EEN KERSTVERRASSING
levrouw Tervoort, „de mevrouw van
e hoog achter", zooals de bewoners der
ste étage haar noemden, sleet haar
n In groote eenzaamheid op haar
erwets gemeubileerde achterkamer. Ze
al zoo oud en het beklimmen der
ge trappen viel haar vaak zeer moeilijk,
bleef daarom maar boven, breiende
lezende voor het venster of uitkijkende
den grooten tuin van de bewoners uit
benedenhuis. Van het uitzicht op dien
i werd mevrouw Tervoort nooit moe.
heerlijk was 't dan ook in de lente,
alles groen werd! Dan bracht ook het
olijk gedartel der vele vogels, die hoog
de boomen hun nesten bouwden, weer
vreugde in het hart der eenzame,
e dame, dan kon zij vaak heel den
luisteren naar hun vroolijk gefluit
gezang.
laar nu was 't winter. Bladerloos wa
de takken, het gezang der vogels was
stomd. Zelfs de hongerige musschen
vinkjes, die het door haar op de ven-
rbank gestrooide brood kwamen op-
ken en van de opgehangen kokosnoot
epten, zwegen.
Ze zijn bedroed, omdat het winter is",
mpelde dan ook op een dag kort vóór
stmis de oude, eenzame dame. Want
zij werd treurig, als zij aan de nade-
de feestdagen dacht. Kerstmis en Oude-
brachten slechts herinneringen uit
g vervlogen tijd, doch geen vreugde
chten zij de oude, eenzame vrouw,
ip deze feestdagen kon mevrouw Ter-
rt alléén terugdenken aan den tijd,
a zij in haar eigen heerlijk groot huis
haar man en kinderen zoo genoegelijk
Ier den Kerstboom stond. Hoe groot en
Di opgetuigd stond dan de boom mid-
in het groote vertrek, dat alléén werd
licht door de vele kaarsjes; een sprook-
chtige verlichting was 't, zeiden altijd
kinderen. En hoe mooi klonken daarna
frissche, jonge stemmen bij het zin
van „Eere zij God in den Hooge",
111e Nacht, Heilige Nacht" en nog zoo-
1 meer Kerstliederen. Maar dit was al
heel lang geleden. Wel langer dan
ntig jaar. En haar man en kinderen
en gestorven.
.oo, in herinneringen verdiept zat ook
weer op Kerstavond de oude dame met
boek voor zich. Lezen kon ze niet,
Jit duidelijk hoorde zij het vroolijke ge-
na g der menschen, die sinds kort de
ste étage van het huis bewoonden,
ie aardig klinken die kinderstemmen",
I'll te zij. „Hoe heel anders zou 't nu
i, als mijn kinderen niet waren heen-
aan
lomze zou maar naar bed gaan; 't
m ging vanavond toch niet. 't Duurde
n niet lang meer of mevrouw Tervoort
in bed; ze keek naar de maan, die,
en rond, zoo vroolijk door de vensters
arde en luisterde naar de lachende en
en dan zingende stemmen, die, nu
igszins gedempt, uit de benedenver-
iken tot haar kwamen. Daardoor sliep
veel later in dan op andere avonden.
Was echter nog heel vroeg in den
gen en bijna donker in het vertrek,
lai
iel
in de nabijheid van den zorgvuldig-afge-
sloten haard, mevrouw Tervoort kwam
wekken.
Denkende aan inbrekers, durfde zij zich
zelfs niet bewegen. Doodstil bleef ze lig
gen, met half-gesloten oogen, turende
naar den kant, vanwaar het gestommel
kwam. Duidelijk hoorde zij toen ook iets,
dat klonk als een getrippel van kleine
pootjes.
