De LondenMelbourne-race - Opening van de Gratote Utrecht
DE FREGATVOGEL
75,te Jaargang LEIDSCH D4GBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
De winnaar van de LondenMelbourne-race wordt bij
aankomst op de schouders rondgedragen.
Draadloos overgebrachte foto van de enthousiaste ontvangst van den
vlieger Scott.
De spanning is voorbij.
Soott's vrouw met het telegram, dat
haar man haar direct na aankomst
zond.
Een aanval op het record Van Scott.
De Ier Fitzmaurice, die met de Irish Swoop" niet mocht deelnemen aan de LondenMeL
bourne-race, heeft te kennen gegeven vandaag te zullen starten en te trachten het record van
Scott te breken.
1)E OFFICIEELE OPENING VAN DE GRAFISCHE TENTOONSTELLING „GRATO" NA DEN SUCCESVOLLEN TOCHT VAN DE UIVER. Het geheele K.L.M.-personeel UIYER-GEBAK. Een han-
IN HET JAARBEURSGEBOUW TE UTRECHT -door minister Steenberghe. De op Schiphol heeft gistermorgen hulde gebracht aan de kranige vliegers. Het hijschen dige koopman te Utrecht met
minister bij den stand van een lettergieterij. van de Nederland6che0 de Australische, de Amerikaansche en de Engelsche vlag. Ujver-gebak.
door George Owen Baxter,
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
37)
Geraldi wachtte dus, terwijl hij over de
zaak nadacht; zonder twijfel had Chal
mers zijn stem herkend en, toen hij met
Renney alleen was, een plan gemaakt. Het
scheen nauwelijks mogelijk, dat zij ln een
oogwenk, met een handbeweging als het
Ware, voorgoed van de baan waren.
Intusschen werd in den tuin van den
Eéuverneur het lawaai grooter en luider;
hij keek om en zag op dat oogenbllk een
half dozijn mannen uit de schaduwen te
voorschijn komen en zich om hem heen
scharen: ieder van hen was gewapend.
„Wie ben Jij?" vroegen zij.
Een van hen zeide toen: „Ik zal het
Woord voeren"
„Goed, kapitein".
„Wie ben jij? Wat duivel doe je hier op
een paard?"
„Vraag het den gouverneur", zeide Ge-
'aldi kalm. „Hij zal je wel vertellen,
waarom ik hier ben. En neem je hand van
oe teugels af of ik zal je leeren!"
„Wel, sufferd, wij zijn zes tegen één",
zeide de officier.
„Het kan mij niets schelen, al waren het
er duizend" zeide Geraldi. „Ik heb de
orders van den gouverneur".
Deze opsnijderij scheen eenige uitwer-
hng te hebben. „Ga terug door de gang,
oovth en Wilson wacht, ik ga mee. De
anderen blijven hier om dezen kerel in de
gaten te houden. Ik geloof, dat hij een
verdacht individu is; we zullen wel uitvin
den of de gouverneur werkelijk een man
hier geposteerd heeft".
Drie mannen spoedden zich weg. maar
de drie anderen bleven dicht om Geraldi
heen staan.
„Wie ben jij, vriend?" vroeg een van hen
nieuwsgierig.
„Een man. die werkt", antwoordde
Geraldi, „en wie ben jij?"
„Een luilak", grinnikte de ander. „Heeft
de oude je hier neergezet?"
„Ja".
„Waarom?"
„Ik zie niet in waarom ik je daarop zou
antwoorden".
„Houd het dan voor Je. Ze maken een
hoop herrie daar; nu schijnen ze wat te
kalmeeren".
In den tuin van den gouverneur werd
het rumoer plotseling gevolgd door stilte;
zoo compleet was de stilte, dat zij een
enkele stem konden verstaan.
„Dat is gouverneur Fuller", zeide een
van de mannen. „Ik ben benieuwd te
weten wat er gebeurd is".
Een wild geschreeuw barstte plotseling
los: twee schoten volgden, vlug achter
elkander en daarop meer schoten, gevolgd
door geroep uit de gang: „Houdt hem, jon
gensJenkinson, Spinder, Marks, houdt
den ruiter, die daar aankomt!"
In de gang dreunde hoefgetrappel over
het kiezel, het kwam nader, nu over
zwaarderen grond en de drie soldaten
wendden dadelijk hun aandacht van
Geraldi af.
Deze maakte echter geen beweging om
te vluchten, maar boog zich laag over het
zadel, zoodat hij beter zou kunnen zien
en zag een zwaren man met breede schou
ders uit de gang rijden, reohtop in het
zadel zittend, niettegenstaande het ge
vaar, dat hij tegemoet reed. Achter hem
werd steeds geroepen en geschreeuwd,
maar niet geschoten, waarschijnlijk uit
vrees een van de drie mannen te raken,
die den uitgang van de gang bewaakten.
En daarbij scheen het zeker genoeg, dat zij
den enkelen ruiter zouden opvangen.
