KLEUR- en KNIPPLAAT
DE MAAN EN DE STERREN.
ANEKDOTEN.
goed afgeloopen. Doch op zekeren morgen
was moeder naar boven gegaan om de
slaapkamers te doen. Rina was haar ach
terna gedribbeld en hield moeder nu ge
zelschap bij het werk.
Zoo had Spits beneden het rijk alleen.
Hij bevond zich wel ln de keuken, maar
was niet vastgebonden. De deur was ge
sloten, maar die wist de slimme rakker
wel open te krijgen.
Een paar behendige sprongen en de
deur schoot uit het slot. Spits was vrij.
In de huiskamer vond hij niemand.
Maar dat hinderde niet. Hij wist zich toch
wel te vermaken. In een wip zat hij op de
divan. Dat was me een verrassing! Daar
lag Loukie, Rina's liefste pop. Spits wilde
Loukie heelemaal geen kwaad doen, wel
nee, alleen maar wat met haar spelen.
Maar Spits deed dat spelen zóó hardhan
dig. dat er na een kwartiertje van Louk
niets meer te vinden was dan een hoofd,
een romp, en hier en daar een arm of
been. Toen was de aardigheid van het
spelletje af. Spits ging nu voor de veran
dering maar eens in de gordijnen happen.
En spoedig waren er een paar flinke ga
ten in.
Onderwijl was moeder boven klaar ge
komen. Nog steeds van Rina vergezeld,
ging ze nu weer naar beneden. Toen ze
de trap afkwam en de keukendeur open
zag staan, sloeg haar plotseling de schrik
om 't hart. Ze had Spits niet vastgebon
den! Vlug liep moeder de huiskamer bin
nen. 't Eerst viel haar oog op de overblijf
selen van de arme Loukie. En toen ze
Spits zoo schuldbewust in een hoekje bij
de gordijnen zag zitten bemerkte moeder
al gauw, wat de hond nog meer vernield
had.
„Maar nu Is 't uit," zei moeder boos,
terwijl ze Spits naar de keuken bracht en
hem een paar flinke klappen gaf. „Nu is
't uit, Spits. Ik houd je niet langer."
Willem schrok niet weinig toen hij des
middags uit school kwam en moeder hem
vertelde wat er gebeurd was.
„Ik heb je beloofd het te probeeren met
Spits, Willem en dat heb ik gedaan. Maar
nu gaat het niet langer. De hond is te
jong en te speelsch. Hij zou hier alles ver
nielen. We zullen eens zien waar we hem
heenbrengen, maar weg moet hij."
't Viel Willem wel tegen. Hij had zoo
gehoopt dat Spits zou kunnen blijven,
hoewel hij nu toch zelf ook moest erken
nen dat het niet ging.
Terwijl het gezin aan tafel zat, zei moe
der: „Wisten we maar iemand die Spits
hebben wilde, 'k Zou hem toch liever er
gens anders brengen dan naar
Hier werd het gesprek onderbroken door
de bel.
„Doe jij eens open, Willem", zei moeder.
De jongen ging de kamer uit en even
later hoorde men hem roepen: „O, daar
is oom Jan"!
Bijna op 't zelfde oogenblik werd de
kamerdeur reeds weer geopend.
„Ja. daar is oom Jan", zei deze lachend,
terwijl hij vader en moeder de hand gaf.
„Hebben jullie nog een beetje eten voor
me? Ik moest onverwachts voor zaken in
de stad zijn en heb me geen tijd gegund,
wat te eten. Dus ik hoop, dat jullie nog
een beetje voor me over hebt."
„Dat spreekt vanzelf", lachte moeder.
Vlug dekte ze even voor oom bij en
zette hem de schalen voor.
Dat werd nog een gezellige maaltijd,
met den onverwachten gast.
Na het eten, terwijl vader en oom in
een makkelijke stoel zaten, zei oom plot
seling tot Willem:
„En jongen, wat heb je wel voor moois
gekocht, voor het geld dat ik je gaf? Ik
heb er nog niets van gehoord."
„Dat kan" zei vader. „Maar dan zul je
nu ook zooveel te meer hooren."
