze opbellen. Ik ga met Ernst naar het cabarethij heeft een tafeltje gereserveerd; Morgensteln komt ook daar maken we de zaak met de van Dijck in orde!" „Kind.. ..kind 't klinkt alles zoo vreemd," glimlachte de moeder hulpeloos. „Ik begTijp eigenlijk heelemaal niet wat Jij met die zaak te maken hebt." „Ikwel ik heb immers toch Ernst en Morgensteln met elkaar in kennis ge bracht.... denkt u dan dat ik eeuwig in dat kunst-salon als type-juffie wil blijven? Had ik af en toe niet wat pret met Ernst, ik zou al lang gek geworden zijr.." ,JEn zijn jullie werkelijk tot den groo ten stap bereidgaan jullie trouwen?" vroeg de moeder bezorgd. .Hemel, moederwaarom dadelijk trouwen, als men zaken met elkaar doet en elkaar een beetje mag? Ik mag Ernst heel graag., .maar was mijn huwelijk nu zoo'n mooi iets? Neen ik verlang heelemaal niet naar een herhaling. Leg u er maar bij neer, moesje! Weet u Juf frouw dr Zinserling.die is zoo serleux die moest uw dochter zijn, dan was u beter af!...." Er werd geklopt.... de logé, dr. Zinser ling stak haar hoofdje door de deur opening: ..lieve mevrouwu wilt me wel excuseerenlk moet u vanavond ook alleen latenmeneer Haller, ambtenaar aan 't ministerie, heeft mij gevraagd met hem en eenige kennissen vanavond naar den schouwburg te gaan en daarna nog wat te „boemelen"te kijken naar de Oudejaars-drukte van Berlijn.alles wel interessant, ook zoo noodig voor mijn soclaal-politleken arbeid. Het zijn allen heeren van onze afdeelingdenkt u dat mijn zwart Japonnetje nog netjes genoeg is?" ..Maar zeker, lief doktertje, zekerhet staat je zoo goed en dat is de hoofdzaak!" De Jongedame haastte zich naar haar kamer en Margriet barstte in lachen uit. „Hoe opgewonden die isof er wat van komen zal vanavond? „Wilt u mij even helpen, mevrouw?" klonk weer de bedeesde stem van de logé. Mevrouw von Balidan knipte de ketting aan haar hals toe. Alles roezemoesde, rende, riep en lachte door elkaar, totdat de hulssleutels ver deeld waren en de deuren toesloegen en de woning nlotselio" *ot een geheel geworden'** on8enoegelijke stilte was P? oude danJ« hen naar haar schrijf tafel, met eenl ge correspondentie hoopte Zij het weee leege gevoel in haar borst te onderdrukken.... Daar klonk opnieuw de telefoon. Hemel! de rumoerige jeugd was nu toch vertrokken kwam er dan nooit rust? Zóó. u, meneer von DleklrchJa zekerhartelijk welkom. Zóó. ook al leen? De kinderen naar de wintersport?.... met een half uurtje? Goed heel graagl" Mevrouw van Balidan schikte de vaas met bloemen wat recht en bemerkte hoe ook haar handen even trilden Juist als bij Margriet en het doktertje. Zij schudde ironisch haar hoofd, terwijl zij bij zichzelf glimlachte. Baron von Dlekirch was ln geen jaren bij haar geweest: :|]n vrouw was haar nooit zeer sympathiek geweest: nu was deze sinds eentgen tUd gestorven Wat dreef hem nu tot haar? De oude heer begroette mevrouw von Balidan met groote hartelijkheid; hij kuste haar de hand. keek lang. ontroerd, naar het lieve, fijne vrouwe-gelaat naar de grijze, kroesende haren, naar de zachte bewegingen van haar voorname gestalte. „Wat dank ik u. dat u mij wel asyl hebt willen verleenen dezen avond, inplaats dat lk mijn troost moest zoeken in een of ander restaurant. Hoe gezellig is het hier bij u.... en hoe gaat het uwe dochter Margriet? Ja, Ja, die prefereert zeker weer een restaurant". Mevrouw von Balidan glimlachte ver legen: "Ja, Ja. ze had afspraak met ken nissen. het arme ding.... lk gun het haar