Overdracht commando Regiment Wielrijders te 's-Hertogenbosch DE FREGATVOGEL 75sle Jaargang LEIDSCH D4GBL4I) Tweede Blad FEUILLETON. n f - -1 11 l_ L L I l -I- - - door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 42) „Vier-en-twintig, vijt-en-twintig! Zoo, (jaar zijn ze, Jimmy. Vijf-en-twintighon- tod dollars HU deed een stap achteruit en scheen aen stapel geld te bewonderen. Lorenz «ond als aan den grond genageld te kij- Sen; hij had juist het vuur opgestookt en Ju trilde de pook ln zijn hand, alsof hij daarmede den ergerlijken bankbiljetten als ten persoonlijken vijand wilde slaan. „Dat maakt duizend dollars zuivere winst", zeide Geraldi, alsof hij daar nu «rst aan dacht. „Jnvalsch geld", bromde Sam Lorenz. ïKiJk het maar na". De hand, die Lorenz uitstak, beefde wer- ffljlk van hebzucht en afkeer, maar ten slotte griste hij de handvol geld op, voelde "dan, maakte daarop een beweging als het bankpapier weer neer te leggen 5! stak het toen met een nijdigen ruk in "in zak. „God geve je geen geluk met het paard", f5'ae hij bitter. „Je hebt mij al het plezier 'mijn leven ontnomen, Geraldi!" zeide deze. „Je hebt je rommel - gekocht en half gestolen; je hebt, JJt Ie betaald hebt en ik ook En nu wordt tijd om die koffie eens te proeven!!" HOOFDSTUK XXXV. Naast de keuken was een klein kamertje, nauwelijks grooter dan een hangkast; daar legde Geraldi zich na het ontbijt te slapen. Hij sliep van zonsopgang tot laat in den ochtend en werd toen wakker door het geluld van stemmen in het bijzon der van een zware, senore stem die van Joe Green! „Stuur Edgar Asprey een boodschap, dat ik hem hier wil spreken en dat hij vlug moet komen", zeide hij tot den pandhuis houder. Geraldi stond op, trok zijn laarzen aan en glimlachte, terwijl hij zijn koppel aan deed. Hij had er op gehoopt, dat er ruzie zou ontstaan tusschen de vijanden, als de vijftigduizend dollars bleken verdwenen te zijn en hij betastte een behoorlijken buldel geld in zijn borstzak. Een andere stem sprak, het rauwe snau wen van Renney. die zeide: „Lorenz, ik hoor, dat je Geraldi de grijze merrie ge geven hebt, die hij nu berijdt". „Hij heeft haar gestolen", zeide de pand huishouder, met nadruk liegende. „Hij stal het paard en hij zal vervloekt zijn er om". „Dat dier loopt niet, het vliegt", zeide Renney. „Ik heb nooit zulk een paard gezien!" „Jij!" wierp Joe Green er tusschen met plotselinge woede, „je had hem een gehee- len dag tusschen je vingers, maar je nam hem niet. Ben jij blind?" „En jij speelde kaart met hem", ant- woorde Renney. „Vond je die vermomming niet verdacht?" „Hoe kwam hij aan die vermomming?" vroeg Joe Green „Ik dacht, dat de oude Lorenz de eenige was, die iemand zoo kon veranderen!" „Ik krijg van alles de schuld, hè?" vroeg Lorenz droogjes. „Wat scheelt jullie toch? Heeft Geraldi jullie beet genomen?" „Neen, voor den duivel", antwoordde Renney. „We hebben hem verslagen, zoo handig en knap als hij is. We hebben hem bij den neus gehad". „Goed", zeide Lorenz, „en waar is hij nu? „Die rijdt als de duivel om weg te ko men; hij is zeker een paar honderd mijl hier vandaan". „Ik hoop, dat-ie stikt", zeide Lorenz. „Ik haat dien handigen bedrieger". „Eerlijke oude Sam", meesmuilde Joe Green, „hij kan niet nalaten de bedriegers te haten! Heb je Edgar Asprey in den laatsten tijd gezien?" „Hij doet nooit veel zaken met mij", ant woordde de pandhuishouder. „Zoo? Hij zal nu gauw zaken gaan doen. Vanmiddag om zes uur gaat hij met mevrouw Asprey trouwen". „Dat denkt hij", zeide Renney, „maar we zullen eerst eens een hartig woordje met hem spreken!" Zij spraken verder over koetjes en kalfjes, van den hak op den tak springend, maar Geraldi luisterde ontmoedigd. Als dat huwelijk zou plaats vinden, dan was alles, wat hij gedaan had, verloren en de zaak van Louise Asprey hopeloos. Er werd op de deur geklopt; Joe Green ging naar buiten en kwam woedend terug. „Edgar Asprey is uit de stad en zal voor vijf uur niet terug zijn. We zullen dus den geheelen dag hier in dit hol moeten wach ten, Lorenz. Waarmee kunnen wij ons amuseeren?" „Een spel kaarten", opperde de heler opgewekt „Ga zitten, vrienden, ik zal geven". „Zul jij den pot houden??" „Alleen om jullie