5ste Jaargang Donderdag 25 October 1934 No. 43 ADRIAAN. MOEDERS VERJAARDAG. ,Zie je al wat, Kees?" vroeg Miek, die haar poes Mlra optilde en in haar rmen nam. Kees stond op de onderste van het tuinhekje en tuurde den g af. Komen ze er al aan?" Informeerde te- lijkertijd Jaap en wou zijn broer weg- kken van den uitkijkpost. Keen, ik ziet nog niets", riep Kees en de meteen: „Hier, Tim!" Een glimmende, bruinzwarte takkel op rte, kromme pootjes en met lange flap- en was door de spijlen van het hek ge- open en vluchtte den weg op. Tim!" riep Kees nog eens. Maar 't ïdje kwam niet, had weer eens een on- hoorzame bui. In groote vaart vloog een voorbij en alle kinderen zaten in gst, dat Tim er onder zou komen. Maar dribbelde verder op zijn korte pootjes. Ik ga aan Grada vragen, of we vader moeder tegemoet mogen gaan", besliste de grootste van de twee zusjes. Meneer en mevrouw Demmer waren ar de stad om eenige zaken te regelen Grada, de gedienstige, had dien dag zorg voor de kinderen, 't Was nu zoo geveer de tijd, dat de ouders terug ver- :ht konden worden, maar Grada durf- het rumoerige troepje niet langs den drukken verkeesweg laten gaan. i eens sprong Goliath, de groote, ruige nd van Kees, over het hek en rende de hting van het station uit. Nu was het epje niet meer te houden. Kees rukte hek open en holde Goliath achterna, i pakte vlug Miek bij de hand. Poes oeg ze onder haar arm. die moest ook Jaap liep Kees achterna en riep: acht toch even!" Irada stond aan het open hek het lepje na te kijken. De kinderen hielden den rechterkant van den weg en in- rdaad kwamen de ouders er aan. Go- li holde heen en weer tusschen de kin- en en meneer en mevrouw, et was een begroeting, of de ouders maand weg geweest waren in plaats een dag. En., hebt u wat meegebracht?' 'vroeg :k al gauw. Ia, natuurlijk," lachte vader, aar had het viertal ook al op gere id. lltijd brachten vader en moeder een assing mee. Den vorigen keer was het reusachtige kaatsbal geweest. Jam- dat Goliath 'm stukgebeten had! Waar hebt u 't?" informeerde Loes. Hier, in m'n rieten tasch", vertelde eder. laat eens zien", drong Jaap aan. Thuis." lè. hè, eindelijk waren allen binnen, ida vertelde, dat de kinderen zoet ge it waren en er niets bijzonders ge- rd was. toen moest 't cadeau voor den dag len. En wat was 't?Een schild- een vrij groote landschildpad, die de deren in den tuin konden laten loo- l Dat was wat voor ze! Ze waren zulke nvrienden! En zoo'n schildpad had- ze alleen nog maar op een plaatje len. toe heet ie?" vroeg Miek. Volgens haar it alles een naam hebben. En vader Het is vandaag groot feest bij ons, Want Moedertje verjaart. We hebben uit den tuin daarom Een bloemenschat vergaard. De laatste rozen plukten wij En dahlia's, een vracht! 't Wordt in ons huis al is het herfst! Een ware bloemenpracht! Wij vullen Moeders vazen vlug. Voorzichtig, breek ze niet! Als Moeder straks beneden komt, Weet zij niet, wat ze ziet! Z'is vast verrast, maar kom, maak voort! Moes' stoel moet nog versierd! Je moet toch daad'lijk kunnen zien, Wie er verjaardag viert! Een bof: het is juist Zaterdag En allen zijn we vrij! Zelfs Vader hoeft niet naar kantoor, O, jongens, "k ben zoo blij! Hoera, we vieren volop feest, Want Moedertje verjaart. 'k Vertel je gauw nog één geheim: Ons Jansje bakt' een taart! CARLA HOOG. (Nadruk verboden). zei den eersten den besten naam, welke hem te binnen schoot, n.l.: Adriaan. De vier kinderen liepen om Adriaan heen, als deze zich langzaam door den tuin, bewoog of bij de een of andere plant stil hield om er een paar malsche blaad jes van op te peuzelen. Maar o, die Adriaan kon zoo mooi ver stoppertje spelen! Wanneer de kinderen na het eten of na schooltijd weer in den tuin kwamen, dan moesten ze de schild pad altijd zoeken. Soms lag hij onder de Oost-Indische kers, soms tusschen de goudsbloemen of in 't rotstuintje, waar hij net een van de steenen leek. Loes bracht een van de volgende dagen haar schoolvriendinnetje mee om de aan winst te laten bewonderen. Die was al even verrukt over Adriaan ais de ande ren en zei: „Hè. 