Concours hippique te Geneve - Stratosfeertocht echtpaar Piccard KE FREGATVOGEL 75,le Jaargang LEIDSCH D4GB14D Tweede Blad FEUILLETON. Hollandsche ruiters in Genève. oep deelnemers aan Het internationale concours hippique te Genève. V.l.n.r. Ie luit. v. Lem L(Hollanfl')mej. Oausers .(België), baronesse von Oppenheim (Duitschland)j kapt. Gevaerts en le luit. Greter (beiden Holland). Huldiging Bloemen-Bertha door de studenten. Bloemen-Bertha uit de residentie herdacht den 'dag, waarop zij voor 30 jaar haar bloemen ging verkoopen onder de studenten. Studenten komen haar geschenken brengen. BOOR HET NATIONAAL JONGEREN VERBOND jn den Haag is een, tentoonstelling georganiseerd betrekking hebbend op luchtbescherming. Stand met gasmaskers. MUSSOLINI is een ijverig beoefenaar van de zwemsport. De dnce bij zijn dagelijksche bad. JAN v. d. BOGAERDT bijgenaamd Wouter", herdacht het feit, dat hij 25 jaar bediende is in de sociëteit Phoenix" van het Delftsche Studentencorps en werd door de studenten gehuldigd. DE STRATOSFEERVLUCHT VAN HET ECHTPAAR PICCARD. De ballon na de landing in een bosch nabij Cadix (Ohio). door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. H) fcSwf u onmogelijk", zeide Edgar, „wer- Eïïf'bet gaat niet. Ik kan niet nog eens Ik?,,»1?..? ^nd dollars betalen, pas na het ES Da£ zal over een ha'£ uur Plaats L n ik moet nu gaan". Er werd een verschoven. ■Als je weggaat", zeide Joe Green, „dan hoofdstuk xxxvin. Banc J}1"5 van Robert Asprey zat die Ihem v.er??nnen man in persoon, naast lias dochter, aan zijn andere zijde njn vrouw op een sofa. haar hand ril "7" Toor imt gelaat houdend, terwijl Jh 'an tijd tot tijd rilde, telkens als bam. ï?l'e berinneringen bij haar op- ikamepaan den anderen kant van de Kn. de gouverneur van den staat, 'osenwoordigheid aan dit tafereel - «nis en duurzaamheid verleende. ;;peraldi is een half uur te laat", zeide Het is niets voor tb' loWi 15 een nalr ul leun» i eindelijk. V» io laat te zijn". n'et. dat hem iets overkomen boden» T*10lnas Fuller. „Hij heeft veel voo", zeide Asprey, „maar ik ken er geen enkelen, die in staat zou zijn hem vijf minuten op te houden, laat staan een half uur. U hebt hem nooit aan het werk gezien". „Integendeel", glimlachte de gouverneur. „Ik reed eens van de hoofdstad hierheen met dat wonderlijke jongmensch". Toen zeide Louise langzaam: „Hij zal, niet komen". ga je er aan, man. Ik waarschuw je nu, als je mij bedriegt, laat ik je als een hond neerschieten". „Wat dat betreft", zeide de ander luch tig, „iedereen moet op een zekeren dag sterven". „Open de deur", zeide de gouverneur plotseling. „Ik wil die schurken zien". En Geraldi wierp de deur wijd open. De rijzige gestalte en het bleeke, knappe gelaat van den gouverneur van den staat vertoonde zich plotseling aan het drietal. Edgar Asprey was al opgestaan, de andere twee schenen van plan als twee ineen gedoken honden op hem af te springen, toen Asprey kalm zeide: „Heeren, zijné excellentie, gouverneur Thomas Fuller!" En hij boog voor den gouverneur! Renney wierp een blik over zijn schou der en kreunde. Lachende Joe wendde zich langzaam om en pakte de leuning van zijn stoel beet. Hit zwaaide als een riet in den wind op zijn stoel heen en weer, want op dat oogenblik zag hij geheel zijn blijde toekomst vernietigd, zijn levenswerk onge daan gemaakt en de gevangenis voor hem geopend. Hij trachtte Te spreken, het bloed steeg hem vuurrood naar het hoofd en hij viel bewusteloos op den vloer. „Til hem op", zeide de gouverneur, ter wijl Renney en Edgar Asprey door de andere deur verdwenen. „De schurk was eens mijn vriend. O, Geraldi, dit is een droevige dag van vernedering voor mij, maar met God's hulp zullen wij niet te laat zijn om gerechtigheid te laten gelden". Geraldi had zich voorover gebogen en de schouders van den gevallen man ge grepen, toen twee revolverschoten in de kamer er naast weerklonken. Geraldi en Thomas Fuller haastten zich naar