zóó, wat afleiding!" Von Dlekirch zag opnieuw naar het vriendelijke gezicht, ondanks ouderdom nog zoo vyl bekoring „Weet u wel", zelde hij nadenkend, „dat er spoedig ln ons vaderland geen vrouwen meer zullen zijn als u?" ..De vrouwen antwoordde zij wor den misschien energieker, kordater en staan meer paraat tegenover het leven.... Merkwaardig, dat lk ook eens tot de ener gieken behoorde en mij onder de leiders telde...." .En lk.... lk heb als officier eveneens mijn man gestaanen nuWeet u, dat ik kom om afscheid te nemen?" „Afscheid.... u legt zoo'n elgenaardlgen klemtoon op dat woord. Waar gaat de reis heen?" „Naar de helde, naar de ontginningen. Ik heb er een post van opzichter aange nomen. Javan opzichter!" „U waart altijd dapper en resoluut!" Ironisch krulde zich de lip van den grij zen bezoeker. „In leder geval liever die ongewone ar beid dan het genade-brood bl] mijn dochter!" „Heel begrijpelijk...." Een stilte ontstond. De vriend nam een slok van zijn punch. „Als men oud wordt," zei hij langzaam, „dan doemen des te levendiger soms de visioenen van 't verleden weer op. MIJ gaf het een rust, als lk u nog eenmaal mocht zien Wij hebben eens veel van elkaar gehouden. Vier handen vonden elkaar, twee ietwat omsluierde paar oogen keken elkaar weemoedlg-lachend aan. De herinneringen ontwaakten. Weet Je nog. den Oudejaarsnacht, toen we hij je ouders naar den toren klom. men om de klokken over het verre land te hooren galmen en wij allen mee instem den: „Loof den Heer. mijne ziel 1 De oude mevrouw boog haar grijze hoofd wat dieper. „Bij elk Oudjaar heb lk aan dat mkirier- nachtuur op den toren gedacht," zei ze zacht. „Het jaar door vergat men wel.... vele plichten „Wij zijn heel verstandig geweest al te zeer! Heden ten dage is de jeugd niet meer zoo verstandig". „Die neemt wat ze kan krijgen en mis schien heeft ze gelijk", riep mevrouw Bali dan levendig uit. want ze verdedigde van ganscher harte een afwezige. Iedere generatie houdt er ten slotte haar eigen smaak op na". Terwijl ze bleven phllosofeeren over Jeugd en onderdom. dreunde opeens de groote torenklok. Zij traden op het bal- con, waar het kabaal der straat tot hun omhoog sloeg, het geknetter van vuurwerk de wegdeinende slagen der groote klok overstemde. Zwijgend stonden de belde oude menschen naast elkaar en zochten naar de eeuwige sterren boven hun hoofd. Achter hen ln de kamer rinkelde de telefoon met brutale heftigheid. Blij riep mevrouw von Balidan: .Hind. Margriet, jij?" „Ja. lk, moesje; veel heil en zegen!" „Je stem klinkt zoo fleurig hebben Jullie den van Dijck verkocht?" „Beware me, neen.... Morgenstein heeft Inmiddels een rococo-palelsje doen ver rijzendaarin heeft lüj ook noodig ge poeierde dames. Moesje, luister, lk heb me verloofd...." „Kind.... kind willen Jullie het toch maar wagen, met alléén jullie liefde?" „U denkt zeker aan Ernst? Neen. moes, zoo dwaas ben lk niet. Het Is Morgensteln. Hij zegt. lk ben heelemaal rococoeen kleine rococo-page! Welnu, dan pas lk ln dat palelsje!" Mevrouw von Balidan nam een gerulsch van lachende stemmen waar .Jamoesjemorgen komt hij: u kunt hem dan zelf zien! Dageen zalige shimmy wordt er ingezetneem 't maar niet kwalijk.lk versta u zoo slecht.... de jazzband maakt zoo'n helsch lawaai.... dag!" Mevrouw von Balidan legde de haak neer en met een weemoedige trek op haar gezicht kon zij niet anders zeggen: de tegenwoordige jeugd.... de tegenwoordige Jeugd...." In sommige streken en kringen van onze