JAN JORIS
RAADSELS.
n.
vni.
OPLOSSINGEN.
WAT EEN SCHRIK!
JDSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Marinus Lag as.
t kan het getal 100 met 4 cijfers
agezonden door Mientje Stikvoort.
en lang als mijn gestalte,
bijna al mijn haar,
ear 't wordt nooit gevet door olie
of pomade,
oit gekort door mes of schaar,
kerf gestaag aan vreemde darmen,
ar het doet hun volstrekt geen pijn.
1 rillen zij, soms doen zij een
klaagtoon hooren,
juichen luid, zeg nu: wie kan ik zijn?
m.
ezonden door Sientje Timmermans.
stad van 3 lettergrepen, 10 letters,
oord-Brabant.
3, 4 is om iets in te bewaren; 1, 8, 7
soort wiel; 5, 6, is een voegwoord;
letzelfde als 8; 10 is de 12de letter van
i, b, c; 1, 2, 3, 4 is een mooie bloem.
IV.
gezonden door Hennie de lEcluse.
mij berooven van mijn vel die
in soms huilen. Wat ben ik?
V.
igezonden door Tini Deegenaars.
n vindt mij veel in een kippenhok,
en horlogemaker, en soms bij een
Alle drie hetzelfde woord. Wat
tk?
VL
ezonden door Leendert de Jong.
Verborgen meisjesnamen,
kan niet komen,
zei dat gisteren tegen mij.
ma riep je, maar je gaf geen ant-
VTL
snden door Jannle en Frans de Water
wie kan men het beste een geheim
rtrouwen?
Ingezonden door N. N.
i gebouw, een grondsoort en een e,
Ik plaatsje in Zeeland deelt dat mee?
plaatsje in Zeeland ziet de raad-
gd 's zomers altijd in de Kinderkrant
•SSINGEN DER RAADSELS UIT HET
VORIGE NUMMER.
«ver traan.
lergamotten (een lekker soort van
eren).
ioninklijke Luchtvaart Maatschappij,
kart, pijp, eik, schaap, Pa, mat, vlug,
ijker, lucht, kok.
'armentier en Moll, panter, mier,
■olen, 1.
bb.
loofd, dorp, Hoofddorp,
luis, sluis, kruis.
'SSING VAN HET SPREEKWOORD
UIT HET VORIGE NUMMER.
Pot verwijt den ketel, dat hij zwart
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAAKD.
Jan Joris ging uit visschen eens.
Maar weet je, wat de stumperd dee'?.
Hij nam in plaats van 'n hengelstok
Een stevig parapluutje mee!
De slimme vischjer beten niet.
Zoodat hij 't hengelen maar liet.
Van bibahibabaribom,
Jan Joris was toch oliedom.!
Jan Joris ging eens tennissen.
Maar weet je, wat de stumperd dee"?
Hij nam in plaats van een raket
Zijn Moeders mattenklopper mee!
Geen balletje vloog over 't net.
Zijn tegenstander had veel pret.
Van bibabibabaribom,
Jan Joris was toch oliedom!
Jan Joris zou eens fietsen gaan.
Maar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van 'n rijwiel heusch
Zijn broertje's hobbelpaardje mee'
Geen stap verder kwam hjj 'r op.
Wat lachte toch zijn vriendje Jop!
Van bibabibabaribom.
Jan Joris was toch oliedom!
Jan Joris ging naar 'n voetbalmatch,
Miaar weet je, wat de stumperd dee'?
Hij nam in plaats van 'n leeren bal
Zijn ouden, stukken rugzak mee!
Zijn club verloor het toen met nul
En noemde hem een echten sul!
Van bibabibabaribom,
Jan Joris was toch oliedom!
In de kinderkamer, die in den tuin uit
kwam, stond Tineke. Ze stond voor de
open deuren, maar het regende zóó, dat
er plassen in den tuin stonden en de
dahlia's hun kopjes, zwaar van den regen,
lieten hangen.
Tineke ging sedert begin September
naar school, maar vandaag niet, vandaag
was het Zondag. Ze had zich zóó voorge
steld, hoe ze dezen Zondag den heelen dag
met Riekje buiten zou spelen, in den zand
bak en schommelen, of iets verstoppen,
onder de heesters en planten. En nu; niets
ervan! Ze zuchtte.
„Ga eens met je winkeltje spelen of met
het andere speelgoed, dat je op je verjaar
dag kreeg", raadcle Moeder, die op het punt
was de kamer uit te gaan. „Speele".
klonk het stemmetje van het drie-jarig
Riekje, dat meteen naar Tineke toe ge
dribbeld kwam. Het was een lief Riekje,
dat zusje van Tineke, en als zij met Moe
der Tineke van school kwam halen, zeiden
de kinderen uit de klas: „Dat leuke zusje
van Tineke staat er weer."
Dan voelde Tineke zich trotsch en zij
nam als een echte groote zuster, zij was
dan ook al zes, Riekje bij de hand. Maar,
niet altijd was het makkelijk de oudste en
wijste te zijn. :Riekje kon vaak een keel
opzetten, als ze niet in alles haar zin kreeg
Dan kwam Bet, de dienstbode, uit de keu
ken gevlogen en zei: „Waarom laat je dat
kleine kind nou niet aan je speelgoed? Jij
moet toch de wijste zijn!" Of Moeder zei:
„Jij, als oudste, móet wat schikken, Ti
neke! Riekje weet niet beter."
Ja, het was wel eens moeilijk oudste te
zijn. Zoo ook vandaag weer. Eerst speel
den de zusjes heel gezellig met het win
keltje. Tineke hield den winkel en Riekje
was klant. De koopvrouw zei haar klant
vóór, wat ze koopen moest. En dan woog
ze net als in een echten winkel op het
kleine weegschaaltje wat krenten af. Die
werden dan in een snoezig klein zakje
verpakt en dan dribbelde de klant er mee
naar huis. „Huis" was echter het lage
speeltafeltje. Dan moest de klant terug
komen om drop te koopen. Dit waren nog
niet alle heerlijkheden, die het winkeltje
verkocht- Er was een laatje met suiker
pepermuntjes en een ander met choco
ladeflikjes met witte pilletjes er op! Een
tijdje speelden ze o, zoo gezellig; totdat
op eens Riekje er bij ging zitten en met
beide handen alle flikjes, die ze gekocht
had, in haar mondje duwde.
Tineke werd er vuurrood van. De heele
voorraad flikjes van haar winkeltje ver
dween me daar in het gulzige mondje
van Riekje! Tineke vloog op haar af en
schudde haar heen en weer, maar Riekje
at haar mondje leeg en zei: „lekker hè?"
„Stout kind!" zei Tineke en ze borg de
pepermuntjes, de drop en de krentjes
gauw weer in de laatjes en zette het win
keltje hoog in de speelgoedkast, zoodat
Riekje er niet bij kon komen. „Ik speel
niet meer met Jou", zei Tineke, haalde
het poppenstrijkijzer voor den dag en ging
de kleeren van de baby-pop strijken
Kleine Riekje, die wel voelde, dat ze
iets gedaan had, dat niet mocht, ging stil
met haar blokjes spelen. Toen het haar
verveelde en dat was al gauw! ging
ze bij haar zusje staan kijken. Ze stak
haar handje naar de netjes gevouwen
poppenkleertjes uit, stootte er tegen en.,
daar vielen ze op den grondPats! daar
had ze een klap op haar handje beet!
Riekje's gezicht werd lang, haar lipje