Uit den Leidschen Raad.
Zoo naar?
AKKERTJES
75,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 December 1934
Derde Blad
No. 22928
De voorstellen tot verlaging der
lichttarieven aangenomen.
Bezuinigingen op het onderwijs.
O
Wethouder TEPE constateert met ver
baring het weinig enthousiasme voor dit
voorstel, al kost het geen geld. Z.i. is dit
een gevolg van niet elkaar geheel begrij
pen. B. en W. stellen voor een gem. in
specteur, zooals de minister heeft zijn in
specteurs. Reeds eenige jaren is de be
hoefte aan zoo'n Inspecteur gevoeld om 'n
geregeld toezicht te kunnen oefenen. De
rijksinspecteur geldt voor de Inspectie
Lelden, niet voor de gemeente Leiden al
leen, terwijl B. en W. bovendien dezen
geen wenken kan geven. Voor een goed
contact met de openb. scholen ls zoo'n
voorgestelde schakel dringend noodig. Dat
er geen werk voor den wethouder zou over
blijven, beschouwt spr. als een grap, an
ders begrijpt men den gang van zaken
niet. Niet aanvaarden van dit voorstel
moet spr. zien als een soort motie van
wantrouwen in B. en W. Dit los van de
persoon van den voorgedragene Zie hoe
zelfs kleinere gemeenten zoo'n inspecteur
hebben. In algemeenen zin zet spr. uiteen,
waarom. Ook het Bljz. Onderwijs heeft zijn
eigen Inspecteurs naast de rijksinspec
teurs! En wat kan men er mee verliezen?
Twee zien meer dan één! De titel zal bo
vendien de noodige bevoegdheden geven,
die een ambtenaar zou missen in menig
opzicht.
B. en W. stellen voor den chef der af-
deeling onderwijs te benoemen om, gelet
op de tijdsomstandigheden, geen nieuwe
uitgaven te vragen. De benoeming is toch
zeer wenschelijk, niet strikt noodzakelijk
en voor wat wenschelijk is, vragen B. en
W. immers geen gelden.
Tengevolge van de mutatie op de afdee-
Ung Onderwijs, heeft de chef de handen
wat vrijer gekregen en daarvan wenschen
B. en W. gebruik te maken. En wat betreft
het argument, dat de heer Vriend geen
onderwijs-specialist is, zie benoemingen bij
het rUkl En is door die personen geen goed
werk geleverd? Bovendien, voor dit soort
inspectie zijn andere eischen gevraagd: een
helder inzicht, goede kijk op menschen en
dingen, niet uit den weg gaan bij objectief
oordeel. En deze capaciteiten heeft de chef
van de afdeeling.
(Reeds geplaatst in een deel
onzer vorige oplaag).
Ook in de toekomst zal geen aparte
functie worden gecreëerd, zegt spr. de heer
Coster toe.
D» heer WILBRINK ontkent wantrou
wen te uiten tegen B. en W. wanneer hl]
tegen dit voorstel blijft. Den referendaris
van onderwijs wordt nieuw werk opgedra
gen, dat zijn gewone werk zal verminde
ren, zoodat dit op den duur geld zal moe
ten kosten.
De taak van den inspecteur is neergelegd
in de wet en dus zal hij zich wel degelijk
kunnen inlaten met het onderwijs zelf en
dat zal de heer Vriend, zooals hij hem
kent, ongetwijfeld doen ook. En daarvoor
blijft spr. een vakman noodig oordeelen,
ook om wrijving met de rijksinspecteur te
voorkomen en met het onderwijzend per-
6011661
Een inspecteur kan noodig zijn, spr. wil
dit toegeven, doch dan een vakkundige.
De heer BOSMAN komt er tegen op, dat
r.iet direct-meegaan wantrouwen zou be-
teekenen tegen B. en W. Spr. blijft er bij,
dat op den duur deze benoeming geld zal
kosten, zij het door uitbreiding van amb
tenaren op de afdeeling onderwijs.
