Hoe men meeleefde met de prestaties van de „Uiver DE FREGATVOGEL 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De „Uiver" als tweede te Melbourne. Minister Deckers feliciteert den heer Plesman. Ze zijn er! FEUILLETON. 99 MUSSOLINI DECOREERT VLIEGER De Duce decoreert een militairen vlieger bij zijn bezoek aan een vlieg basis bij Rome. Het talrijke publiek, dat tot ver in den nacht voor het hoofdkantoor van de K.L.M. in de residentie wachten, juicht over deze fraaie prestatie. Minister Deckers, 'die in het K.L.M.-gebouw de berichten afwachtte over de Uiver, was de eerste, die den De heer Plesman, midden in het raam, deelt het publiek in den nacht mede, 'dat'de Uiver geland K.L.M.-directeur geluk wenschte met het enorme succes van de K.L.M. is. Het Wilhelmus werd hierna spontaan door de vele wachtenden gezongen. door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 86) Chalmers kwam terug, een krachtig Paard aan den teugel leidend, een dier ®et een grooten kop, dat. zoodra het de phjze merrie zag, begon te trappen. Zu- lelkha ging achteruit, terwijl zij snuivend net hoofd schudde en Geraldi moest het Paard achterna loopen om het te kalmee- ren met eenige snel gesproken Arabische woorden. Hij kwam met het paard terug en werd dadelijk daarop door een straal uit een zaklantaarn beschenen. Hij ging op ah, maar het licht volgde hem en bescheen K- °.pnleuw; t°en ging het uit. ..Kalm nu, kalm nu", snauwde Renney. wi. weten hoe de man er uitziet, met nl za'5en doe", verklaarde Chalmers, hei iv me een heeleboel geruster als ik Werken" 1 k6n Van Wie m6t Za' samen achtig^' 26106 nlets. maar hij was zenuw- zeisen1' nu door de Poort naar den tuin", t. SeJ>ney, „en loop het huis rond om dat m? d6 nachtwaker er is. Green zeide, I nemen" d'6n voor zl-'n rekenin^ zou L W.vi»1 '°°r Geraldi niets anders op dan den t,m^amen HÜ Sing door de poort i tuin m, maar klom dadelijk onhoor baar in een appelboom, zoodat hij met het hoofd boven de schutting uit kwam en kon hooren, wat de twee mannen in de gang met elkander bespraken. Het stelde hem gerust te hooren. dat zij niet over hem spraken, maar over het werk van dezen avond. Met een veiliger gevoel liet hij zich weer zakken en liep door den tuin; Robert As- prey had hem een beschrijving daarvan gegeven, maar bij nacht was alles anders. Hij moest den weg op het gevoel vinden, totdat hij wist hoe de paden liepen en vaak moest hij dicht over den grond heen- buigen om wat te kunnen zien. Hij liep langs den achterkant van het huis; door het keukenraam zag hij de keukenmeid, die aan den gootsteen de vaten stond te wassohen; daarop liep hij naar den zij kant en bleef staan in een prieel, van waaruit hij den ingang van het huis kon zien. Hij streek een lucifer aan en dien tusschen zijn handen houdend, keek hij op zijn horloge; het was bijna half tien. Nauwelijks had hij den lucifer wegge worpen, of een groote gedaante kwam in de duisternis te voorschijn en liep regel recht op het huis af. Het was Robert Asprey. Geraldi glimlachte om het karak teristieke van deze wijze van doen, niet tegenstaande het gevaar, dat hij liep en waarvoor hij gewaarschuwd was en sloop door de duisternis, naar hem toe. Toen hij Asprey fluisterend aanriep, wendde deze zich om, met een wapen in de hand. „Ik ben het", zeide Geraldi en kwam nader. Asprey grinnikte. „Ik dacht, dat het misschien een van die anderen was", zeide hij; zelfs zijn gedempte stem had een brommend geluld. „Verwacht u misschien, dat zij zullen waarschuwen?" „Zelfs een slang doet dat voordat zij aanvalt", maar zulke slangen als deze niet; zij zijn achter het huis en verwachten u niet zoo vroeg. De gouverneur wellicht ook niet. Kunt u binnen komen?" „Ik zal bellen". „Goed". Asprey klom de stoep op; een bediende deed