En in kleuren en geuren werd oom nu
alles verteld van Spits.
„Domme jongen," zei oom, „dat komt
er nu van, als je niet eerst je vader en
moeder om raad vraagt, 't Is niet meer
dan je verdiende loon, dat je Spits moet
missen. Maar één troost heb ik voor je.
Ik heb een groot huis en een tuin en geen
kleine meisjes van wie Spits de poppen op
kan eten. Hoe zouden jullie het vinden als
ik Spits eens meenam? Dan ben je je hond
toch niet heelemaal kwijt, Willem. Als je
dan in de vacantie bij mij komt logeeren,
dan vind je je vriend weer terug. En wie
weet, als Spits wat ouder en wijzer wordt,
en niet alles meer stuk bijt, of hij dan
nog niet eens bij je terug kan komen. Nu,
wat zeggen jullie ervan? Lijkt je mijn
voorstel goed?"
Nu, dat is te begrijpen. Vader en moe-
Wedstrijd in Dierenland.
Nee maar, wat 'n grappige wedstrijd!
Jumbo, de olifant en Knor-Knor, het
varken, rijden om het hardst! Dat moeten
we toch eens zien en we zullen het twee
tal maar dadelijk opzetten.
Eerst de plaatjes en driehoekjes op dun,
doorzichtig papier overtrekken.
Ze daarna op dun karton plakken.
Vervolgens de plaatjes kleuren Kies zelf
maar aardige kleurtjes uit.
Nu alles uitknippen.
(Nadruk verboden).
Dan de driehoekjes op de stipi
omvouwen.
De smalle reepjes met lijm. of gli
strijken en tegen de plaatjes plak
Natuurlijk krijgt Jumbo het
steuntje en Knor-Knor het kleinst!
ze goed stevig?
Zet ze dan allebei in de vensterl
de wedstrijd kan beginnen! Maar
waar je voor zorgen moet? Dat
ongelukken gebeuren! Zul je voo
zijn?
Het maantje kan niet loopen, want....
Het maantje heeft geen voetjes.
Het schuifelt zoo maar langs de lucht.
Heel stilletjes en zoetjes.
De sterretjes in donk're lucht
Staan bleek en stil te staren-
Toen ik een heel klein meisje was,
Dacht is, dat 't oogjes waren.
Het maantje en de sterretjes
Te saam in donk'ren nacht
Schenken hun licht aan d'aarde steeds
En houden trouw de wacht.
R. ASSCHER v. d. MOLEN.
(Nadruk verboden).
der en zelfs Willem waren met het plan
van oom zeer ingenomen.
Toen oom 's avonds naar huis ging, brach
ten vader en Willem hem weg. Spits liep,
stevig aan een touw gebonden rustig met
Willem mee.
't Viel den jongen nog wel even moei
lijk toen het oogenblik gekomen was. dat
hij zijn hond aan oom moest overgeven.
Maar zelf begreep hij toch ook, dat het
zóó het beste was.
„Tot ziens oom, tot ziens Spits", riep hij
dan ook opgewekt, toen de trein weg
rolde.
FRANCENA.
Ingezonden door Gerard de G
Overbodige vraag.
Kooper (op de markt tot appel
vrouw)„Zeg eens vrouwtje, wat
voor appelen. Hollandsche of buit
sche?"
Appelenvrouw: „Waarom wou u
ten? Wou u met ze gaan praten!
Ingezonden door Bep Snik
Zakkenroller (in dikke mist): „V
draaid, nou heb ik per abuis mijl
der taschje afgegraaid."
Ingezonden door Cor en Henk I
Bezorgd.
Mevrouw: „Hoe is het weer, Mi
Mina: „Afschuwelijk mevrouw,
geen hond uit te jagen".
Mevrouw: „Nou laat dan 't hond
thuis hoor, als jij uitmoet om boo
pen te doen."
1
Ingezonden door drietal De C
Dat lijkt verdacht.
Vader: „Jongen, als je met e<
rapport thuis komt, dan mag Je
zomer met mij op reis."
Zoontje (eenigszins benauwd)
u, vader het hoeft heusch niet, ik
thuis ook heel prettig."