De heer v. ES is ook nog niet overtuigd.
Spr. vraagt voorts of de nieuwe inspec
teur ook over het openb. bijz. onderwijs zal
gaan en of er al een instructie is.
De heer BERGERS pleit voor het voor
stel noch medelijdend hebbend met den
heer Vriend, noch met den wethouder, wat
de werkzaamheden betreft.
De heer GROENEVELD begrijpt de be
zwaren niet: het voorstel kost geen geld
en er komt meer toezicht! Bovendien, B.
en W'. kunnen de inspecteur niets opdra
gen, den gem. inspecteur wel!
Wethouder TEPE ziet geen wantrouwen
in critiek, wel in daadwerkelijk verzet uit
den raad, waar het college dit nadere toe
zicht dringend wenschelijk oordeelt.
De inspecteur ls niet in de eerste plaats
bedoeld voor het bijz. lager onderwijs doch
ook voor dit zal zijn functie toch gelden.
Waartegen toch geen bezwaar kan zijn.
Een initructie is er nog niet, waar over het
voorstel nog niet is beslist.
Sub a wordt aangenomen met 248
stemmen.
Tegei de heeren Beekenkamp, v. d. Rey-
den, v.Eecke, Eikerbout, v. Rosmalen, Bos
man, v Es en Wilbrink.
Benoemd wordt de heer Vriend met 25
stemmen tegen 6 blanco.
BENOEMINGEN.
lo. Benoeming van 5 leden der Com
missie bedoeld in art. 2, le lid, sub 3o. der
verordening, houdende Reglement voor de
Comiiissiën van Advies betreffende de
arbeids- en dienstvoorwaarden van het
personeel in dienst van de gemeente Lei
den (vacatures: de H.H. F. Eikerbout, J.
Wilbiink, Y. Kuipers, Th. M. W. Bergers
en R van Eecke).
De aftredenden worden herkozen.
2o Benoeming van 5 plaatsvervangende
leder, dier Commissie (vacatures: de HH.
Mr C. Beekenkamp, J. A van der Reijden,
J J. Vallentgoed, C. J. van Tol en J. M.
Vosl
De aftredenden worden herkozen.
3o. Benoeming van twee leden van de
Gemeentelijke Commisie voor Maatschap-
Pelijt Hulpbetoon. (264)
Ha-benoemd worden jhr. C. C. Roëll en
H p, Veldhuyzen.
30 Benoeming van een hoofd der o.l.
school op het Schuttersveld (266)
Baioemd wordt de heer J. v. d. Walle,
Noordwolde.
HAMERPUNTEN.
7o. Praeadvies op het verzoek van Mej.
C. J. Aalbersberg om ontslag uit hare be
trekking van onderwijzeres aan de o.l.
school aan den Zuidsingel B. (268)
Conform besloten.
8o. Voorstel tot verhuring van een ge
deelte van het perceel kad. bekend Ge
meente Lelden. Sectie N No. 173, gelegen
in den Stadspolder, aan de Vereenlging
tot aanleg en onderhoud van Volkstuinen
„Ons Genoegen". (269)
Conform besloten.
9o. Voorstel tot overneming in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van ver
schillende strookjes voor straat bestem
den grond. (270)
Conform besloten.
lOo. Voorstel tot verkoop aan H. C. de
Jong q.q. van een strookje grond, gelegen
aan de Heemskerkstraat, kad bekend ge
meente Leiden, Sectie N No. 897 (ged.)
(271)
Conform besloten.
llo. Voorstel tot wijziging van de veror
dening, houdende reglement voor de
Gemeentelijke Hulpbank (Gemeentelijke
Bank van Leening en Geldschletbank) te
Leiden. (272)
Goedgekeurd.