'k wou, dat mijn vader ook eens naar de stad ging en zoo'n schildpad voor me meebracht." „Dan moet je 't vragen", stelde Miek voor. „Ja, maar mijn vader gaat bijna nooit naar de stad", zuchtte Gonnie. Maar zie, wat 'n verrassing: toen Gon den volgenden morgen vóór schooltijd haar asterplanten wou gieten, zag ze daar op eens een schildpad loopen, juist zoo één als die van de Demmertjes. Dat was zeker een verrassing van vader. Ze had hem natuurlijk verteld over de schildpad en ja, vader was kort daarna uitgegaan. Stellig was vader nog naar de stad ge fietst. Ze vloog naar binnen om vader te bedanken. Doch de goede man wist ner gens van. „En u bent nog uitgegaan", zei Gon. „Ja, naar 't wijkhuis om m'n voet te laten verbinden. Je weet toch, dat ik dien bezeerd had. Die schildpad zal wel weg- geloopen zijn van Demmer." „Neen, vast niet", meende Gon. En toch, als ze goed nadacht, alleen de akker van Verweij was er tusschen. Maarzij, Gon had 't beest nu en ze was er blij mee. En toen Loes 't bü de school niet over de schildpad had, zei Gonnie er ook niets van. De kwestie was, dat de Demmertjes 's morgens Adriaan wel niet hadden kun nen vinden, maar ze dachten vast, dat 't beest wel weer voor den dag zou komen. De dag ging echter voorbij zonder dat ze 't vonden. En den tweeden dag kwam Adriaan evenmin voor den dag. „Hij ls de wijde wereld in", zei Kees weinig bemoedigend. Toen klaagde Loes haar nood aan Gon endeze hield haar mond. Uit angst, dat de schildpad haar ook ontsnappen zou, had ze hem in de leege kuikenren gedaan en voorzag 't beest geregeld van zachte, groene blaadjes. En toch't ware plezier beleefde ze er niet aan. Va der was niet meer op de schildpad terug gekomen, hij had 't te druk. Moeder had ze er niets van verteld, de ren stond in een afgelegen hoekje van den tuin bij wat ouden rommel, zoodat moeder er niets van merkte. Telkens als Loes weer begon over den verloren ge raakten Adriaan, wou Gon bekennen waar ie was. Maar meteen hield ze de woorden in en redeneerde: morgen loopt hij immers weer weg naar een anderen kant en dan zijn ze 'm toch kwijt! Maar Gonnie's gedachten keerden tel kens weer naar haar onrechtmatig bezit terug. Zelfs 's nachts droomde ze er van: hoe ze Adriaan bij Loes terug bracht en hoe blij ze allen waren. Maar ze durfde niet. Ze had te lang gewacht en dadelijk zouden de kinderen zeggen: „Waarom heb je Adriaan zooveel dagen bij je ge houden?" Ten slotte hield Gon 't niet langer uit en vertelde alles aan haar moeder. Die vond 't wel jammer, dat haar meisje zoo gehandeld had en natuurlijk moest ze Adriaan zoo gauw mogelijk terugbrengen En Gons moeder had een heel leuk plan. Zij zou maken, dat Adriaan niet meer wegloopen kon. Ze nam een groote kluwen oranje wol uit haar werkmand. En toen Gonnie Adriaan gehaald had, plakte ze 't eind van den draad met hechtpleister stevig op zijn harden rug vast. En zoo bracht Gon Adriaan weer bij de Demmer tjes terug. Wat die blij waren met den verloren gewaanden vriend! 't Was nog een moeilijk oogenblik voor 't meisje, toen ze moest vertellen, dat ze de zwerveling een poos voor zich gehouden had. Maar de buurtjes praatten daar gauw overheen, verrukt als ze waren over den oranje draad. Even werd de draad doorgeknipt, 't kluwen in de kippenren gelegd, den draad door één van de mazen gestoken en weer aan 't andere eind vastgebonden. Daar liep Adriaan al weer heen, een oranje spoor achterlatend. Nu zou hij zoo licht niet wegraken. En de kinderen zei den, dat Gonnie maar vaak moest komen om naar Adriaan te kijken. Nu. dat wou Gon graag doen. Veel blijer dan ze in dagen geweest was, ging ze naar huis. Vaak trok ze daarna naar Adriaan. Maar dat ze dan met z'n vijven wel wat anders deden dan de schildpad naloopen, is licht te begrijpen. J. H. BRINKGREVE—ENTROP (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13