Het ongeluk te Munsterscheveld - Brand Stadsschouwburg Arnhem
Het geheimzinnige Landhuis
75ste Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
Het vreeselijk ongeval te Munsterscheveld. Stadsschouwburg te Arnhem uitgebrand.
-■v Tl
DE PRESIDENT VAN DE REGEER1NGSC0MMISSIE VAN DEN VOLKENBOND VOOR HET SAARp
GEBIED r— mr. Knox, inspecteert te Saarb rücken de Engelsche troepen.
Uit het Engelsch van Hugh Walpole
en J. B. Priestley, door H. A. C. S.
46)
Het ging nu erg langzaam, alleen een
paar meter pad was zichtbaar, geen c.M.
meer. Toch kwam lk een beetje vooruit.
„Mell House voor de lunch", zei ik bij mij-
zell en zei het zelfs hardop om de droe
vige stilte even te verbreken. Ik kwam tot
de conclusie, dat ik ongeveer op een mijl
afstand er van moest zijn. Maar toen
kwam er een stuk rots, geen pad dat door
steenen gemerkt was je kent dat soort.
Wanneer je bij een van die kleine steen
hoopjes kwam, was het juist mogelijk het
volgende, voor je uit, te zien en dat was
al. Nu, ik had een honderd meter ongeveer
afgelegd op deze manier, toen ik plotseling
ontdekte, dat er geen steenhoopjes meer
waren. Ook was ik niet van de rotsen af
en weer op een pad. Ik ging erg voorzich
tig een paar meter in wat mij de goede
richting scheen en bevond mij op een
plaats, waar ik in het niet zag, met mist
bijna onder mijn voeten. Hier was een
soort van afgrond; hij kon vijftig voet
diep zijn of vijfhonderd, ik kon het niet
zeggen. Blijkbaar was ik het spoor kwijt,
doordat ik een stuk rots dat den vorm
van een driehoek had, had aangezien voor
een steenhoop. (Ik heb dat vroeger al eens
gedaan). Ik keerde den afgrond mijn rug
toe en besteedde een paar minuten aan
het klauteren over gladde rotsen. Geen
steenhoopje te zien, nergens. Tenslotte zag
ik vóór mij een zware massa, en ontdekte,
dat ik tegenover een grooten rotsmuur
stond, die in den mist verdween. Ik was nu
absoluut uit de richting, 't Mag overdre
ven klinken, maar als Jij nooit in zoo'n
mist geweest bent, zul je weten hoe moei
lijk het is. Ik was zóó hulpeloos alsof ik op
een andere planeet was terecht gekomen.
Ik volgde dezen rotsmuur naar links, wat
mij, dat wist ik, van den afgrond af bracht
en kwam tenslotte aan het einde er van,
of wat ik het einde meende te zijn. Als een
gek strompelde lk vooruit en naar boven
eerst over losse steentjes, vervolgens, stei
ler, over natte rotsblokken. De plek werd
donkerder en toen zag ik, dat ik terecht
was gekomen in een soort van spleet in
den muur, een schoorsteen. De laatste
twaalf meters waren heusch erg akelig,
maar tenslotte werkte ik mij omhoog naar
den top, waar de mist dikker was dan ooit
en ik op een rand scheen te zijn. Er waren
een paar vlerkante meter rots onder mijn
voeten en dat was alles: ik kon in geen
enkele richting iets anders zien dan warre
lende mist. Ik ging zitten en trachtte het
uit te denken. Toen begon de mist sterker
te warrelen, tot op het laatst een flinke
wind op kwam en er een gat in blies. Ik
zag glimpen van gras, dat door de zon be
schenen werd, aan het eind van een witte
tunnel, een duizend voet beneden. Er kwam
een tweede geweldige vlaag, die de mist
opduwde tot dunne rook. Omtrekken wer
den er doorheen zichtbaar en toen was,
voor een halve minuut, de heele kant van
den berg helder. Ik zag toen, dat ik ver
dwaald was op den steilen voorkant van de
rots, rechts van Mell House. Ik had mij
moeten herinneren dat het pad, dat ik ge
mist had, naar links omhoog draaide, om
dien voorkant te ontwijken. Ik stond wer
kelijk op een glimmenden kleinen rand,
die omhoog liep aan den steilen kant. Ik
had juist tijd om dit te zien, vóór de mist
weer neerkwam en alles onzichtbaar maak
te. Erg trillerig klom ik naar links tot de
rand zóó smal werd, dat 't niets meer was.
Hier was de rots gebroken en niet te steil,
dus klom ik langzaam naar boven. De top
was een aardig scherpe rand, een stuk van
een langen smallen elleboog. Ik werkte mij
naar links, begon te dalen aan den buiten
kant, soms uitglijdend en struikelend, zoo
dat ik vreeselijk in de rots zat totdat ik
tenslotte mij realiseerde, dat ik op het Mell
House plateau moest zijn. De kleine stee
nen hut kon niet meer dan een halve mijl
ver zijn, naar links.
Ik kreeg nu meer vertrouwen, versnelde
mijn pas en kwam natuurlijk ongelukkig
terecht. Ik was omhoog gekrabbeld op den
top van een groote hoop kelen, toen plot
seling mijn beenen onder mij weggleden
en ik vooruit schoot. Ik viel niet meer dan
ongeveer tien voet, maar ik kwam met
mijn volle gewicht te vallen, met den
eenen voet dubbel en den eenen kant van
mijn hoofd en mijn rechterhand schramde
ik leelijk. Toen ik trachtte op te komen,
schreeuwde ik van pijn. Mijn rechter enkel
leek heelemaal een weeke massa. Het deed
helsche pijn, als ik hem bewoog Het lukte
mij mijn schoenveters los te krijgen en
daar lag ik, terwijl ik mij duizelig en mis
selijk voelde.