I2o. Voorstel tot het verleenen van
medewerking aan het bestuur van de
Vereenlging voor Christelijk Onderwijs, tot
de aanschaffing van leermiddelen ten
behoeve van zijn school voor u.l.o. aan het
Noordeinde No. 3 en tot vaststelling van
den desbetreffenden begrootingsstaat.
(273)
De heer VOS vraagt voortaan in zulke
gevallen meer preciese inlichtingen.
Conform wordt dan besloten.
13o. Voorstel tot vaststelling:
a. van de vergoeding, bedoeld in art.
101, lid 1 t/m 7, van L.O. wet 1920,
over het jaar 1931 aan de besturen
van verschillende bijzondere scholen;
b. van het alsnóg, krachtens het achtste
lid van het sub a. genoemd wets
artikel uit te keeren bedrag over de
jaren 1929, 1930 en 1931 aan de be
sturen van verschillende bijzondere
scholen;
c. van de vergoeding wegens salariee-
ring van vakonderwijzers, bedoeld in
het negende lid van het sub a. ge
noemde wetsartikel, over het jaar
1931, aan de besturen van verschil
lende bijzondere scholen. (274)
De heer VOS maakt aanmerking op één
post van een der scholen: een electr. vloer-
wrijver ad f.140! Spr. dringt in verband
hiermede nog eens aan op bezuiniging.
De heer MANDERS ziet liever arbeids
krachten dan zoo'n machine, al zal deze
juist wel uit zuinigheid zijn genomen.
Wethouder TEPE zegt, dat het feitelijk is
een olie-machine om de vloer van een
gymnastiekschool in orde te brengen, dus
uit zuinigheidsoogpunt om geen nieuwe
vloer noodig te hebben.
Conform wordt dan besloten.
14o. Voorstel tot vaststelling:
a. van de vergoeding, bedoeld in art. 101
lid 1 t/m 7, van de L.O.-wet 1920,
over het jaar 1932 aan de besturen
van verschillende bijzondere scholen;
b. van het alsnog, krachtens het achtste
lid van het sub a. genoemde wets
artikel uit te keeren bedrag over de
jaren 1930, 1931 en 1932 aan het be
stuur van de bijzondere school aan
den Heerensingel (M.);
c. van het, krachtens het achtste lid
van het sub a. genoemde wetsartikel,
door de besturen van een tweetal
bijzondere scholen over de Jaren 1930,
1931 en 1932 in de gemeentekas te
storten bedrag;
d. van de vergoeding wegens salariee-
ring van vakonderwijzers, bedoeld in
het negende lid van het sub a. ge
noemd wetsartikel, over het Jaar 1932,
aan de besturen van verschillende
bijzondere scholen. (275)
Conform besloten.
15o. Voorstel tot vaststelling van de
bijdrage in de kosten van het bijzonder
vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der
L.O.-wet 1920, over het jaar 1931, voor de
vervolgcursussen in verschillende bijzon
dere scholen. (276)
Conform besloten.
16o. Voorstel tot vaststelling:
a. van de bijdrage in de kosten van het
bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in
art. 102 der L.O.-wet 1920, over het
jaar 1932, voor de vervolgcursussen in
verschillende bijzondere scholen;
b. van het alsnog, krachtens het sub a.
genoemde wetsartikel, aan bijdrage
uit te keeren bedrag over het jaar
1932 voor de vervolgcursussen in
verschillende bijzondere scholen. (277)
De heer GOSLINGA wijst er op, dat hier
uit blijkt, dat de bijz. scholen minder ge
bruiken dan waarop zij recht kunnen laten
gelden.
Conform wordt besloten.
17o. Voorstel:
a. tot vaststelling van een nieuwe ver
ordening, bepalende de wijze van af
kondiging van de plaatselijke ver
ordeningen, ten aanzien waarvan af
kondiging is voorgeschreven;
b. om te besluiten dat de wijze van af
kondiging van de sub a. bedoelde ver
ordeningen, zal gelden als de gebrui
kelijke wijze van afkondiging. (278)
Conform besloten.
