Vloer ingestort - Kerstboomen rooien - Generaal Brind
Het geheimzinnige Landhuis
a**
75,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
Vloer van een feestzaal ingestort.
JM
GENERAAL BRIND (links), de commandant van
de internationale troepenmacht in het Saargebied,
bij zijn vertrek uit Londen.
MET EEN TIJGER OP STAP. De temmer
van het Bertram Mills Cirous in Olympia te
Londen, maakt met een tijger een wandeling.
DE BANKIER IN'SULL
nadat hij door de rechtbank
te Chicago was vrijgesproken.
ENGELSCHE TROEPEN NAAR HET SAARGEBIED. Het vertrek gister,
morgen van een detachement infanterie aan het Victoria-station te Londen..
Het vervoer der bagage.
het de veeren waren van een zich opbla
zende, kalkoensche haan.
Een half uur later kwam hij weer bene
den, klaar voor het feest, erg netjes, inder
daad, in een geruit pak, en met een heel
hoog boord en er uitziende als een fat van
het jaar 1900. Niettemin moest ik toegeven,
dat hij er uit zag als een prachtige oude
bandiet en ik voelde, dat, als Masham soms
voor indrukken vatbaar was, hij haar op
eens zou boeien. Den heelen weg over was
hij in groot formaat en ik gaf, op geslepen
manier, voedsel aan zijn ijdelheid. Je zou
geloofd hebben, dat die heuvelen daar be
stonden, dank zij zijn toestemming en in
den beginne in de wereld getooverd waren
door zijn grootvader, den ouden „Bingo"
Rosett, die er van door ging met lady Let-
tie Lanbury. Ik verzeker je, mijn beste
Mark, ik weet nu meer van de Rossett-
familie dan van mijn eigen. Eén ding gaf
hij echter toe dat hij op het oogenbllk
op zijn laatste beenen loopt. Hij is ten einde
raad, met zijn pogingen de familie hier
geworteld te houden en blijkbaar moet
Jean geofferd worden, met het oog op dit
groote belang. Toen ik Marjorie zag, deed
mijn hart een sprong en bonsde toen een
keer of twee. Van mij weg te zijn wat
drommel! schijnt haar goed te doen,
want ik zag haar nooit er beter uitzien.
Maar zij deed klaarblijkelijk haar uiterste
best en was bereid om plezier te hebben
in het heele geval. Zij had dien gevaarlijk-
zedigen blik. Zelfs Rossett was onder den
indruk en richtte zich tot haar en niet tot
Masham, die een soort van tulband droeg
en er bespottelijk dan ooit uitzag. Dat was
voor wij aan de lunch waren. Het eten was
heel goed, en de wijh een oude Cham-
bertin nog beter, zoodat Rossett straal
de van goedkeuring. Maar het toeval wilde,
dat, juist toen wij waren gaan zitten, mrs.
Masham een van haar idiote opmerkingen
tegenover Rossett maakte. Ze zei op haar
overdreven manier: „Weet u, mr. Rossett,
mijn vriendin mrs. CarslakePyle zweert,
dat er feeën en toovergodinnen hier zijn.
Zij heeft ze gezien. En ik ben er zeker van,
dat ik ze ook zag, de vorige week, geen
twee mijlen hier vandaan, lieve kleine
dingetjes, rood en groen. Kunt u ons wat
van ze vertellen?"
Rossett staarde haar met verbazing aan
en barstte toen in een kolossaal gelach uit.
„Feeën! toovergodinnen!" brulde hij. „Wat
denkt u, dat deze streek is, mevrouw, een
Drury Lane-pantomime? Wij Rossetts zijn
hier eeuwen geweest en hoorden nooit van
zoo iets. Ik ken deze dalen beter dan de
meeste menschen de palm van hun eigen
handen kennen, maar heusch, toover
godinnen! schapen, mevrouw! va
renstruiken! struiken hei dat is het
wat u zag".
De arme Masham glimlachte eenigszins
flauwtjes en wendde zich onmiddellijk tot
mij, om mij te vertellen, dat zij juist een
nieuw werk begonnen was, Zon-Harmonle
of Maan-Verschillen, of iets dergelijks. Ik
probeerde het gesprek algemeen te maken,
maar het was hopeloos. Masham wilde mij
niet loslaten, en wat erger was Marjorie
en Rossett waren verhard en wilden niet
stoppen, 't Was, natuurlijk, heelemaal on
deugendheid van haar kant. Na een tijd
zat ik te zwijgen en Masham had weinig
te zeggen, maar de andere twee stopten
nooit. Zul je mij gelooven, wanneer ik zeg,
dat Marjorie en ik geen enkel woord tegen
elkaar zeiden gedurende de geheele Junch?
Echter troostte ik mij zelf of probeerde
mijzelf te troosten, want ik begin een ge
voel van twijfel te krijgen met de ge
dachte, dat Marjorie alleen maar over
Rossett aan de lunch beschikte, en dat,
zoodra wij van tafel opgestaan waren, zij
en ik ons gesprek zouden hebben. Maar
niets daarvan. Koffie kwam en ging en
Marjorie maakte geen enkele beweging ln
mijn richting. Iedere keer dat Rossett aan
het eind van een van zijn helsche lange
verhalen was, moedigde zij hem aan om
een nieuw te beginnen. Masham knikke
bolde weg en ik woedde inwendig, wen-
schend, dat ik nooit Rossett met mij mee
genomen had.
Tenslotte opperde Rossett, dat wij moes
ten gaan. Hij had toen nog iets aan mrs.
