fl* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
Het geheimzinnige Landhuis
Ut het Engelsch van Hugh Walpole
en J. B. Priestley, door H. A. C. S.
Je begrijpt, dat, terwijl ik hier ben,
™een, en niet ln staat mijzelf kwijt te ra-
j® in mijn werk, hoe ik het ook probeer,
n niet kan laten te denken aan ons eerste
tomen hier. Het is nog niet zoo lang ge-
Wen, zooals je weet, maar het was zoo,
toen wij dit huls kregen en een nogal
®»er soort leven begonnen, Marjorle, en
J,als wij voor ons uitkeken, een geheel
JJwe toekomst zagen dan wij, voor dien
ons hadden voorgesteld. Ik bedoel
Sft. dat wij toen juist een twist hadden
"Jselegd of iets van dien aard, maar dat
JJ toen op een ander en mooier vlak
Hten aangeland, wat onze verhouding
"belt. Zoo gaat het in een reëel huwelijk,
daarom is al dit gepraat van „zich ves-
JKn" alsof het huwelijk een bezinksel
ta de medicljnflesch van het leven
JJ2 verderfelijk; het bekladt en vervalscht
eigenlijke. Wat gebeurt ik hoop, dat
net spoedig zelf zult ontdekken is:
Jbijgt elkaar, en nu goed; eerst verlies
c®aar, dan kom je dichter bij elkaar, en
.16' elkaar opnieuw, maar nu op een
jMer vlak. Nu, het was zoo: ons komen
vond plaats in een tijd, toen wij, op
ongewone wijze, aan elkaar gebonden
waren, en gelukkig waren, en het leek,
alsof wij slechts het werk van iederen dag
te doen hadden, en overigens slechts in
deze kamers te zitten hadden en in dezen
tuin en jaren samen te praten en tot op
den kern in den levensappel te happen.
Zoo herinner ik het mij alles, en natuurlijk
niet in dezen stommen saamgepersten
vorm, zooals ik het hier nu weergeef, maar
met al zijn Ironische bijzonderheden: de
glimlachjes over tafel heen, 's avonds de
laatste rustige woorden bij den haard. En
nu Als ik jonger of dommer was, zou ik
mij kunnen verbeelden, dat Marjorie tegen
den verkeerden man was aangeloopen, en-
ik tegen de verkeerde vrouw, en dat wij
misschien maar even hadden rond te neu
zen ln een paar salons, om andere men-
schen te vinden en zoo alles in orde te krij
gen. Maar ik weet, dat er voor mij ten
minste want voor haar kan ik niet spre
ken zoo'n twijfelachtige troost niet be
staat. Indien ik Marjorie niet redelijk-
gelukkig kan maken, noch zij mij, dan is
voor mij, voor goed, iets gebroken. Je
herinnert je wat Conrad ergens zegt: „Wij
leven zooals wij droomen alleen?" Ik
dwaal door dit huls, wandel naar de ver
dorrende bosschen en terug, met dien zin
en het is een zin in ieder opzicht die,
meedoogenloos. ln mijn hersens dreunt. Er
zijn tijden geweest, dat het scheen, of ik
noch alleen leefde, noch alleen droomde,
en nu vraag ik mij verwonderd af, of dit
maar de laatste en grootste der illusies is,
die verdwijnen moet, of inderdaad man en
vrouw slechts een paar kussen ln het don
ker kunnen wisselen, en dan elkaar in het
daglicht aanstaren, hun schouders opha
len, en zich omdraaien. Ik voel nu, dat er
mij iets te doen over blijft als een laatste
poging om de dingen recht te zetten en
dan, als dat mislukt, het heele sprookje
der liefde op de hoop gelukkige sprookjes
te gooien, bij de prentenboeken, eens
zoo wonderbaar, die nu in flarden liggen
te beschimmelen in onze rommelkamers.
Ik kan leven zonder Marjorie, maar de
wereld, waarin ik dan zal leven, zal niet
die zijn, welke ik eens voor mijn oogen
zag uitstrekken. Misschien ls het dit, wat
gebeurt: de wereld wordt hoe langer hoe
enger, totdat zij tenslotte niet grooter ls
dan het graf, waarin wij terecht zullen
komen. Maar neen, dat geloof ik niet.
Ik geef er de voorkeur aan te gelooven,
dat ik een verduivelde dwaas ben, die toe
vallig nog verliefd ls op zijn vrouw, en be
gint, juist begint, zich op te vreten, omdat
zij van zijn dwaasheid is weggewandeld.
En ik geniet niet van mijn maaltijden (erg
slecht); er is niemand hier, met wie ik
behoefte heb te praten en de bladeren
vliegen door de lucht. Op het oogenbllk,
dat lk definitief nieuws heb en ik leef
van de post zal lk dit huls sluiten of den
tuinman en zijn vrouw op het huls laten
passen en er vandoor zijn gegaan met den
eerstvolgenden trein. Werkloosheid is de
vloek van dit leven. Al de groote pessimis
ten, vermoed lk, waren menschen, die
nooit in beweging kwamen. Schrijf mij
ineens.
Steeds je ROBERT.
„De Bruine Stier".