18o. Voorstel tot wijziging van de ver
ordening regelende de heffing van weeg-
loonen en plaatsgelden aan de Gemeente-
waag en van weegloonen aan de vette
Varkensmarkt te Leiden. (279)
De heer BERGERS spreekt zijn groote
voldoening uit over deze tegemoetkoming
aan den handel.
Conform wordt besloten.
19o. Voorstel:
a. tot het van het Hoogheemraadschap
van Rijnland in eigendom, beheer en
onderhoud bij de gemeente overne
men van de Roomburgerbrug met
sluis;
b. tot het kosteloos van de N V. Textiel
fabrieken Gebr. van Wijk en Co. in
eigendom bij de gemeente overnemen
van strooken grond en water gelegen
aan den Hoogen Rijndijk, kad. bekend
gemeente Leiden. Sectie M No. 986
(ged.)
c. tot verbetering en verbreeding van
de Roomburgerbrug en van het
daeraan westelijk aansluitend ge
deelte van den Hoogen Rijndijk;
d. tot vaststelling van de desbetreffende
begrootingsregelen. (280)
Conform besloten.
SALARISSEN.
20. Voorstel in zake nadere vaststelling
van de jaarwedden van den Burge
meester, den Secretaris en den Ont
vanger. (281)
De heer v. ECK herinnert er aan, hoe de
S.D.A.P. stemde tegen het voorstel van
Burgemeester de Gijselaar zijn salaris te
verlagen als voorbeeld voor andere verla
gingen. Nu weer zoo'n voorstel, blijkbaar
van gelijke strekking. De S.D.AR. blijft te
gen algeheele salarisverlaging doch waar
de omstandigheden zoo belangrijk zijn ge
wijzigd zelfs de lage loonen zijn aan
getast! vaak te ver! oordeelt zijn partij
de tijd gekomen om op de hoogere salaris
sen te bezuigen en daarom zal zij deze keer
meegaan.
De heer MANDERS zal ook meegaan, al
zijn deze salarissen in verhouding niet aan
den hoogen kant, zelfs aan den lagen kant,
waarvoor hij in principe feitelijk niet is.
Conform wordt dan besloten.
21o. Voorstel in zake nadere vaststelling
van de jaarwedden van de Wethouders.
(282)
De heer v. ECK meent, dat hierbij wel
degelijk gezien moet worden naar de vraag
of hoog of laag gesalarieerd wordt. Volgens
zijn fractie is het wethouderssalaris hier
te laag, want al wordt niet de gansche
persoon geëischt en blijft toch niet veel
meer tijd over dan voor nevenfuncties. Zie
ook naar kleinere plaatsen in deze provin
cie. Daarom voelt spr. niet voor dit voor
stel tot definitieve verlaging en spr. stelt
voor het wethouderssalaris te blijven be
palen op f. 3000.
De heer WILBRINK kan den heer Van
Eek grootendeels onderschrijven, al be
treurt hij dat het voorstel niet eerder is
gedaan, waardoor ook de tijdelijke verla
ging ware vermeden.
De heer WILMER sluit zich bij de vorige
sprekers aan. Gelet op den gepresteerden
arbeid en op de salarissen elders, oordeelt
spr. f. 3000 niet te hoog. In dat bedrag ls
z. i. de bezuiniging al verdisconteerd.
De VOORZITTER erkent uit dagelijk-
sche ervaring, dat f. 3000 feitelijk te laag
is, doch de wethouders stellen er prijs op,
geheel aan te sluiten bij de ingevoerde
kortingen ad 5 pCt. voor allen. De raad
beslisse zelf. Aannemen van het voorstel-
Van Eek zou spr. niét betreuren.
De heer BOSMAN oordeelt het voorstel-
v. Eek ontactisch en daarom zal hij niet
meegaan.