Een van hen knielde neer om te mikken,
de andere twee hielden het geweer in den
aanslag, toen Geraldi den tijd gekomen
achtte om handelend op te treden. Iets ln
de opgerichte houding van den ruiter deed
hem aan Robert Asprey denken en hij was
bereid aan te nemen, dat deze het wer
kelijk was.
Een woord was genoeg voor het Arabi
sche paard, maar nu gaf hij het tegelij
kertijd een schreeuw en de sporen, zoodat
het recht op de groep militie-soldaten in
stormde. Misschien had zijn vorige eige
naar in vroeger dagen het paard dergelijke
dingen geleerd, ln elk geval zag het er niet
tegen op de drie mannen omver te loopen.
Het was werkelijk Asprey, die Geraldi toe
riep: „Goed gedaan, jongen", terwijl zij
naast elkander in de duisternis voortreden.
Zonder verder te spreken leidden zij hun
paarden naar de grens van de stad en
naar den langen boulevard langs het meer.
Daar er geen directe vervolging te vree
zen was, hielden zij in en konden thans
weer spreken.
„Niets gewonnen alles verloren",
zeide Asprey kortweg. „De een of ander
heeft den gouverneur er van overtuigd, dat
ik een laffe moordenaar ben en dat Sam
Lapaz een keurige kerel en een goed huis
vader was".
„Hij weigerde?"
„Hij stond op en nam mij onder handen.
Hij zeide, dat het hem genoegen zou doen
mij in de gevangenis te zien om de dood
straf af te wachten. Dat waren zijn woor
den; hij was wit van woede!"
„Wat zeide u terug? Kon u niet aan het
woord komen?"
„Tracht maar te redeneeren met iemand,
die zegt, dat je behoorde te worden ge
hangen!"
„Ik zou het geprobeerd hebben", zeide
Geraldi.
„Ik had geen tijd: het schieten in den
tuin begon en hij drong er op aan naar
buiten te gaan, toen hij hoorde, dat er
twee dooden waren". Hij hield op en voeg
de er toen aan toe: „Dat had jij natuurlijk
gedaan".
„Ja", zeide Geraldi. „Chalmers vond mij
uit; zij trachtten mij te vermoorden, toen
ik mij omkeerde. Het is moeilijk om zelfs
aan te nemen dat zij beiden dood zijn!"
HOOFDSTUK XXXI.
„Wacht even met je medelijden", zeide
Asprey. „Wij gingen naar buiten, de gou
verneur en ik; wij kwamen aan de plek,
waar die naast elkaar waren gelegd.
Iemand had een lantaarn gehaald en
daarmede werden zij onderzocht. Ik kende
Renney en natuurlijk kende ik Chalmers
met het gat door zijn hoofd. Ik dacht, dat
Renney ook dood was, maar toen hij zich
oprichtte
„Wat?"
„Hij richtte zich op de knieën op en
strompelde een oogenblik. De gouverneur
zelf pakte hem bij den schouder en wees
op Chalmers.
„Heb jij dien moord begaan?" vroeg de
gouverneur.
„Ik?" zegt Renney, die zijn zinnen terug
kreeg. Ik? Het was Geraldi, het was
rechtvaardig recht spreken. Wie kent dien
Geraldi? Toen gaf Renney een schreeuw:
„Hij kent hem", riep hij uit, naar mij
wijzend.
„Jij kent hem?" vroeg de gouverneur,
„wat heb jij hiermede uitstaande?"
„Hij zit er achter", schreeuwt die lafaard
van een Renney. „Hij heeft den man ge
huurd, die Chalmers van achteren dood
schoot en mij ook trachtte te dooden".
„Heeren, zeide ik, wilt u even zien, dat
die kogel niet van achteren geschoten is,
maar dat Chalmers van voren getroffen
werd?"
Zij sloegen daar geen acht op; de gou
verneur was erg boos. „Je hebt misbruik
gemaakt van mijn goedheid om vallen
rond mijn huis te zetten, Asprey", zeide
hij. „En daar zul je voor boeten. Ik gaf je
een vrijgeleide wegens een oude misdaad
voor dezen eenen avond, maar dat strekt
zich niet uit tot zulke dingen! Mannen,
neem dien man gevangen en bewaak
hem goed!"
Een paar van zijn bedienden kwamen op
mij af .Wat moest ik doen? Wel, ik ram
melde hun hoofden tegen elkander en liep
naar de achterpoort. Ik herinnerde mij,
dat je mij vertelde, dat je paard daar in
die gang zou staan; ik liep door de poort,
terwijl de kogels mij werden achterna ge
zonden, de gouverneur orders gaf en Ren
ney als een wild dier schreeuwde, zoo
woedend was hij. Gelukkig vond ik dade
lijk een paard, zoodra ik in de donker©
steeg kwam en terwijl ik hierheen reed,
schreeuwde zij nog achter mij aan. Maar
toen kwam jij tusschenbeide, Geraldi, en
dat is de reden, waarom wij nu samen
langs dit meer rijden en moeten overleg
gen, wat wij verder zullen doen. Er blijft
voor mij weinig over en voor jou is er
maar één weg!"
„En die is?"
(Wordt vervoigdjj