open, doch hij schudde het hoofd bij het vernemen van den naam. De gou verneur had orders gegeven, zeide hij, dat hij meneer Asprey dien avond niet kon ontvangen; hij had de boodschap achter gelaten, dat hij van meening veranderd was aangaande de tusschen hen bespro ken aangelegenheid. De deur werd geslo ten en Asprey wendde zich met een zucht om; „Ze hebben de zaak al voor mij in orde gemaakt", zeide hij droevig. „Ik krijg niet eens de kans om voor mijzelf op te komen". „En wilt u het hierbij laten?" vroeg Geraldi. „Wat kan ik doen?" „Breek in en dwing Fuller u te ont vangen". „Ik ken Tom Fuller, je kunt hem niet bang maken". „Dat is niet noodig, u behoeft alleen maar met hem te spreken". „Ik zal probeeren een raam open te maken". „Wacht even, ik zal de deur openen". Geraldi leunde slechts een oogenblik tegen de voordeur, toen week zij met een ge- dempten klik van het slot, zoodat Geraldi haar kon openen. „Ga in de bibliotheek", fluisterde Geraldi, „daar hebt u de meeste kans hem te vinden; hij houdt van boeken. Ga naar binnen en pleit voor uw leven!" Asprey legde een groote hand op den schouder van zijn vriend, ging naar bin nen en deed de deur zachtjes toe, terwijl Geraldi als een schaduw den tuin door en het huis langs terug sloop. Hij was dicht bij de achterpoort, toen hij zag, dat de twee anderen den tuin inkwamen. „Is alles in orde, jong?" vroeg de stem van Chalmers. „Alles in orde", zeide hij. „Zoo", gromde Renney, „je hebt ons lang genoeg laten wachten". Zijn houding en toon waren plotseling veranderd. „Ga voor", zeide Chalmers, „loop maar door, jongmensch, wij komen wel achter je aan". „Een oogenblik", zeide Geraldi. „Ik heb een spoor, die rammelt, ik zal die even Vastmaken". Hij hurkte op een knie neer, maar hoe wel hij aan de spoor scheen te peuteren, hield hij zijn oogen constant gericht op de twee andere mannen. Plotseling snauwde Chalmers: „Jij dui- velsche verraderen zijn hand maakte een vlug gebaar. HOOFDSTUK XXX. Zoo volkomen had Chalmers het voor deel van zijn positie, dat hij in staat moest zijn geweest om zijn kogel recht tusschen de schouders van den knielenden Geraldi te jagen, maar het eerste woord had hij nog niet uitgesproken, of Geraldi schoot. Het was een bliksemsnelle greep in zijn open baadje en hjj vuurde met dezelfde beweging, waarmede hij zijn hand terug trok. De groote Chalmers wankelde ach terover; de handgreep, waarmede hij zijn revolver getrokken had, deed het wapen ver weg slingeren tegen Renney aan, juist toen deze vuurde. Toen het wapen van Geraldi weer afging, vielen Renney en Chalmers beiden neer. Geraldi sprong op hen toe en bukte zich over hen heen. Chalmers was door het hoofd geschoten en er was een breede, bloedende wond op Renney's voorhoofd. „Beiden!" mompelde Geraldi. Hij stond op en keek rustig om zich heen; de achterdeur van het huls ging met een ruk open en een bundel zwak licht stroomde naar buiten. Twee bedienden stormden de stoep af en spoedden zich naar de plaats des onheils, terwijl Geraldi tusschen de boomen wegsloop. Hij wachtte bij de achterpoort en keek om, toen de beide bedienden de gevallen mannen be reikten. Hun geschreeuw was eenige hui zenblokken ver te hooren en Geraldi spoedde zich naar de gang achter den tuin. De merrie kwam op het eerste flui ten aanloopen; hij sprong in het Zadel en reed naar den ingang van de steeg, maar wachtte daar een oogenblik en deed twee nieuwe patronen in de revolver, onderwijl er over nadenkend, wat er met Robert Asprey zou gebeuren. Wat zijn veiligheid ook zou voorschrijven te doen. er was wei nig twijfel aan hetgeen hij had trachten te doen en dat was. het huis uit te loopen en als een goed soldaat dadelijk op het schie ten af te gaan! En daarna? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5