Het voorstel-v. Eek wordt aangenomen
met 254 stemmen.
Tegen de heeren Eikerbout, Van Tol,
Bosman en Van Es.
INTERPELLATIE-WILMER.
Dan volgt de interpellatle-Wilmer.
De heer WILMER stelt zijn beide vragen,
van oordeel, dat deze vragen meer haast
verdienen dan behandeling bij de begroo
ting; vooral de demping van het Leven
daal staat in de algemeene belangstelling.
Wethouder SPLINTER antwoordt:
ad 1: Ja, wat het college betreft;
ad 2: dit hangt af van goedkeuring der
baatbelasting, waarover de Kroon nog niet
beslist heeft. De bestekken etc. zijn gereed.
De heer WILMER meent, dat inzake het
Levendaal de goedkeuring van Ged. Staten
vast stond en daarom had z. i. direct aan
de voorbereiding kunnen zijn begonnen.
Van aanbesteding der Oegstgeesterlaan
heeft spr. ook nog niets gemerkt. Wat
heden aan werk kan worden uitgevoerd,
mag zelfs geen week blijven rusten.
Op de baatbelasting te wachten, heeft
z. i. geen zin. Wordt deze geweigerd, dan
gaat de demping immers toch door, meent
spr. Ged. Staten gaven toch toestemming.
Wethouder SPLINTER wijst er op, dat
uitvoering slechts mogelijk is met de baat
belasting. Anders moet een nieuw voorstel
komen, dat Ged. Staten dan eerst weer
moeten goedkeuren!
De heer SCHüLLÈR vraagt of juist is,
dat voor en aleer met de demping kan
worden begonnen, andere werkzaamheden
moeten zijn of worden verricht volgens
eischen van Rijnland (betreffende zuive
ring etc.).
De heer VAN STRALEN betwijfelt of B.
en W. wel voortvarend genoeg zijn inzake
werkverschaffing, anders hadden zij den
raad eerder moeten kennen. Waarom doen
zij geen voorstel los van de baatbelasting?
De heer ELKERBOUT meent, dat de
Utrechtsche brug toch valt buiten de baat
belasting, zoodat daar begonnen kan
worden.
De heer WILBRINK is het met den heer
Wilmer niet eens, dat zonder baatbelasting
uitgevoerd kan worden. Had men die be
lasting laten varen, dan was men verder
geweest!
De Oegstageesterlaan heeft echter toch
niets te maken met deze baatbelasting,
staat los daarvan.
De VOORZITTER: beide objecten zijn
aan elkaar verbonden.
De heer WILBRINK vindt zoo'n samen
koppeling dan hoogst ongewenscht.
Wethouder ROMIJN zegt, dat de heer
Wilbrink de geschiedenis totaal vergeet.
De regeering voelde weinig voor demping
Levendaal in werkverschaffing, doch ging
mee in combinatie met de Oegstgeester
laan. En daarom is dit geschied.
Wethouder SPLINTER stelt den heer
Schüller gerust. Rijnland is tevreden ge
steld en van die zijde is geen bezwaar
meer.
B. en W. doen alles, wat zij kunnen. Op
spoed inzake de baatbelasting is al dikwijls
aangedrongen.
De Utrechtsche brug ls in het volledige
plan opgenomen en daarvoor is de goed
keuring van Rijnland nog niet afgekomen
bovendien.
De VOORZITTER zegt, dat op den
meesten spoed wordt aangedrongen bij de
Kroon, zoodat hij het verwijt van den heer
v. Stralen volkomen afwijst.
De heer WILBRINK erkent zijn ongelijk.
De heer WILMER handhaaft zijn oor
deel, dat aan de goedkeuring van Ged.
Staten direct begonnen had moeten wor
den. Bovendien zouden Ged. Staten z. i.
nooit goedkeuring zonder baatbelasting
hebben afgewezen.