„Dit zijn geen inbrekers", waren toen
weer haar gedachten. „En muizen zijn het
ook niet. Als 't niet al te dwaas was, zou
'k waarlijk nog denken, dat zooals in den
tijd toen 'k nog heel klein was, het 't
Kerstkindje was, dat in den Kerstnacht
cp de aarde komt om lekkers en speelgoed
en een Kerstboom in de huizen der brave
kinderen te brengen". Hoewel nog wat
angstig voor het vreemde, moest mevrouw
Tervoort toch om deze gedachte lachen.
Ze durfde zich nu ook op te richten en
keek zittende naar iets, dat ook weer op
trippelvoetjes het vertrek binnenkwam.
Dit iets geleek verbazend veel op een
kabouter en droeg iets dat zwaar was,
want hij zuchtte even „hè, hè!" en daarna
plofte er iets neer heel dicht bij den haard
„Neen, maar dat is toch al te dwaas!"
dacht mevrouw Tervoort.
„Droom ik misschien nog? Wacht, ik zal
even licht maken
Maar juist toen haar hand het knopje
van het electrische lampje op het nacht
kastje naast het bed zocht, begon halfluid
een stemmetje: „Waar zijn de manda
rijntjes?"
„Stil toch, anders wordt ze wakker!"
waarschuwde fluisterend een ander stem
metje. „En haal gauw nog wat engelen
haar!"
„Willen we eerst een kaarsje aansteken,
dan kunnen wij vlugger alles ophangen?"
fluisterde weer een ander stemmetje.
„Neen, hoor. want dan wordt ze echt
wakker door het licht", zei het eerste
stemmetje.
„In t donker gaat alles veel te lang
zaam," fluisterde weer het andere. „We
schieten niet op en 't begint al echt licht
te worden buiten
,Dat komt van de maan," legde het
eerste stemmetje uit.
„Nietwaar, 't wordt al dag!" zei het
tweede.
Ja, 't begon waarlijk buiten al veel lich
ter te worden. Dit scheen ook de kabou
ters er toe aan te sporen het vertrek weer
vlug te verlaten. Want op eens hoorde
mevrouw Tervoort, na het nogmaals trip-
pelejo van kleine voetjes, de deur van haar
kamer vrij luid dichtslaan.
Toen wel begrijpende, dat het kinderen
waren, die terwijl zij sliep waren
binnengekomen, liet mevr. Tervoort zich
uit bed glijden en zocht het allereerste
haar pantoffels, die altijd vlak vóór haar
bed op het beddekleedje stonden. Wat
ontstemd, deze pantoffels niet op de ge
wone plaats te vinden, maakte zij licht.
„Nu kan 'k beter zien, wat die brutale
rakkers hier uitgevoerd hebben", dacht ze.
„Maar 't is mijn eigen schuld. Hoe kan ik
toch zoo dom zijn, te vergeten mijn deur
te sluiten!"
Daar bemerkte zij op eens de pantoffels
achter het nachtkastje. In een daarvan
vond ze twee mandarijntjes jn in No. 2
eendoosje kleurkrijtjes!
Neen, daar begreep ze niets van. Wat
moest zij, oude vrouw, met kleurkrijtjes
doen? Lachende schudde zij haar grijze
hoofd, liep naar den haard, die gelukkig
doordat ze hem goed afgesloten had, geen
groote warmte gaf. Want wat ze vlak voor
den haard vond, was een houten bankje,
waarover een groot vel roodgekleurd vloei
papier. Op dit vloeipapier stond een aar
den bloempot, gevuld met zand, waarin
een dennetak, omwonden met engelen
haar, terwijl aan roode lintjes, gebonden
aan den tak, eenige kleine pakjes bengel
den, gewikkeld in zilverpapier. Doch het
vreemdste was het speelgoedbeertje van
bruin pluche en de kleine wit-pluche poes,
die tusschen de pakjes aan den dennetak
waren opgehangen.