groote wereld vindt men een gebruik in zwang, hierin bestaande, dat de men schen op Sylvesteravond even voor mid dernacht op een stoel klimmen, het slaan van twaalven afwachten en dan, bij den laatsten klokslag, er afspringen en elkaar omhelzen. Zij springen aldus symboli- seeren zij ,,ln het nieuwe". Misschien doen ze daarbij iets, wat te verbinden is aan de zeer oude Oud-Germaansche mythe, die de zon vergelijkt met 'n sprin gend hert, en waaraan de Dultsche volks uitspraak ontleend ls: „Met Nieuwjaar wordt de dag een sprong van een hert langer." De datum van bet nieuwe Jaar ls ech ter niet altijd dezelfde geweest. Ook die heeft sprongen gedaan, vooruit en terug. In de landen om de Mlddellandsche Zee werd in de lente het begin van het jaar gevierd. De Christelijke Kerk stelde het eeuwen lang afwisselend, nu eens op Kerstmis, dan weer op één of op zes Ja nuari (Eplphaniën). In de Middeleeuwen wa« de datum verschillend ln enkele lan den: In de Republiek Florence 23 Maart; in Venetië 1 Maart; ln sommige deelen van Frankrijk bij het begin der lente Te Keulen en te Trier weer 25 Maart; ln het overige Dultschland en ln Zwitserland weer Kerstmis. Bij de Dultschers zat sterk de herinnering aan het wlntersche Joel feest: het feest van de zon. Op dat feest, dat feest van het licht, werd het Christus kind geboren, het kind dat tevens Nieuw jaar is: de llcht-retne God, de vorst van het licht, van wien Johannes de Dooper getuigde. „Hij moet wassen, lk moet min der worden". Sporen daarvan vindt men ook elders: Zoo heet hier en daar ln Zwit serland het Christuskind niet alleen „ChrlstUndll", maar ook „Neujahrsklndli" Doch het Romelnsch geaag, met zijn ijzeren greep, zou den Nieuw) aarsdztum bepalen, alle afwijkingen van links en van rechts ten spijt. Julius Caesar verlegde ln zijn kalender, dien hij in het jaar 48 vóór Christus invoerde, den Nieuwjaars dag van 1 Maart op 1 Januari Op den langen duur heeft deze regeling het ge wonnen. De toevoeging van twee maan den, Januari en Februari, vóór Maart, verklaart dan ook, waarom de laatste vier maanden van ons kalenderjaar, ofschoon de negende, tiende, elfde en twaalfde, toch nog September (de zevende), October (de achtstei, November (de negende) en De cember (de tiende) heeten. Dus op 1 Januari Nieuwjaar en de dagen gaan lengen. Het leest der Onverwonnen Zon der Romeinen, bet Joelfeest der Oude Germanen is voorbij, Onverwonnen stijgt de bron van het licht uit de duisternis der korte dagen voor de aarde omhoog. De dag maakt een sprong en wij moeten me- desprlngen of wij willen of niet en ons huls, ons bedrijf, ons leven regelen naar dien machtigen factor van het bestaan: het licht. Maar het zal goed zijn, zoo de menschen niet alleen den sprong mede wagen, omdat het moet, maar ook omdat zij willen, omdat zij het meerdere licht willen zien en er gebruik van willen ma ken. Alle aanvang, zegt men, ls moeilijk; alle aanvang ls een dappere sprong in een nieuwe toekomst: toekomst van leven, toekomst van kunnen, toekomst van doen. En bij den grooten. voortgezetten gang van arbeid, geestelijk en lichamelijk, is het niet kwaad, van tijd tot tijd een sprong te doen, die ons ver brengt van sleur en gewoonte, die den arbeid zou kun nen ontdoen van zijn glans. Zoo zouden we ons dus den sprong in het Nieuwe Jaar kunnen voorstellen als een poging tot hernieuwing, verfrisschlng, verjonging, als een wilsuiting om mee te gaan met den tijd, die vqotftUU, met het licht, dat zich verlengt