Wethouder GOSLINGA wijst er op, hoe
Ged. Staten het voorstel hebben goedge
keurd met inbegrip der baatbelasting. Ware
B. en W. gekomen met een ander voorstel,
dan had dit weer tijd gekost en bovendien,
dan hadden Ged. Staten opnieuw toestem
ming moeten geven. Duizend tegen één
zouden zij echter zeker gezegd hebben:
wacht toch liever eerst de baatbelasting-
beslissing af!
Het beste lijkt hem zelf eens naar Bin-
nenlandsche Zaken te gaan en op te spelen.
Hierna geheime zitting.
NOG EEN BENOEMING.
Na heropening komt aan de orde:
4o. Benoeming van een leeraar(es) in
teekenen en kunstgeschiedenis aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes (265)
Benoemd wordt de heer A. J. M van
Dijk, alhier, met 21 stemmen, tegen 12 op
mej. A. C. Zwitser, te Arnhem.
Hierna schorsing tot 's avonds.
AVONDZITTING.
AANLEG VAN SPORTVELDEN.
Na heropening gaat de Raad direct weer
In geheime zitting.
Na een uur gaan de deuren weer open en
de voorzitter stelt spoedeischend voor den
aanleg van sportvelden bij den Leidschen
Hout, kostende f. 6312.
Aldus wordt z.h.st. besloten.
22o. Voorstel tot nadere vaststelling van
de belooning van den Secretaris van elk
der beide Commissies tot Wering van
Schoolverzuim en van het presentiegeld
van de leden dier Commissies. (283)
Conform besloten.
BEZUINIGINGEN OP ONDERWIJS.
23o. Voorstel:
a. tot wijziging van de verordening voor
de school voor Buitengewoon Lager
Onderwijs te Leiden;
b. tot wijziging van het Raadsbesluit
van 22 December 1930, gewijzigd bij
Raadsbesluit van 7 November 1932,
betreffende de subsidieerlng van de
bijzondere school voor buitengewoon
lager onderwijs aan den Zoeterwoud-
schen Singel. (284)
De heer VOS oordeelt de bezuiniging
wel zeer diep gaande en verre boven die
van het rijk uitgaande. Hij stelt voor een
marge-korting der gemeente van 50 pCt.
als redelijk.
De heer VERWEY meent, dat de over
heid steeds de billijkheid moet betrachten,
ook in bezuiniging. Daarvan is z.i. in dit
voorstel geen sprake. Het salaris van deze
categorie bestaat uit 3 elementen: de rijks
regeling voor alle onderwijzers, de rijks
marge en de gemeente-marge. De laatste
geheel op te heffen oordeelt spr. al zeer
onbillijk. Spr. steunt daarom het idee van
den heer Vos, doch hij heeft een formeel
bezwaar tegen diens voorstel en hij stelt
voor de marge te bepalen op f. 200 per
jaar, met 3 pCt. korting.
De heer BEEKENKAMP sluit zich aan
bij de vorige sprekers, waar Leiden nog
niet zoo financieel in zorg is als andere
plaatsen, waar de marge geheel is opge
heven. Hij steunt het voorstel Verwey.
De heer WILMER verdedigt het voor
stel van B. en W. gedeeltelijk. Hij kan
toch meegaan met de grondgedachte dat
de rijksregeling voldoende is, zooals voor
alle andere categorieën ook het geval is.
Spr. voelt echter het bezwaar voor het
personeel in dienst en daarom zou hij voor
dit een meer geleidelijke invoering wen
schen. Hij steunt voor 1935 althans het
voorstel Verwey. Misschien kunnen B. en
W. dit voorstel aanhouden teneinde de
kwestie nog eens te bezien in verband
met de geuite wenschen.
Wethouder TEPE aanvaardt dit laatste
en stelt aanhouden voor ter nadere over
weging. Het voorstel was geboren uit bit
tere noodzaak om de begrooting sluitend
te maken, iets waarmee ook in de toe
komst nog wel meermalen rekening zal
moeten worden gehouden. Het voorstel
wordt aangehouden.
