UIT WONDERLAND VRIENDSCHAP. door C. E, DE T.TT.T.F. HOGERWAARD De hoorde van een wonderland, Het ts een eind van hier! Daar dronk een dikke olifant Een lekker potje bier. Twee leeuwen in een kapsalon, Die hadden elk een schaar En knipten van familie Leeuw Heel keurignet het haar. m, Een groot kameel, die wiegde heusch Een kleuter op zijn rug, Hij deed het heel geregeld, niet Te langzaam of te vlug! IV. BH. En een giraf met langen hals, Die maalde koffie gauw, Dacht vast; Een kopje van dat vocht Smaakt lekker in de kou! y. Een tijger 'twas een kiekje waard! Nam een verfrisschend bad En spartelde, net als een mensch, Heel vergenoegd in 'tnat. VI. Een pelikaan met grooten bek, Die gaapte, 'tWas een klucht! Hij keek uit naar zijn naamgenoot Daar boven in de lucht. VU. vni. 13en beer had een kokspakje a De muts stond hem wat goa Hij kookte, bakte, braadde en t Smaakt alles lekker zoet. IX. Een koe verstond de naalkunst En naaid' op een machien Wat had ik 't naaiend koetje to Dol,, dolgraag willen zien! Een chimpansé, zeer muzikaal, Die speelde mooi viool En aapjes gingen als bij ons 'tWas negen uur! naar school. t Is Jammer, maar dat Wonde Ligt heel ver hier vandaan, Al kun je nog zoo loopen, t is Te ver om heen te gaan! XL Bekijk daarom de plaatjes goe Ik laat ze je graag zien. Misschien.... kom je er later Eens met een vliegmachlen] (Nadruk verboden). Kort geleden hoorde ik een treffend voorbeeld van vriendschap tusschen die ren, dat ik jullie graag eens even ver tellen wil. Kennissen van me bezitten een hond en een kat, die echter niet als hond en kat met elkander leven! Integendeel! Wolf, de ruigharige herder en het poese kind, dat Witje heet, omdat ze zoo'n aller gezelligst wit vlekje heeft, vlak koven haar neus, zijn de beste maatjes met elkaar. Ze eten uit denzelfden bak en 't is werkelijk aardig om te zien, hóe Witje dikwijls heel genoeglijk tusschen de pooten van Wolf haar middagdutje doet. Wee dengene, die haar dan probeert te storen! Wolf zou dat niet goedschiks toelaten. Op zekeren avond nu, dat de familie rustig in den voortuin zat, kwam eens klaps Wolf aangerend. Hij liep naar de vrouw des huizes, sprong blaffend tegen haar op, draafde weer een eindje weg, keerde terug en begon hetzelfde spelletje dan weer opnieuw. Men lachte er eerst wat om, want ieder een dacht, dat het Wolf om een stoei- en holpartij begonnen was en dat zijn opge wonden manier van doen daartoe een uit- noodiging gold. Maar Wolf bedoelde er heel wat anders mee. Toen hij maar grepen werd, nam hij ten einde japon van zijn vrouwtje tusschen den en probeerde op deze wijze 1 en met zich mee te trekken. Beseffend, dat er toch wel iets ders aan de hand moest zijn, sts vrouw tenslotte op en volgde hei draafde haastig voor haar uit, lil de regenton aan de andere zijde huis en sprong er luid blaffend te alsof hij zeggen wilde: „hier, vi hier moet je zijn!" Een klagelijk gemiauw klonk ton en stel je voor! men ontdekt! die er op de een of andere wijze ii meld moest zijn! Wolf had dit no gebeuren öf gezien öf gehoord ei lijk was het trouwe dier om hulp gaan. Spoedig was het arme Witje lijk uit haar benarden toestand Toen ze rillend en druipend van 1m weer op haar vier pootjes stond, Wolf uitgelaten om haar heen. D kig, dat zijn kleine vriendin was Is dit niet een alleraardigst w van vriendschap en trouw? Je i zeggen, dat het spreekwoord: al en kat met elkander leven, niet reden van bestaan heeft, vindt je .(Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14