over de donkere dagen Uit den schoot van den Nleuwsjaarsdag groeit het Jaar. :Wij. die medegroelen, ont plooien ons, verbreedep ons, door tal van ervaringen, door niet te tellen Indrukken en ondervindingen; zoo wij vatbaar zijn voor de opvoeding van het leven, worden we grooter ln geestelijken omvang, dieper en rijker van Inzicht. En.... aan arbeid zal het niet falen. Er ls zoo veel werk ln 't veschlet, werk van herstel en opbouw van wat afbrokkelde of verviel. In het dagelUksch leven, dat dit proces van vergaan en herleven ziet, zijn de tegenstrijdigheden niet te tellen: willen en nlet-willen, liefhebben en haten, zich verheugen en bedroefd zijn, vertrouwen hebben en bezorgdheid koesteren. Het leven heeft zijn werkdagen en zijn Zon dagen; 't ls waar, meer werkdagen dan Zondagen, meer onrust dan rust, meer twijfel dan geloof, meer beuzelarij dan ernst och, eiken dag zouden we wel „schoonmaak", een „kleine" beurt of een „groote" beurt, maar tóch schoonmaak, willen houden. Maar van ons zelf hangt het af of die beurt „groot" of „klein" zal wezen, moeilijk of licht. Dus, nog eens, we moeten met een dap peren sprong beginnen, des te dapperder, naarmate de tijdsomstandigheden moei lijker zijn, doch ten slotte maken wij zelf ook voor een deel die tijdsomstandighe den. Er ls een oud rijmpje, dat zegt: Du selber machst die Zeit; Das Uhrwerk sind die Slnnen; HeAmst du die Unruh nur, So 1st die Zelt von hlnnen. Wat wil zeggen, dat men van het leven dat maakt, wat men er zelf van gemaakt heeft. Met minder onrust minder last. Met meer blijmoedigheid, hoop en durf, grooter vreugde en helderder licht. Het verleden leert ons, dat vele onzer be zorgdheden niet belangrijk bleken te zijn en óók. dat waar zij inderdaad ernstig wa ren, wij dikwijls kracht vonden ze onder de oogen te zien en ze ten goede.te leiden. Zoo was het ln het Oude jaar. Het zal ln het Nieuwe wel niet anders zijn. Maar we moeten beginnen met te ver trouwen en opgewekt te zijn. Dat ls de eerste kracht met welke wij tegenover de onbekende toekomst moeten staan, Met vertrouwen en opgewektheid moet de eerste sprong gedaan worden. Er is ln leder van ons lets van een overwinnaar, die van het Nieuwe Jaar iets kan halen aan bult, lets van de zegeningen, die het zal kunnen brengen hem, wiens hart daar voor openstaat. Voor 193S zoude lk enkele verzen van Blerbaun willen hechten aan Ieders dagkalender. Hier zijn zij: Schicke deine BUcke aus: die ganze Erde Bluht dlr an's Herz: was schön 1st, das 1st dein! Denn der 1st Könlg über alle Dlnge Und den berührt der Engel goldne Schwlngen, Der selne Bllche so aussenden kann, Dasz sle wie Adler Beute helmwarts tragen, Und dem die Morgenstunden leuchtend sagen: Du, Mensch mlt hellen Augen, nimm uns an. A. J. B. B. EEN OUDEJAARSAVOND-MIJMERING. We zijn gewend te spreken van het Nieuw Jaar. Inderdaad Is het ook nieuw. We schrijven een nieuw Jaartal, 1935; we nemen een nieuw kasboek; aan den wand hangen we een nieuwen kalender. Zoo ls er nog heel wat nieuws, dat we ln het nieuwe Jaar nemen of krijgen. Er ls nog meer. Niet alleen ln verhaaltjes, maar ook Inderdaad maken we nieuwe plannen. We zullen dit en dat anders doen. Anders: dat beteekent ln dit ver band: beter. We hebben tegen het einde van het oude jaar de rekening eens opge maakt en bevonden, dat dit ln het geheel niet goed was; dat daaraan nog wel ëén en ander ontbrak. We verontschuldigen ons dan wel, dat niemand volmaakt ls wij zelf dus ook niet en dat dus ook ons werk niet volmaakt wezen kan; dat aan ons zelf, aan ons doen en laten nog wel een en ander ontbreekt. Maar als een heel Jaar leven achter ons gaat liggen; als we een en ander weer zien, heel even maar misschien, onder het heldere licht van ontwaakte herinneringen, dan wordt het toch wel een beetje anders. We beloven dan graag ons zelf om ln het komende Jaar zoo veel anders en beter te zullen gaan doen. 