Masham te zeggen en dus veroverde ik
Marjorie voor mij in een hoek en sprak mij
Ineens uit. „Ik dacht, dat ik hier was om
met jou te praten, Marjorie", riep ik.
„Ja, wij schijnen niet veel gepraat te
hebben, nietwaar, Robert?" antwoordde
zij, heel preutsch. maar door en door on
deugend. „Ik zal hier nog wel enkele dagen
langer blijven, dan is het beter dat je terug
komt als mrs. Masham je wil vragen en
ik ben zeker, dat zij het wil".
„Ik kom hier niet terug", zei ik haar
haastig. „Wij moeten elkaar ergens anders
treffen en zoo spoedig mogelijk. Wij moe
ten het uitpraten, dat begrijp je".
„Heusch, Robert, ik herken je nauwe
lijks, je wordt zoo ongeduldig, zoo ruste
loos. Ik begin te gelooven, dat ik aan je
voorgesteld moet worden heelemaal
opnieuw".
„Wandel Je hier?"
„Soms. Wanneer het mooi weer is. Ik
zal waarschijnlijk nu meer wandelen, nu
mrs. Masham bezig is met haar nieuwe
boek. Waarom?" Je zou gedacht hebben,
dat zij mij voor het eerst ontmoette.
„Zouden we elkaar niet kunnen ontmoe
ten, ergens tusschen hier en Garrow-
dale?'
„Als ik alleen uitga", zei ze, zacht en
langzaam, „dan zit ik soms bij de kleine
brug, waar de weg den rivier kruist, dicht
bij den kop van het dal, weet je, en daar
eet ik mijn sandwiches. Ik zal daar waar
schijnlijk den eersten redelijk-mooien dag
zijn, misschien morgen''.
„Ik zal daar naar je uitzien", zei ik, en
draaide mij om.
„Maar, Robert
't Klonk voor mij, zóó, als haar oude
kreet, dat ik mij opeens omdraaide, vol
verwachting.
Zij keek mij ln mijn oogen en een kleine
glimlach kroop over haar gezicht. „Je moet
je eigen sandwiches meebrengen", zei ze.
erg zacht.
Het is, geloof lk, alleen ln romans dat
menschen zeggen: „Bah!" of „Foei!" maar
ik vermoed dat het geluid, dat ik toen
maakte, in iets dergelijks moet vertaald
worden om begrepen te worden. Vijf minu
ten later waren Rossett en ik ln de auto.
Hij was nog altijd ontzaglijk met zichzelf
ingenomen.
„Buitengewoon aantrekkelijke vrouw ls
dat. Verstandig ook. Hoe heet ze?" vroeg
hij. „Kon het niet verstaan".
„Mrs. Newlands". Er was niets aan te
doen.
„Newlands hè? Dat is gek. Nog familie?"
„Ja, mijn vrouw.
„Je vrouw! Wel, vervloekt!" En hij
barstte los in een gebulk van lachen en,
gedurende twee of drie minuten, kronkelde
hij zich in allerlei bochten. Daarna na
tuurlijk, had ik hem het een en ander te
vertellen en hij luisterde, met heel wat
verbazing en gesnuif èn, tenminste, dat
verbeeld ik hij, hield mij voor een zwakke
ling. Hij zei dat niet met zooveel woorden,
maar het was duidelijk, dat hij dacht, dat
ik Marjorie een flink pak slaag had moe
ten geven. Ik wenschte hem ver weg, stom
dronken in de slechtste nachtclub van
Londen. Waarom kon hij er zelf niet heen
gaan om dat beest van een zoon van hem
te zoeken?
(Wordt vervolgd).,
KERSTBOOMEN. De Ned. Heide Maatschappij is te Hoog Keppel (Geld.) druk'
bezig met het omhakken van Kerstboomen om aan de vele bestellingen te kunnen
yoldoen.
uit het Engelsch van Hugh Walpole
en J. B. Priestley, door H. A. C. S.
36) r
,Dat ls dan in orde. Zoo ls het ook met
niJ". Er ls geen hoofdpijn of leveraanval
la mijn drank, dat kan ik je zeggen. Ik
'egde haar op, voor zij rioolwater gingen
bottelen, hè, voor ze die chemici er bij rie
pen, hè! En, wat beteekent dat, dat gaan
lunchen?"
Ik vertelde het hem, den nadruk leg
gend op het feit, dat mrs. Masham mij
speciaal gevraagd had hem mee te bren
gen. Zij had, verzekerde lk hem, een harts
tocht voor deze streek.
„En heeft behoefte nog eens een kijkje
to hebben op 'n Rossett, hè?" bulderde hij.
■.Wij zijn een deel van deze streek, tegen
woordig, zou ik denken. Nu, ik weet het
niet. Ik ben verduiveld roestig, ben deze
laatste paar jaren niet uit dit dal weg ge
weest en er zijn hier alleen maar sukkels
en gekken en schurken, en lk kan met hen
niet eten. Maar ik merk, dat jij er op ge
steld bent en ik zou je graag een dienst be
wijzen, zelfs al beteekent het een hapje
"ansch eten en een inspanning om bij
sn weduwe wijn te drinken, die van de
chemici komt. Maar, hoe komen wij daar?"
Toen ik hem vertelde, dat de auto op ons
wachtte, en ons ook terug zou brengen,
kon hij zijn ingenomenheid niet verbergen.
Ik kon merken, dat hij zich verbeeldde, dat
to heele zaak gearrangeerd was te zijnen
gunste en te zijner eer. HIJ stond daar en
toaaide met zijn vuile kamerjapon alsof
In Liverpool stortte een vloer van een feestzaal in. Een groot aantal kinderen werd gewond.
TTt—ür