ZOO N ONDEUGENDE
MEEUW.
Jantje en zijn Vliegmachine
TEGEN DE LAMP VLIEGEN.
n
Een vlucht meeuwen kwam hongerig
aangevlogen en streek neer op een pas
omgeploegd veld. Daar wroetten zij In de
vette aardkluiten en deden zich te goed
aan de dikke, vette pieren.
Nu grensde het veld aan een kreupel-
bosch, waar door een strooper eenige
strikken waren gezet om daarin de haas
jes en konijntjes te vangen.
Een der meeuwen, dit wat nieuwsgierig
en vooral erg snoepachtig was. zag het
lokaas in een der strikken, en denkende,
eens lijn te zullen smullen, vloog hij er
op af.
Maar nauwelijks pikte hij er van. of.,
floep! Daar zat zijn rechterpootje gevan
gen! Losrukken ging niet; ja, hij bezeer
de daarbij zelfs een zijner vleugels, zoodat
hij schreeuwde van de pijn.
Even later kwam er een boer voorbij, die
het geschreeuw van den vogel hoorende,
het kreupelboschje inliep, denkende aan
vechtende vogels. En toen hij nu, tot zijn
groote verbazing, de gestrikte meeuw zag
hielp hij het dier voorzichtig uit de klem,
nam hem mee naar huis en verzorgde den
vogel zoo goed het maar kon.
De meeuw, wellicht dankbaar voor deze
goede zorgen en vooral voor het overvloe
dige eten, dat hij nu lederen dag kreeg,
werd zóó tam, dat hij, toen zijn pootje en
vleugel weer in orde waren en hij door
het huis mocht loopen, den man en zelfs
diens vrouw en kinderen, overal volgde.
En 't was aardig te zien, hoe hij, als de
kinderen wat later uit school kwamen dan
gewoonlijk, ongeduldig trippelend voor het
huis heen en weer liep.
Jantje, dien naam hadden zij de meeuw
gegeven, mocht ook overal vrij rondloo-
pen. Doch het liefste trippelde hij in de
nabijheid der kippen, als deze op het erf
rondliepen. Waarom hij daar zoo graag bij
was, begrepen de boer en diens vrouw pas.
toen zij hadden bemerkt, dat Jantje erg
snoeplustig was.
„Man," begon dan ook op een dag de
boerin, „hoe zou het toch komen, dat de
kippen den laatsten tijd zoo slecht leggenl
Ik vind sinds eenige weken bijna geen ei
meer. Anders leggen zij in deze maanden
juist zoo best. En nu vind ik soms geen
enkel ei in het nest
„Misschien zijn ze bang voor Jantje en
leggen zij hun eieren ergens anders,"
plaagde lachende de boer.
„Ja, 't is juist sinds de meeuw losloopt,
dat ik zoo weinig eieren vind", klaagde de
vrouw, ,,'k zal toch eens op 't dier letten."
De vrouw begon toen de meeuw te be
spieden en 't was, zooals zij had gedacht,
want op een morgen vond zij den snoe
per in het leghok. Daar deed juist Jantje
zich te goed aan 'n pas gelegd kippenei!
„Lekker, Jantje?" vroeg ze, „maar we zul
len alles eens gauw afsluiten, hoor!"
Eenige dagen bleven toen de kippen in
hun ren en het leghok, dat ze van uit de
ren konden binnengaan, werd zóó stevig
van buiten gesloten, dat Jantje geen en
kel eitje meer kon wegnemen.
Een paar dagen trippelde toen Jantje
nog rond de ren. knabbelde aan het ijzer
gaas, alsof hij dit stuk wilde bijten en
groef zelfs met zijn pootjes vóór het leg
hok in de aarde om zich zóó een weg naar
de eieren te banen. Zoo was 't ook weer
op zekeren dag gegaan. Toen begreep
Jantje, dat al zijn pogingen, een eitje te
bemachtigen, te vergeefs waren.