't Wordt immers nieuw jaar met een nieuwe kans. We kunnen nu al eenlgszlns over dat nieuwe Jaar oordeelen. Wat ls nieuw ge worden behalve het Jaartal? Sterker nog: wat ls bezig om nieuw te worden? De goede voornemens waren niet veel anders dan een fopspeen met suiker! Het nieuwe gaat niet veel verder dan tot aan de op pervlakte der dingen. We zouden het zoo kunnen zeggen: het nieuwe jaar maakt geen nieuwe menschen! Zooals het ln ons ls, zoo ls het ook om ons. We legden op den laatsten dag van het oude jaar onzen arbeid neder en op den tweeden dag van het nieuwe Jaar vat ten we den ouden arbeid weer op. En het was altemaal hetzelfde: het huls, waarin we wonen; de kleeren, die we dragen; degenen, die ons hulsgezin vormen of met wie we arbeidden: onze kennissen, onze vriendenwat ls nu eigenlijk nieuw ge worden. Er ls niets nieuws onder de zon. Ook niet ln ons leven, 't Is alles bij het oude gebleven. Er ls door den dood Iemand uit onzen kring weggerukt. We hebben een nieuw arbeidsveld gekregen. Doch dat zUn maar weinigen. We hebben misschien een be trekking verloren. Dat zijn er heel wat meer! Kortom hier en daar kan Iets, mis schien zelfs veel veranderd zijn aan de vormen van ons leven ls niet zoo heel veel veranderd. Het ls wel duidelijk, dat het nieuwe niet veel anders ls dan het oude. Maar moeten we dan niet klagen over eentonigheid ln ons leven? Inderdaad zijn er heel wat menschen, die meenen, dat hun leven zoo eentonig ls. Zou het niet zijn. omdat aan hun leven de geest ont breekt? Want de geest maakt levend en waar het leven zich openbaart daar kan de eentonigheid niet wezen. Want de geest geeft ook aan de oude misschien versleten dingen van het dagelllksche leven kleur en Inhoud en beteekenis. Het komt er dus voor alle dingen maar op aan, dat we ons laten beheerschen door den geest. En dit ls het nu wat zoo velen niet doen. Indien ze het deden, hoe anders zou hun leven worden. Ook ln het jaar over welks dorpel we amper binnengetre den zijn, Het is de geest, die ln den tUd Indraagt iets uit de eeuwigheid; ln de wereld der stoffelijke dingen Iets uit de geestelijke wereld. Als daaruit licht valt op de gewone dingen van al den dag, dan wordt hét oude als nieuw. Dan blijkt, hoeveel waarde dat oude heeft, wanneer het maar goed wordt bezien; wanneer het maar gedragen wordt door een hooger ideaal; door een levensbeschouwing, die verre uitgaat boven het gelljkvloersche. Dat is dus: door den geest. Wie daardoor ziln leven laat bezielen, die weet de oude dingen van het oude leven telkens nieuw. ONZE TELEFOONNUMMERS: (op 2 lijnen) (Bulten verantwoordelijkheid der Regf Cople van de al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. DE KOE. Weled. Heer. Uit het ingezonden schrijven van den Oud-Hoofdagent van Politie C. A. SUerlngs ln het Leldsch Dagblad van 12 Dec. '54 zult U hebben bemerkt dat deze de eenlgste schrljvende-belangstellende, maar tegelij kertijd de speurder en ontdekker van het toentertijd metalen beest blijkt te zijn. Helaas ls hij echter ln den waan komen te verkeeren, dat deze „de