Bouw kruiser „De Ruyter'' - Het prinselijk huwelijk te Londen Het geheimzinnige Landhuis 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBIAD Tweede Blad FEUILLETON. De kruiser „de Ruyter" in aanbouw op de werf Wilton- Feyenoord te Schiedam. HET ONGELUK OP DE WERELDTENTOO NSTELLING TE BRUSSEL. Het inge- sfcorte in aanbouw zijnde gebouw. Acht jpersoneti werden gedood, velen werden gewond. TERUGKOMST H1E MASTENBROEK te Rotterdam uit Düsseldorf, waar zij het wereldrecord 100 M. rugslag op haar naam wist te brengen. HUWELIJKSKLOKKEN in de straten van Londen opgehangen in verband met het prinselijk huwelijk. Het prinselijk huwelijk te Londen. De Koning cn de Koningin van Denemarken bij aankomst in Engeland in verband met de huwelijksplechtigheid. DE NEDERLANDSCHE HARDRIJDERS oefenen zich thans lederen Maandagavond op de kunstijsbaan te Utrecht onder leiding van den oud-kampioen van Friesland, Taco nis. uit het Engelsch van Hugh Walpole en J. B. Priestley, door H. A. C. S. II) En nu het groote feit van mijn leven, «rgisteravond, tusschen vijf en zes, op J"i weg tusschen hier en Farthing Hall, Wïtte ik met Jean! Ik liep opeens tegen 'aar aan, men schijnt in dit geheimzin- We dal altijd opeens tegen elkaar aan te ™Pen; zij liep vlug en rende bijna tegen ®1 aan. Zoodra ik mij bewust werd, dat ■J t was, en merkte, dat zij het plan had Jdj 'oorbij te loopen, met een nogal stijf "Piglnkje, en zonder 'n woord, bleef ik 'oor haar staan en dwong haar stil te ■®an .ik vertelde haar, dat ik dagen er JP Sewacht had met haar te spreken en d?ï, met haar wou spreken en toen ont- ik, dat, hoe zij 't ook mocht verber- i S®' aij blij was mij te zien. En toen ik Jj' wist, was ik zóó gelukkig, dat de we- net riviertje en de beschaduwde heu- jns omgetooverd werden in iets wonder- ik verloor mijn hoofd niet, ik zei ,«n van de dingen, waarop ik mij dagen had voorbereid, om ze haar te zeg- alleen, daar en toen, zonder veel "braen, vertelde ik haar, dat ik haar, het eerste oogenblik af, dat ik haar S™n schouwburg zag, had liefgehad, dat naar met opzet gevolgd was, dat ik mij met over schaamde het te doen en dat J"lang ik voelde, dat ik van eenig nut r naar kon zijn, ik in haar nabijheid zou blijven, of zij het prettig vond of niet, dat ik haar niet hinderen of verontrusten wou, maar dat ik er was en er wilde blijven. Zij zei geen onnoodige dingen, geen onzin, dat ik bijvoorbeeld brutaal was, dat zij het aan haar vader zou vertellen, dat ik een schurk en een bandiet was, niets van dien aard. Zij zei eenvoudig, dat ik mijn tijd verknoeide, dat zij, zooals ik wist, geëngageerd was, dat zij van niemand hulp noodig had, dat het haar speet, dat ze laat was en gaan moest. Ik vroeg haar toen of zij zooveel vrienden had, dat zij het zich veroorloven kon een goeden te verliezen. Zij antwoordde, terwijl ze erg vlug sprak, maar mij aankeek met een wonderlijk soort vriendelijkheid, alsof ze blij was, ondanks haar zelf, dat ik gezegd had wat ik zei, dat het leven haar geen gelegenheid gaf om vrienden te maken, dat zij mij erg bedankte en hoopte, dat ik niet in zoo'n stille plaats, zonder dat het nut had, zou blijven. Ik antwoordde, dat het niet zonder nut was, en dat, zoolang zij daar was, ik er ook zou zijn. Zij zei toen iets, dat voor mij zóó prachtig was om te hooren, dat ik het, sindsdien, steeds bij mijzelf herhaald heb. Haar woorden waren ongeveer zoo: ,,'t is voor ons hopeloos om vrienden te zijn: ik had soms behoefte er een te hebben, maar lang geleden reali seerde ik mij, dat ik, wat ik te doen heb, alleen kon doen onder zekere voorwaarden. U weet niets van mij af, U zoudt mij heele- maal niet belangrijk vinden, indien u mij beter kende en u moet mij niet beter lee- ren kennen. Maar ik zou graag willen zeg- gen ik heb sinds gisteravond steeds ge- wenscht te zeggen dat 't heerlijk was dat iemand tegen mij sprak, zooals u het deedt. Ik zal het nooit vergeten, en zal u altijd dankbaar zijn, maar, als u het voelt, zooals u zegt, als u werkelijk mij wenscht te helpen, laten we elkaar dan, als het u blieft, niet meer zien. Als u mij wenscht te helpen, ga dan morgen weg en vergeet mij, er is heelemaal geen hoop op iets anders". Toen keek ze mij aan, alsof zij me wer kelijk voor het eerst zag en behoefte had zich mij in haar geheugen te prenten. Het was donker, en we konden elkaar slechts met moeite zien. Ik zei