bezig te houden". „Jij oude opgedroogde Chinees, je zoudt zeker eerlijk willen spelen, denk ik!" zeide Renney. „Laat die kaarten maar, ik ga wat slapen". „Er is geen goede plaats", zeide Lorenz haastig. „Is er niet een hok naast de keuken?" „Het is daar te benauwd". „O, goed genoeg voor mij, ik ben moe". Geraldi sloop uit het hok, deed de deur achter zich dicht en gleed langs de keu ken. Nauwelijks was hij in de gang ver dwenen, of Renney trad naar buiten, opende de deur van het kleine kamertje en riep dadelijk uit; „Wie is hier geweest, jij verraderlijke oude dief? Hei, Lorenz, wie is hier geweest?" „Niemand", zeide Lorenz, „niemand, behalve ik; ik heb er vanmorgen even geslapen". „Je liegt", zeide Renney. „Jij slaapt nooit, je werkt den geheelen dag en blijft 's nachts op om je geld na te tellen. Ik ken jou!" „Ook goed!" zeide Lorenz. „Zeg jij het dan maar. Ik ben bezig, laat me met rust!" Renney pruttelde nog wat door en einde lijk hoorde Geraldi. dat hij zich op den grond neerlegde; daarop stak deze de re volver weer in de lus onder zijn oksel, doch bleef nog een oogenblik besluiteloos in de gang wachten. Als Edgar Asprey eenmaal de twee mis dadigers hier zou ontmoeten, zou er een heftige discussie ontstaan; Asprey zou met recht beweren, dat hij het bloedgeld gezonden had en de anderen zouden ra zen uit wantrouwen en hebzucht. Maar als Asprey weer met hen tot zaken kwam en zich voor de tweede maal liet ader laten, hoe zou dan de positie van Louise Asprey zijn? Dan zou het huwelijk wor den voltrokken, het vermogen zou defini tief aan Edgar komen en zes uren daarna zou hij het geheele fortuin er door gelapt hebben. Zoodra hij het recht verkregen had om cheques te teekenen, zou niets hem kunnen terug houden. Daarom, of Robert Asprey er later al in zou slagen om gratie te verkrijgen, zijn vermogen zou geruïneerd zijn en zijn levenswerk vernietigd. Geraldi overdacht al deze mogelijkheden en kwam tenslotte tot de conclusie, dat er nog een enkele schaduw van hoop was. HOOFDSTUK XXXVI. Geraldi ging terug naar het grijze paard in den kleinen geheimen stal; het was gevoed en uitgerust en at met goeden eet lust. Hij zadelde het haastig, sloop door de achtersteeg en bereikte spoedig het open veld. De opzichtige Mexicaansche kleeding had hij uitgetrokken; die ver momming had nu geen doel meer, hij was eenvoudig Geraldi en genoeg bekend om in gevaar te verkeeren, zoolang hij in deze stad bleef. Toch kon hij niet weg gaan, zonder een en ander te hebben in orde gebracht en God geleidde hem onge zien uit Sankeytown. Toen liet hij het paard op zijn gelijk matige manier over de heuvels galoppee- ren, wanneer de weg voldoende vlak was; steile hellingen afdalende sprong hij uit het zadel en liep vooruit; klimmen deed hij ook te voet. Het gewicht van een man vermoeit een paard bij dalen en klimmen en bij groote snelheid; bij gewoon rijden is het geen groote last. (Wordt vervolgd). OVERBRACHT COMMANDO REGIMENT WIELRIJDERS. Overste baron van Lawick, die benoemd is tot gouverneur der Militaire Academie, heeft het commando over het Reg. Wielrijders overgudragen aan overste baron van Voorst tot Voorst. V.l.n.r. overste v. Voorst tot Voorst, generaal Fabius en overste van Lawick. IN DE FILM „COLLEGE RYTUM" welke op het oogenblik in de studio's van een groote Amerikaansche filmmaatschappij wordt opgenomen, speelt een aantal studenten mee. Links de man aart de camera. HET AFSCHEID VAN DEN BURGEMEESTER VAN NAARDEN den heer van Wettum. Door een haag van kinderen begeven de burgemeester en zijn vrouw zich naar het marktplein, waar de schoolkinderen een zanghulde brachten. ANNA MAY WONG de Chineesche filmactrice, die op het oogenblik te Londen vertoeft, aan het winkelen in Bondstreet. MONUMENT ter eere van de Zuidslavisehe koningen, ver vaardigd door den Franschen beeldhouwer JReai del Sarte (rechts). NIET BANG VAN WOLVEN. Mr. Stewart te Lon den gaat met wolven om als met honden. In den Lon- denschen dierentuin gaat hij zonder vrees in de kooi en stoeit met de dieren. MR. Til. W. F. A. MATHON - pro cureur-generaal bij het Bossche Ge rechtshof, bij zijn afscheid van het Gerechtshof.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5