Koe" zou zijn, welke de ln-brulkleen-gevlge-gemeente- archivaris Mr. Dozy liet dienen als wind vaan op het buitenhuisje „Noolt-Gedacht" gelegen ln Zoeterwoudzche Singel—Hee renstraat. HU betoogt nameUJk ten slotte dat, toen „Noolt-Gedacht" werd gesloopt en ter plaatse een nieuw winkelpand (de tegen woordige sigarenwinkel van den heer Ver burg) werd gebouwd, „de Koe" op dat pand ls overgebracht en thans zou deze windvaan, verguld, nog op het pand prij ken. Uit nrüjn vorig schrUven aan U gericht, zal het U gebleken zUn ten eenenmale deze „Koe" niet te hebben bedoeld. De „Koe" van het vroegere buitenhuisje „Noolt-Gedacht" waarvan de Oud-Hoofd agent van Politie gewaagd en die later her plaatst zou zUn en weder prUkte op de plaats die de gemeente-archivaris Mr. Dozy haar Indertijd had be-dacht (maar niet ge-dacht aan.verjaren?) niet dezelfde ls die zich nü zou „uitvieren!" op dat plet- luttlg-archltectonische bouwsel van voor noemd winkelhuls. De Hoe-vaan" van de voormalige Kof- poort, waarover lk U schreef was de orlgi- neele „Koe". Op welke wUze zU daar weder zou zUn terecht gekomen, nk de toedracht die de Oud-Hoofdagent van Politie ervan ten beste geeft ls mU evenmin helder, als- dat lk vorige week ter plaatse tot mUn groote verbazing ontdekken moest, dat zij, de orlglneele ,Koe" van haar jarenlange standplaats was verdwenen. ZU stond daar bUkans onzichtbaar, eenerzUds door de hoogere bebouwing vlak er naast en an- derzUds door de boomenrU die men er tot kort geleden nog had staan. Tot de lnge- wUden moest men behooren om te weten dat dóir de Koe-vaan ln eenzaamheid ver scholen stond. Als een slot-apotheose kan lk U ln het „geheim" mededeelen dat de „koe" (Oud- Hoofdagent van Politie) welke zich bevindt op het bewuste winkelhuls, voor ruim 45 jaren op het bureau van wUlen mUn vader werd gecopiëerd naar de orlglneele Koe poort-vaan. Aan deze „Koe" werd echter het relief niet gegeven, welke de orlglneele wel bezat (z.g.n. bol) maar werd eenvoudig gevolgd naar haar contour en alzoo uit een plaatje koper (lk meen van 3 m.M. dikte) uitge hakt. Dit alles is nog te vinden als beschrijving ln het destijds gemaakte bestek en als tec- kenlng gedetailleerd voor het aldaar bou wen van twee woningen onder één kap (z.g.n. mansarde-kap) aan den Zoeter- woudschen Singel, thans genummerd 4 en 5 Wat de vraag betreft door den Oud- Hoofdagent van Politie gesteld: „Wie ls de rechtmatige elgenaarl" geldt dus niet direct de „Koe" van No. 1 maar de ver dwenen „Koe" van No. 4. Maar het ant woord op die vraag zal zUn de gebruikelUke „reddingsgordel" in dergelijke „Malle Ge vallen" voor kennisgeving aangenomen en ter zUde gelegd!.... Hiermede ls de gemeente Lelden dan een Bok rUker en een koe armer geworden. Hoogachtend, JACQUES VAN DER HEYDEN, Garenmarkt 9. Lelden, 15 Dec. '34. BESTRATING JAN VAN HOUTKADE. Een lezer vestigt de aandacht der be treffende autorieiten op de zeer slechte bestrating der Jan van Houtkade, vooral voor de tuinen is het bU regenweer een ware modderpoel. 9. Wat Je geteekend ziet hier boven, kan Je misschien haast niet gelooven en toch is 't werkelijk waar. Hoe verandert hier nu Michlas, de toovenaar! Door veel spreuken en getoover gaat hU langzaam in een water-monster over. HU roept: „Akaboelabalabob acht armen en een groote kop. Gieregaregang wedden dat ik daarmee 't beertje vang!" ThUsje, pas nu op die toovenaar bezorgt Je nog een strop 1 1-41

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14