Waarschijnlijk begrijpende, dat moed
willig de toegang tot het hok voor hem
gesloten was, scheen dit het dier zóó te
hinderen, dat hij zelfs begon met de kin
deren in hun beenen te pikken en toen
hem dit met een paar gevoelige tikken
werd verboden, voelde de wat verwende
meeuw zich blijkbaar zóó diep gekrenkt,
dat hij, met een schreeuw naar buiten
trippelde en wegvloog. Nooit meer zag
men hem op de boerderij terug!
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
■o-
door
C. E. DE LTOI.K HOGERWAARD.
Jantje schrijft aan Sinterklaas,
Vraagt een vliegmachien.
Moor heeft, wat het baasje schrijft.
Op den kop gezien.
n.
Zwarte Piet is aan het werk
In den donk'ren nacht
Door den schoorsteen zakt er iets
Langzaam en heel zacht!
Plots ziet Moor een vliegmachii
Kijkt haar oogen uit, |d;
En daar krijgt zij een idéé!
(Moortje is een guit!)
IV.
Zij stapt in en vliegt weldra
Boven Jantje's bed.
Nooit heeft Jantje nog in zijn dro
Zóó'n keel opgezet?
(Nadruk verboden).
„En Piet, hoe is vanmiddag 't proefwerk
geweest?" vraagt Vader, terwijl de heeie
familie onder de gezellige lamp aan tafel
zit.
,,'t Gaat nogal, Vader", antwoordt Piet.
„Ik geloof wel, dat 'k er voldoende voor
krijg, al zal 't dan ook niet veel meer zijn,
Pim de Bont zal natuurlijk minstens een
acht halen en Kees.
„En Kees?" herhaalt Vader vragend, ter
wijl hij zijn oudsten zoon aandachtig aan
kijkt, als bij ingeving voelende dat er iets
is, dat Piet eigenlijk net zoo lief verzwij-
wen wil.
„Kees heeft natuurlijk weer „gespiekt"
en zal wel 'n mooi cijfer krijgen".
Dit is het antwoord, dat Vader verwacht
heeft en ernstig zegt hij:
„Cijfers, die niet eerlijk verkregen zijn,
hebben voor mij niet de minste waarde.
Eerlijk duurt het langst, jongen, denk daar
maar altijd aan Bovendienop een keer
vliegt Kees toch tegen de lamp en de ge
volgen zullen niet uitblijven. Misschien
wordt hij wel van school gestuurd!"
Het gesprek gaat daarna over koetjes en
kalfjes en kleine Elsje mag vertellen van
het buurmeisje, bij wie ze dien middag
gespeeld heeft en die een echt poppenhuis,
een heel poppenhuis heeftl
Den volgenden middag hoort Elsje I
Mina, het dienstmeisje, gejokt heeft. (1
der snikken bekent zij haar misdaad)
belooft 't nooit weer te zullen doen.
Even later schakelt Moeder de grcj
schemerlamp in en leest voor uit I
nieuwe vertelselboek. Aandachtig luist)
de jeugd, behalve Piet, die zich in
kamertje aan een paar moeilijke somq
wijdt.
Er wordt op de deur der huiskan|
geklopt.
„Binnen!" roept Moeder en Mina st«t
haar hoofd om den hoek met de vraag:
„Hebt u nog wat noodig van Albers,
vrouw?"
„Nee, dank je", antwoord Moeder.
kom er eens even in en vertel me,
vanavond uitgaat of liever ruilen wilt".
„Eerst de lamp uit!" zegt Elsje beslis!
„Waarom prul?" vraagt Moeder.
„Omdat Mina straks gejokt heeft en
een keer wel eens tegen de lamp zal vlii
gen", antwoord Elsje met een heel ernst
gezichtje.
Moeder glimlacht bij die woorden va
haar jongste. En Mina? Dié is verdwene
zonder Moeder te hebben geantwoord.
schaamt zich voor het kleine ding, al tx
grijpt ze dan ook niet. hoe de peuter
die wijsheid komt.
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).