de deur en openden die; op den grond vonden zij Renney in doodsstrijd liggen. Hij had nog de kracht om hijgend uit te brengen: „Asprey die duivel is een sluipmoordenaar. God vergeve mij. Adieu, Geraldi!" „Hoe vader. weet je dat, kind?" vroeg haar „Vanmiddag zeide hij mij goeden dag", antwoordde zij langzaam. „Hij zal van avond niet hier zijn". Daarna was er een pauze. „Zal hij niet terugkomen?" vroeg Robert Asprey ernstig. „Ik weet het niet", zeide het meisje. Zij hief de oogen op en keek droomerig in het vuur. „Ik weet het niet. en James ook niet". De gouverneur en Robert Asprey wissel den veelbeteekenende blikken, maar het meisje zat verdiept in het vuur te staren en in de toekomst, die zij daarin scheen te zien. „Waar hij ook is en waar hij ook heen gaat", zeide Thomas Fuller tenslotte. „God geve hem geluk, zooals hij ons allen dat gegeven heeft". „Amen", zeide Robert Asprey. „Amen amen", snikte mevrouw Asprey. Maar Louise zeide niets. Intusschen was Geraldi ver weg in de woestijn; met zonsondergang was hij ver trokken, na zijn paard flink te hebben afgewreven .Hij had Lorenz de hand ge drukt, had een bundel proviand klaar ge maakt, een geweer en ammunitie geno men, Indiaansche moccassins aangetrok ken en was stil de stad uitgeslopen. Hij bereed het paard niet, het was tamelijk frisch, zelfs na het zware werk van dien dag, maar Geraldi wilde het niet weer be lasten; hij nam te voet den weg naar het Zuiden op een sukkeldraf, zooals de Indianen doen, wanneer zij een langen tocht in het vooruitzicht hebben. Hij liep zonder ophouden voort, zonder verandering van pas; het had geregend en het zand was hard onder zijn voeten, maar zacht genoeg om het geluid van zijn .voetstap te dempen. Als twee geesten lie pen hij en zijn paard tot de maan op ging, toen kwamen zij over den heuvel en daal den af in een vlakke vallei, waardoor een kleine rivier liep, door wilgen omzoomd. Hier hield Geraldi halt om zijn paard te drenken en terwijl zij een oogenblik tus- schen deze boomen uitrustten, hoorden zij een krachtige mannenstem over de vallei zingen! Geraldi ging naar den zoom van het hout en keek uit. Daarop zag hij een man op een muilezel, die te onderkennen was aan het knikken van den kop, terwijl het dier langzaam voortliep, daarna aan den schuifelenden pas en eindelijk aan het klappen van de ooren. Zij kwamen nader en Geraldi hoorde glimlachend de woorden aan van een oud Mexicaansch lied, lang geleden gezongen, toen de Conquistadores, voor het eerst het keizerrijk van Montezuma tot hun prooi verklaarden. Dichter en dichterbij kwa men zij; de maan stond nu hoog boven de oostelijke helling van de kleine vallei en haar licht viel in een breeden vloed over den ruiter en zijn muilezel. En Geraldi zag een zwaren man, behaaglijk dik, het hoofd vroolijk achterover geworpen en een gitaar in de handen, vaardig bespeeld door ge oefende vingers. Edgar Asprey! Een revolver gleed in de hand van den fregatvogel. Hij was op het punt met een uitroep het pad op te loopen, klaar om te vuren, maar toen hield hem iets terug, een gevoel van ontzag misschien voor het brein en de onverschrokken handigheid en moed van dezen harteloozen schurk. In elk geval, de zanger vervolgde zijn weg door de vallei; hij werd tot een groot, silhouet, dat op en neer wipte en ook dit verdoezelde in het schijnsel van de maan, maar de stem vlood vol terug naar waar Geraldi stond, soms luid en sterk, krachtig, dan dalende tot gefluister, totdat het gezang zelf vervaagde en de zwerver alleen bleef met de woestijn en de groote, zil veren kalmte van de maan. Toen floot hij zijn paard en Zuleikha kwam naar den oever, geruischloos als een hert door het kreupelhout tredend. Zij kwam bij hem en legde het hoofd op zijn schouder, terwijl hij de vallei afzag in de richting, waarin Edgar Asprey ver dwenen was. Toen ging hij verder in hetzelfde spoor. (Slot). i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5