alleen: „wat u mij vraagt is onmogelijk, maar ik zal u niet hinderen, ik zal alleen wachten tot u mij noodig zult hebben. Daarna gingen wij uit elkaar. Begrijp je nu, waarom ik ge lukkig ben? Je toegenegen MARK. The Heretics, Regency Street, W. I. Beste Mark, Je laatste brief is zóó opgewonden (zoo als hij wel moest zijn), dat hij een paar minuten geleden nog in mijn hand trilde. Ik vraag mij nu verwonderd af, na hem drie keer te hebben doorgelezen, of hij mij veel, of niets vertelt. Neem bijvoorbeeld wat jij noemt: „je stukje practisch nieuws". Nu had ik zelf al nagedacht over die Masham en Doris en ik, die nog steeds bot gevangen hebben hier. hadden ons suf gedacht, om uit te vinden, waar zij is, beter gezegd: wij hadden vastgesteld, dat Doris uit zou vinden, waar zij is. Ik heb nog geen bericht gekregen. En nu kom Jij met je „practisch nieuws" Maar is jouw mrs. Masham die nogal verstandig doet door een huis in Lamdale te nemen de Masham? Als je haar zelf gezien hadt of haar stem hadt hooren dreunen door een van de dalen, dan zou ik het opeens weten, dat wil zeggen: jij zou het weten en het mij vertellen. Maar, voorzoover ik begrij pen kan, heb jij alleen van deze mrs. Mas ham gehoord, en de naam is nogal alge meen. Ik kan mijn Masham niet tusschen die heuvels voorstellen; zij zouden het niet uithouden. Ik ben sceptisch, zooals je merkt. Ga spionneeren, loer in Lambdale, of, als je niet uit de buurt van Farthing Hall weg kunt, vraag dan je zonderlingen vriend Rossett of je Jean, wat voor een mensch deze mrs, Masham is. Dan zal een enkel woord aan mijn twijfel een einde maken. Maar zelfs, als het de echte is en de lange armen der toevalligheid hun spieren gespannen hebben, dan kan ik mij geen oogenblik voorstellen, dat Marjorie daar is. Ik had aan zoo'n mogelijkheid gedacht, toen ik den eersten keer mij nieuwsgierig had afgevraagd waar Masham heenging, toen ze van ons wegging, maar, na eenige overwegingen, liet ik die gedachte schie ten. Neen, ik ben overtuigd, dat Mar jorie zich heeft verstopt in het een of andere hotelletje en op ditzelfde oogen blik óf een lang denkbeeldig gesprek met mij houdt (en met elke opmerking de roos van mijn trillende schietschijf raakt) óf dat ze biedt drie schoppen op Heer, Boer, en twee kleintjes, en een vaste slag in een andere kleur. En als dit nu den indruk geeft alsof ik het met jou eens ben, dat zij dit alles niet ernstig meent, dan geeft het geen juiste voorstelling van mij. Ik geloof, dat het bij haar ditmaal volle ernst is. En ik ben ook in ernst, ver geet dat niet, jij romantische jonge luilak! Niet dat jij niet zooals men zegt een gezond oordeel hebt. Ik houd van jouw Jean, alleen al door jouw beschrij ving van haar. Om te beginnen lijkt ze vijftig jaar uit den tijd, en dat feit alleen neemt mij voor haar in. Ik heb het ongeluk gehad hier te ontmoeten en soms te moeten bezighouden een paar jonge dametjes, die, je kunt zeggen, van den allernieuwsten tijd zijn. Enkelen zien er uit als een erg onaangenaam type jongen uit de zesde klasse en sommigen als Bra- ziliaansche geldschieters. Zij behandelen mij, zooals ik een lieve, oude dame zou behandelen, die de zeventig al gepasseerd is en zich al lang begraven heeft op het platteland. En, natuurlijk, hebben ze geen begrip van ironie. (Misschien begrijp ik de ironie van lieve oude dames niet dat is een verootmoedigende gedachte). Hoe meer ik van hen zie, des te meer waardeer ik jou hofmakerij in Cumberland of op de Orkadische eilanden of op IJsland. Ik vermoed, dat, wanneer deze dametjes veilig en wel getrouwd zijn, zij veranderen zullen in gewone, prettige vrouwspersonen, maar het lijkt ondenkbaar. Marjorie, her inner ik mij, was altijd in staat om door te dringen door deze vreeslijke vermom mingen en onder die vermommingen aar dige meisjes te ontdekken, maar ik moet bekennen dat ik het niet kan hun vreemde uiterlijk, de manieren en stemmen, de fan tastische conversatie van deze wezens zijn te veel voor mijn gezond verstand, dat iets tracht te stamelen, dat vrouwen toch niet binnen enkele jaren anders geworden kunnen zijn, maar ik moet het spoedig op geven mij te laten overtuigen. Als mij ver teld werd dat vanaf Mars rustig schep selen worden geïmporteerd en losgelaten in het West End van deze stad, zou ik heelemaal niet verbaasd zijn (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5