Garrowdale.
Beste Bob,
Als deze onsamenhangend is, moet je het
vergeven. Ik weet niet of ik hem ooit ver
zenden zal. Ik schrijf, dadelijk na de ge
beurtenis, opdat zij zuiver verteld zal wor
den. Ik zit aan mijn tafel met een neus,
waaruit het gestroomd heeft, een half
dicht oog en een buil op mijn voorhoofd,
grooter, daar ben ik zeker van, dan een
voetbal. Ondanks een stevige, onver
mengde whisky, ben ik nog erg slap, zoo
als je, als je dezen ooit krijgt, aan mijn
schrift merken zult. Ik ga je niets anders,
hoop ik, dan feiten geven, of, in ieder ge
val, mijn indruk van de naakte feiten.
Ik vertelde je in mijn laatste, in haast
gekrabbeld briefjje, geloof ik, hoe Rossett
senior mijn kamer binnenstormde, eenlge
onsamenhangende dingen over zijn zoon
rammelde, over de nieuwe maan en den
duivel, en weer wegstormde. Nu, vanavond
vond ik dit briefje op mijn tafel. Al
leen dit:
„Wil Je dit voor mij doen? Ga naar Lon
den, zoek mijn broer en help hem. Laat hij
niet weten, dat lk het je vroeg. Hij gaat
bijna eiken avond naar de nachtclub de
Dolfijn in Hare Street. Ik heb aan elke
mogelijkheid gedacht en ik heb niemand
om mij te helpen. Als je niet gezegd hadt,
wat je, den laatsten keer, zei, zou ik niet
gedurfd hebben. De dingen worden mij te
moeilijk. Jij hebt mij zóóver gekregen, dat
ik je vertrouw, zooals ik nooit iemand ver
trouwd heb.
De stippen staan er voor enkele woor
den, die ik niet kan lezen. Ze zijn gevlekt,
door er over heen te vloeien, alsof zij plot
seling gestoord is. Ik kan je niet laten
begrijpen, zonder je den brief te laten zien,
welk een ellendig gevoel van een crisis hij
mij gaf. Meer dan misschien noodig is. Ik
weet het niet. Waarschijnlijk zal ik het
nooit weten, maar ik ben zóó gespannen
en ongerust geweest de laatste dagen, dat
ik over geen enkel ding meer een zuiver
oordeel heb.
Hoe dan ook, nadat ik geprobeerd had
wat eten naar binnen te slikken, en het
mislukt was en ik, als een krankzinnige,
mijn kamer honderd keer had rondgewan
deld, kon ik het niet langer uithouden en
liep naar buiten, den door de maan ver
lichten weg op. Alles was zwart en wit,
als de dood, en zoo stil, als binnen in een
graf. Ik weet niet, wat ik van plan was te
doen. Ik weet niet. of ik wel eenige bedoe
ling had, maar, vijf minuten later, liep ik
over het kiezelpad en bonsde op de zware,
zwarte deur. Rossett deed zelf open. Hij
had een kamerjapon en een pyama aan,
ofschoon het pas negen uur was. en het
huis achter hem was, net als altijd, ver
vloekt stil. Ik was zóó verrast, toen ik hem
zoo gekleed, of liever ongekleed, zag, dat
het mij opeens een gevoel van verlegen
heid en beleefdheid gaf, alsof ik mij
tegenover hem moest verdedigen, omdat
ik hem uit bed had geklopt, dat ik geen
woord kon zeggen. Het licht van de maan
viel voluit op hem en gaf hem een zonder
ling gigantisch voorkomen, alsof hij negen
voet lang en van marmer was.
(Wordt vervolgd), j
DEZE NIEUWE DUITSCHE TRANSRORTAUTO weegt 25.000 kilo en kan een
gewicht van 75.000 kilo vervoeren. De wagen is 12 meter lang. Het draagstuk kan
door middel van een hydraulische pomp 1 meter 20 omhoog gebracht worden.
r --4SZ..
DE NIEUWE LEERLINGEN VAN DE MILITAIRE SCHOOL VAN ST. CYR
herdenken ieder jaar bij het graf van Napoleon I den grooten keizer.
ENGELSCHE TROEPEN UIT INDIë TERUG. Soldaten
van een regiment, dat vele jaren in Britsch-Indië vertoefde,
met vrouw en kinderen het schip verlatend, dat hen naar
Londen bracht.
DE TRADIHONEELE ST. NI CO LA AS-RIJ JOOL VAN DE
l'TR ECHTS CUE STUDENTEN. Actueele gebeurtenissen wer
den op verschillende wagens voorgesteld. „Typen uit Oss".
HET AFLOSSEN VAN DEN WACHTER VAN DEN VUURTOREN
ijROTER SAND" vijf uur varen van Bremerhaven verwijderd,
een mand wordt de man langs een touw aan boord van een
schip gebracht.
BIJ BORGHAREN (LIMBURG) heeft men den uitgebaggerden inhoud van de kolenhaven aan
de Zuid-Willemsvaart opgespoten. De trek naar deze openlucht-mijn was groot. Een groote
hoeveelheid steenkolen werd nog op- en uitgegraven.