24o. Voorstel in zake het verleenen van
een toelage uit de gemeentekas aan
de kweekelingen, verbonden aan de
0.1. scholen te Lelden, die niet zelf
standig met het onderwijs in een
klasse zijn belast en die den hoofd
aktecursus aan de Gemeentelijke
Kweekschool voor Onderwijzers en
Onderwijzeressen te Leiden bezoeken
of die op 1 September 1934 reeds in
het bezit van de hoofdakte waren,
over het tijdvak 1 September 1934
1 September 1935 (285)
De heer VOS verzet zich tegen deze
versobering, waardoor eenige jonge men
schen. voor wie al weinig uitzicht is, ter
wijl zij de gemeente toch diensten bewij
zen, nog verder zouden worden beknot in
wat al niet meer is dan een zakgeld, waar
van de gelden voor de hoofd-acte-cursus
nog afgaan. Als Leiden moet vallen op
f.260 bezuiniging per jaar op deze kwee
kelingen, vraagt spr. of deze gelden niet
vrijwillig bij de burgerij te vinden waren
geweest.
De heer GROENEVELD wijst er op, dat
de gemeente deze jonge menschen, die
volkomen bevoegd zijn, noodig heeft en
daarvoor wordt dan toch al een uiterst
geringe vergoeding gegeven. Bij wijziging
zou spr. juist in andere richting willen
gaan, n.l. verhoogen in plaats van verla
gen. Spr. zal met dit voorstel van B. en W.
dan ook niet meegaan Spr. stelt voor de
bestaande toelage te bestendigen.
De heer SCHONEVELD oordeelt den
heer Vos te somber. Het gaat hier om de
vergoedingen op gelijk peil te brengen
voor menschen, die zich juist practisch
kunnen bekwamen voor een zakgeld, als
men het zoo wil noemen, waartoe de ge
meente niet verplicht is. Behoefte aan
kweekelingen ziet spr. trouwens niet.
De heer DE REEDE oordeelt f. 100 te
minimaal, waar deze jongelui toch dien
sten bewijzen, al zou men er buiten kun
nen. Hij steunt het voorstel Groeneveld.
Dc- heer v. WELZEN gelooft, dat de lief
de voor het vak door dit voorstel van B.
en W. ernstig wordt aangetast.
De heer MANDERS is van meening, dat
RECLAME.
8261
Wordl ga weer gekweld door die
nare pijnen, waardoor Ge Uw werk
niei meer kunt blijven verrichten.
Neem nu toch eens één of twee
"AKKERTJES" die Uw pijnen zullen
verdrijven en U ook in deze dagen
fit en opgewekt zullen maken.
NeMandüh Ongeëvenaard legen Hoofd-
Product Kiespijn, Neuralgie, Ze-
nuwpijn, Vrouwenpijnen, enr.
SmS Per 12 st. 52 ct. Zakaoosje 20 ct.
Volgens reception Apotheker Dumont
door dit voorstel schromelijk onrecht
dreigt te geschieden en hij is ook daar
tegen.
Wethouder TEPE constateert, dat het
aangenamer is voorstellen te verdedigen
dit geld kosten dan voorstellen tot bezui
niging! Spr. zet de positie der kweekelingen
uiteen, die feitelijk geld toe zouden moe
ten geven. Integendeel krijgen zij een
kleine toelage met het oog op den duur
van den leertijd. Dit voorstel beoogt ge
lijkheid te brengen. De gemeente zal niet
arm worden, als het wordt verworpen,
doch waar blijven we, als steeds zoo wordt
geredeneerd? Bezuiniging, groot en klein,
moet het parool blijven.
Wethouder GOSLINGA onderstreept dit
laatste krachtig, wil men niet den weg van
afbraak op, zooals elders. Niet verplichte
uitgaven, zooals deze, moeten bovendien
het meest voor bezuiniging in aanmerking
komen.