Je kunt je voorstellen hoe ik mij voelde.
Menig beter mensch dan ik is uit het leven
weggegleden omdat hij op zoo'n plek zijn
enkel brak. Gelukkig was ik niet op den
bodem van zoo'n schoorsteen, maar op
redelijk vlakken grond. Mijn eenige kans
was ergens heen te kruipen, dichter bij de
hut te komen, waar Marjorie waarschijn
lijk op het optrekken van de mist wachtte.
Dus kroop ik vooruit met de snelheid
van één meter per minuut, op handen en
knieën. Het was verschrikkelijk, dat kan
ik je vertellen. Soms gaf ik een gil, maar
het scheen nutteloos om te probeeren
eenig geluld te geven, dat door die verdui
veld witte deken van mist heen drong. Na
ongeveer een uur tobben op deze manier,
rolde ik mijzelf op en rustte om een paar
sandwiches te eten. Daarna ging ik weer
verder, een ellendig hoopje modder en
bloed en pijnlijke beenderen, dat over
natte rots kroop. Eens dacht ik een vaag
geluid te hooren en stopte om te luisteren,
stopte minstens vijf minuten. Een paar
meter verder kwam ik van de rotsen af op
het gras. Ik stond overeind en hinkte een
paar stappen, viel toen neer, uitgeput door
de inspanning. Mijn oor, dicht tegen den
grond, hoorde iets, geluiden van iemand,
die liep. Ik slaakte* een paar kreten. Ik
bewoog mij weer voort, naar het geluid
toe. Een vage gestalte kwam door den mist
naar mij toe. Het was Marjorie.
Wij speelden het klaar de steenen hut te
bereiken samen, want zij was niet erg ver
weg. Daar aten wij, wat van ons eten over
was, op, en ik lag met mijn been uitge
strekt en mijn schoen uit, nadat Marjorie
den enkel had nat gemaakt. Wat wij toen
tegen elkaar zeiden kan niet verteld wor
den, zélfs niet aan jou, mijn beste Mark.
Wij zaten daar. opgesloten in een wereld,
die niets als rots en witte mist was, maar
wij zagen elkaar tenslotte duidelijk genoeg.
Beiden van ons hadden verkeerd gedaan
ik meer dan zij, met al mijn domme kleine
arrogantie maar nu, in deze verlaten
heid. werden wij weer eenvoudig en praat
ten net elkaar ongedwongen en rustig. Ik
geloof, dat wij In die twee uren meer op
bouwden dan wij vroeger verwoest hadden.
En ergens in die steenen hut, bij Mell
House, moet een oude huid zijn afgelegd
door den werkelijken Robert Newlands.
Niet weinig van den man, die zooveel brie
ven aan Jou geschreven heeft, den laatsten
tijd, Mark, zal in die oude huid te vinden
zijn, daarin opgedroogd.
Maar ik moet verder gaan. Dit lijkt mij'
de langste brief, dien ik ooit geschreven
heb en Marjorie, die zooeven binnen
kwam, zegt, dat het tijd is, dat ik ophoud
met mijn gekrabbel. Mij is echter nog tien
minuten toegestaan, dus hier komt het.
Wij wachtten in de hut totdat de mist op
trok en op het laatst begon hij te verdwij
nen, maar ook het daglicht. Binnen een
uur of twee zou het volkomen duister zijn,
en ik kon niet fatsoenlijk wandelen. Heel
spoedig zou het ook bitter koud worden.
Een geheelen nacht door te brengen in
den laten herfst, hierboven! Wij begon
nen elkaar aan te kijken. Na veel praten
besloten wij terug te keeren. terwijl er nog
wat daglicht was. Mijn enkel was erg pijn
lijk en enorm dik; onmogelijk om mijn
schoen weer aan te trekken. Wij vertrok
ken echter en kwamen erg langzaam voor
uit, want ik kon alleen hinken en hob
belen, en moest op Marjorie steunen, die
zelf erg moe was. Wij vorderden treurig
weinig en zagen het daglicht verdwijnen.
Wij waren op het goede pad, maar het
leek hopeloos. Marjorie glimlachte nog,
maar was bleek en beefde en ik kon grie
nen van pijn en uitputting. Wij rustten,
worstelden weer verder, rustten, worstel
den verder, terwijl de geheele bergwand in
het donker verdween.
(Wordt vervolgd),.
De .Kuypersklap", 'de brug te Munsterscheveld, waar het auto- Brandweerlieden stellen een onderzoek in in den totaal uitgebranden Stads*
ongeluk, dat aan zeven personen het leven kostte, plaats vond. schouwburg aan den Velperbinnensingel te Arnhem.
DE OUDE ZUIDER» OF PANCRAS-TOREN TE ENKHUIZEN
dateerend uit.de 15e eeuw, is voorzien van een brandblusch-
inrichting, die door drie verschillende leidingen het water tot
boven in den toren kan persen.
DE NIEUWE CHEF YAN DE SA AR-
POLITIE de Engelsche officier
Hennessy llinks)«