Terwijl mevrouw Tervoort de in zilver
papier gewikkelde pakjes bekeek, niet be
grijpende, wat zij met alles moest begin
nen, bemerkte zij tusschen het zand, rond
den tak, eenige half afgebrande, kleine ge
kleurde kaarsjes. Toen eerst werd het haar
duidelijk, dat de dennetak een Kerstboom
moest voorstellen. Een Kerstboom voor
haar! Maar hoe kwamen die kleuters, die
haar toch zoo zelden zagen, op deze aller
liefste gedachte?
Terwijl mevrouw Tervoort zich dit af
vroeg, hoorde zij iets buiten de kamer
deur, die zij nu vlug opende en daar zag
zede kabouters, die met verschrikte
gezichtjes haar aanstaarden.
„Wel, wel, wat een heerlijke Kerstver
rassing!" begon ze vriendelijk.
„Bent u er echt niet boos om, dat we
straks zóó maar, zonder te vragen, alles
in uw kamer brachten?" begon een zes
jarig baasje.
Als antwoord op zijn vraag trok de oude
dame hem en de twee anderen, een kleu
ter van vier jaar en een lief, iets ouder
zusje, het vertrek binnen. Toen verdween
ook de angst van dit tweetal.
„We zijn erg vroeg opgestaan, mevrouw
van twee hoog achter", begon het meisje.
„En Jaap sneed een tak van onzen Kerst
boom, want u hadt geen Kerstboom, zei
moeder. En onze boom was zoo heel erg
groot. En daarom maakten wij een Kerst
boom voor u. En in die kleine pakjes zit
lekkers. En Jaap stopte de kleurkrijtjes
in uw schoen, en ik de mandarijntjes
in de andere. En de poes geef ik u ook,
want poesen zijn erg gezellig om mee te
spelen, als u zoo alleen hier zit
„Ja, en met het beertje kunt u óók
spelen", viel de jongste in.
„En ik dacht, dat u het wel prettig zou
vinden wat mooie kleurkrijtjes te hebben
om mee te teekenen", zei Jaap.
„In de pakjes zit allemaal chocolade",
verklapte Theo, de kleuter. „En ne on
der het bed ligt nog een doos flikken.."
„Hadt je niet mogen verklappen", waar
schuwde Jaap. ,,'t Is 'n verrassing.
Neen, verlegen was het aardige drietal
al spoedig niet meer, want toen mevrouw
Tervoort voor hen óók een verrassing had,
een heerlijken Kerstkrans, zat Theo al
dadelijk op haar schoot, terwijl Jaap en
Ansje, ieder op een voetbankje, naast haar
stoel zaten, smullend van het fijne gebak
en tegelijk vertellend, wat het Kerstkindje
hun had gebracht.
„We zullen u ook nog wat er van bren
gen. mevrouw van twee hoog achter", be
loofde Theo.
Doch mevrouw Tervoort zei lachend, dat
het Kerstkindje haar al zoo héél veel ge
bracht had, zóóveel, dat ze niets meer
noodig had.
„Wat heeft het Kerstkindje u dan nog
meer gebracht?" vroeg Jaap. „En wat vond
u de prettigste Kerstverrassing?"
„Dat warendrie kabouters, die 'k
straks toen 't nog donker was, door mijn
kamer zag trippelen. Ja, drie lieve kabou
ters, hoor!"
„Hè, en dat waren Jaap, Ansje en ik!"
riep Theo vroolijk uit.
„Wel, dan zijn jullie dus de heerlijkste
Kerstverrassing voor mij geweest!" zei de
oude dame.
.Maar wat heeft het Kerstkindje u dan
nog meer gebracht?" wilde Ansje weten.
„Drie lieve kinderen, twee kleine vriend
jes en één vriendinnetje", luidde het ant
woord.
„Waar zijn die dan?" vroeg Theo.
„Domme jongen, dat zijn wij, legde Jaap
hem uit. „O, 'k hoor de gong! Moeder
roept!"
„O, we moeten naar beneden! riep