Na eenige dupliek wordt het voorstel-
Groeneveld aangenomen met 1714 stem
men.
Tegen de wethouders en de heeren Scho-
neveld, Beekenkamp, v. Eecke, Coster, v.
Rosmalen, Lombert, Bergers, Bosman, Wil
mer, Wilbrink en Tobé.
25o. Voorstel tot het verleenen van eer
vol ontslag aan een 5-tal onderwijzeressen
bij het o.l. onderwijs, wegens opheffing
van hunne betrekking. (286)
Mevr. BRAGGAARDE DOES is door
dit voorstel ontstemd, omdat men ge
bruik heeft gemaakt van de gelegenheid
getoond, dat juist allemaal vrouwen voor
de vrouw te treffen. Want nergens is aan-
ontslag in aanmerking moesten komen.
De heer VOS vraagt eenige inlichtingen
over het lot der ontslagenen in de toe
komst, le. of zij wachtgeld krijgen, 2e zoo
niet(of na afloop daarvan), is dan haar
lot nog te verzachten en 3e. komen bij va
catures deze het eerst weer in aanmer
king?
De heer GROENEVELD vraagt of er een
onderzoek is ingesteld naar de vraag of
deze vrouwen het best de gevolgen kun
nen opvangen.
De heer MANDERS zal niet met B. en
W. meegaan, om bekende redenen.
De heer WILBRINK oordeelt het voor
stel van B. en W. logisch en zelfs verplicht
gelet op de omstandigheden. Het gemeen
tebelang moet domineeren.
De heer v. WELZEN ziet het voorstel als
een onderdeel der regeerlngsmaatregelen
tot afbouw en spr. zal zich daartegen ver
zetten in het belang van het openbaar
onderwijs.
De heer WILMER erkent bezwaren bij
oppervlakkige beschouwing, Ziet men ver
der, dan moet men het voorstel toejui
chen, daar de gemeente belangrijk zal be
zuinigen en de getroffenen niet veel zul
len verliezen. Tenminste vooreerst niet.
Later zou men opnieuw kunnen zien, als
het dan nog noodig is.
De heer DE REEDE wijst er den heer
v. Weizen op. dat het bijz. onderwijs ge
lijkelijk wordt getroffen.
Wethouder TEPE zegt, dat het college er
niet op uit is de vrouwen te treffen; h.i.
zouden de mannen zwaarder worden ge
troffen. De gevolgen voor de getroffen
dames zijn zorgvuldig nagegaan, spr. geeft
cijfers daaromtrent. Binnen 5 jaar is voor
niemand sprake van verlies. Ongetwijfeld
ligt bovendien de bedoeling voor deze
dames weer vast te benoemen bij vacatures
Alle critiek is dus z.i. misplaatst.
Mevr. BRAGGAAR zal na deze uiteen
zetting meegaan, al is zij niet geheel vol
daan.
De heer VOS oordeelt het debat over
bodig na de woorden van den wethouder.
Doch waarom dit niet in de stukken ver
meld?
De heer MANDERS handhaaft zijn
verzet.
Het voorstel wordt dan z. h. st. aan
genomen.
DE LICHTTARIEVEN.
26o. Voorstel:
a. tot intrekking van de Regeling van
4 Maart 1929 (Gemeenteblad No. 10)
betreffende de tarieven voor de leve
ring van gas door de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit,
gewijzigd bij de Regeling van 30
October 1933 (Gemeenteblad No. 31);
b. tot wijziging van de verordening, be
treffende de levering van gas door de
Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit te Lelden;
tot wijziging van de verordening, be
treffende de levering van electriciteit
door de Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit te Leiden:
om het adres van den Algemeenen
van Koffiehuishouders en
Slijters in Nederland inzake toepas
sing van een vastrecht tarief als
afgedaan te beschouwen. (287)